
Jurisprudentie
BI7244
Datum uitspraak2009-06-10
Datum gepubliceerd2009-06-10
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200807782/1/R2
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-06-10
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200807782/1/R2
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluiten van 10 juni 2008 en 1 juli 2008, kenmerk 2008/21923, heeft het college van gedeputeerde staten van Limburg (hierna: het college) opnieuw besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Heerlen (hierna: de raad) bij besluit van 7 december 2005 vastgestelde bestemmingsplan "Heerlerheide Zuid - deelgebied Litscherveld".
Uitspraak
200807782/1/R2.
Datum uitspraak: 10 juni 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], gevestigd te [plaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Limburg,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluiten van 10 juni 2008 en 1 juli 2008, kenmerk 2008/21923, heeft het college van gedeputeerde staten van Limburg (hierna: het college) opnieuw besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Heerlen (hierna: de raad) bij besluit van 7 december 2005 vastgestelde bestemmingsplan "Heerlerheide Zuid - deelgebied Litscherveld".
Tegen deze besluiten hebben [appellanten] bij brieven, bij de Raad van State ingekomen op 22 oktober 2008, beroep ingesteld. De gronden van de beroepen zijn aangevuld bij brief van 23 december 2008.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft de raad een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 mei 2009, waar [appellanten], beide vertegenwoordigd door mr. T.M.T.M. Lindeman, en het college, vertegenwoordigd door mr. T.C. van der Meulen, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting de raad als partij gehoord, vertegenwoordigd door mr. H.H.B. Lamers, advocaat te Maastricht, en R.J.H. Franssen en G.N.C. van der Nat, ambtenaren in dienst van de gemeente.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), rust op het college de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient het college rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft het college erop toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
2.2. Het plan voorziet in een nieuwe woonwijk met een ontsluitingsweg ten zuidwesten van het perceel van [appellanten].
2.3. [appellanten] betogen dat het college ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan de plandelen met de bestemmingen "Verblijfsdoeleinden (Vb)", "Verblijfsdoeleinden - fiets- en voetpad (Vb(f+v))" en "Groen (G)" voor zover die zijn gelegen op of binnen 30 meter van hun bedrijfsperceel. Zij voeren hiertoe aan dat het onduidelijk is hoe de toegangsweg en de rondweg moeten gaan lopen, nu deze niet op grond van het plan kunnen worden gerealiseerd. Voorts is volgens [appellanten] onduidelijk waar de groenstrook zal moet komen waaraan goedkeuring is onthouden. Tevens is daarom onduidelijk of nog een geluidsscherm dient te worden geplaatst en of zo'n scherm in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. [appellanten] betogen dat onvoldoende onderzoek is gedaan naar de mogelijke geluidsoverlast van het verkeer in de woonwijk. Ook is daarbij geen rekening gehouden met cumulatie van geluid afkomstig van andere bronnen. Daarnaast voeren zij aan dat de achterzijde van hun bedrijfsperceel door het plan makkelijker is te bereiken. Hierdoor bestaat volgens hen een groter risico op inbraak. Tot slot betogen [appellanten] dat het besluit in strijd is met de uitspraak van de Afdeling van 3 oktober 2007, in zaak no. 200606665/1.
2.4. In het dictum van het bestreden besluit van 10 juni 2008, voor zover hier van belang, is bepaald dat goedkeuring wordt onthouden aan die plandelen die zijn gelegen op het huidige terrein van [appellanten], een en ander zoals met een rode omlijning is aangegeven op de plankaart. Het college heeft het plandeel met de bestemming "Groen (G)" op de plankaart voor zover dat op het huidige terrein van [appellanten] ligt, niet voorzien van een rode omlijning. De motivering van het besluit strekt evenwel tot het in zoverre niet goedkeuren van dit plandeel. De Afdeling is van oordeel dat het dictum van het besluit, als beslissend deel van het besluit, bij de vaststelling van de bedoeling van het bestuur in een geval als dit vanuit een oogpunt van rechtszekerheid doorslaggevend dient te zijn. Aan het in zoverre in geding zijnde plandeel is derhalve goedkeuring verleend. Gezien de omstandigheid dat de motivering van het besluit strekt tot de conclusie van het college dat aan het plandeel in zoverre goedkeuring zal worden onthouden, wordt de verlening van goedkeuring niet gedragen door een deugdelijke motivering.
Het beroep van [appellanten] is in zoverre gegrond. Het bestreden besluit van 10 juni 2008 dient op dit punt wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb te worden vernietigd.
Gelet op het vorenstaande ziet de Afdeling aanleiding om goedkeuring te onthouden aan het plandeel met de bestemming "Groen (G)" voor zover dat op het huidige terrein van [appellanten] ziet.
2.5. Het college heeft bij de bestreden besluiten de plandelen met de bestemmingen "Verblijfsdoeleinden (Vb)", "Verblijfsdoeleinden - fiets- en voetpad (Vb(f+v))" en "Groen (G)" voor het grootste deel goedgekeurd.
2.6. De Afdeling heeft in de uitspraak van 3 oktober 2007 in zaak no. 200606665/1 overwogen dat wat betreft het aspect geluid een indicatieve afstand van 30 meter tussen het bedrijf van [appellanten] en woningbouw moet worden aangehouden, omdat onvoldoende is onderbouwd of het mogelijk is om een geluidsscherm te plaatsen tussen het bedrijf en de voorziene woningen. Omdat aan dit aspect is voorbijgegaan, is het besluit van rechtswege voor zover dat betrekking heeft op de plandelen die zijn gelegen binnen 30 meter gemeten vanuit elk punt van de huidige kadastrale grens van het terrein van [appellanten] in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid geacht. Naar aanleiding van deze uitspraak diende het college de desbetreffende plandelen integraal te bezien en de goedkeuring te heroverwegen.
2.7. In de motivering van het bestreden besluit van 10 juni 2008 heeft het college vermeld dat het de redenen waarom de Afdeling de goedkeuring van rechtswege gedeeltelijk heeft vernietigd, onderschrijft. Daarom heeft het college goedkeuring onthouden aan de plandelen die zien op het huidige perceel van [appellanten] en aan de plandelen met de bestemming "Wonen (W)" die binnen 30 meter van het huidige perceel van [appellanten] liggen.
In het aanvullende bestreden besluit van 1 juli 2008 heeft het college zich op het standpunt gesteld dat ook goedkeuring moet worden onthouden aan de plandelen met de bestemmingen "Tuin (T)" en "Erf (E)" voor zover die binnen 30 meter van het huidige perceel van [appellanten] liggen. Het college heeft de plandelen met de bestemmingen "Verblijfsdoeleinden (Vb)", "Verblijfsdoeleinden - fiets- en voetpad (Vb(f+v))" en "Groen (G)" voor zover die binnen 30 meter van het huidige perceel van [appellanten] liggen uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar geacht en heeft aan deze plandelen in zoverre goedkeuring verleend.
2.8. Anders dan het college stelt, strekt de uitspraak van de Afdeling tot het in onderlinge samenhang bezien van de betrokken plandelen met inachtneming van de in de uitspraak genoemde overwegingen. Uit de bestreden besluiten blijkt niet dat het college de voorliggende plandelen opnieuw en integraal heeft beoordeeld. Voorts heeft het college bij het aanvullende bestreden besluit van 1 juli de gedeeltelijke goedkeuring niet gemotiveerd, terwijl in het bestreden besluit van 10 juni is vermeld dat het college de overwegingen van de Afdeling onderschrijft. Hierdoor is in afwijking van de uitspraak van de Afdeling gehandeld. Ook is uit de bestreden besluiten niet gebleken dat het college bij de afweging van alle bij het besluit betrokken belangen rekening heeft gehouden met de belangen [appellanten]. Nu tevens niet is gebleken dat definitief is afgezien van het voornemen tot woningbouw binnen 30 meter van het perceel, had het op de weg van het college gelegen om, gelet op de motivering van de uitspraak van 3 oktober 2007, ook goedkeuring te onthouden aan de plandelen met de bestemmingen "Verblijfsdoeleinden (Vb)", "Verblijfsdoeleinden - fiets- en voetpad (Vb(f+v))" en "Groen (G)" voor zover die zijn gelegen binnen 30 meter van het perceel van [appellanten].
De conclusie is dat hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd aanleiding geeft voor het oordeel dat het bestreden besluit is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid en niet berust op een deugdelijke motivering. Het beroep is ook in zoverre gegrond. Het bestreden besluit dient wegens strijd met artikel 3:2 en artikel 3:46 van de Awb te worden vernietigd.
De Afdeling ziet in de omstandigheden van het geval aanleiding om goedkeuring te onthouden aan de plandelen met de bestemmingen "Verblijfsdoeleinden (Vb)", "Verblijfsdoeleinden - fiets- en voetpad (Vb(f+v))" en "Groen (G)" voor zover die zijn gelegen binnen 30 meter van het perceel van [appellanten].
2.9. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt de besluiten van het college van gedeputeerde staten van Limburg van 10 juni 2008 en 1 juli 2008, kenmerk 2008/21923, voor zover daarbij goedkeuring is verleend aan de plandelen met de bestemmingen "Verblijfsdoeleinden (Vb)", "Verblijfsdoeleinden - fiets- en voetpad (Vb(f+v))" en "Groen (G)" voor zover die zijn gelegen op of binnen 30 meter van het perceel van [appellanten];
III. onthoudt goedkeuring aan het onder II. genoemde;
IV. bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de besluiten van 10 juni 2008 en 1 juli 2008;
V. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Limburg tot vergoeding van bij [appellanten] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 689,59 (zegge: zeshonderdnegenentachtig euro en negenenvijftig cent), waarvan € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de provincie Limburg aan [appellanten] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
VI. gelast dat de provincie Limburg aan [appellanten] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 288,00 (zegge: tweehonderdachtentachtig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. Langeveld
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 juni 2009
317-545.