
Jurisprudentie
BI7254
Datum uitspraak2009-06-10
Datum gepubliceerd2009-06-10
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200808265/1/H1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-06-10
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200808265/1/H1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 3 februari 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Venlo (hierna: het college) [appellant] en [belanghebbende] onder aanzegging van bestuursdwang gelast binnen twee weken de op het perceel [locatie] te Venlo in het trappenhuis opgeslagen autobanden en andere zaken te verwijderen.
Uitspraak
200808265/1/H1.
Datum uitspraak: 10 juni 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 30 september 2008 in zaak nr. 08/200 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Venlo.
1. Procesverloop
Bij besluit van 3 februari 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Venlo (hierna: het college) [appellant] en [belanghebbende] onder aanzegging van bestuursdwang gelast binnen twee weken de op het perceel [locatie] te Venlo in het trappenhuis opgeslagen autobanden en andere zaken te verwijderen.
Bij besluit van 3 mei 2005 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 30 september 2008, verzonden op 1 oktober 2008, heeft de rechtbank Roermond (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 november 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 12 december 2008.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 mei 2009, waar [appellant], en het college, vertegenwoordigd door J.M.G. Vincken, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:8 van de Awb vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Ingevolge artikel 3:41 van de Awb, voor zover van belang, geschiedt de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht door toezending of uitreiking aan hen.
Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2.2. [appellant] betoogt dat de rechtbank zijn beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. [appellant] voert hiertoe aan dat hij het besluit op bezwaar van 3 mei 2005 eerst per brief van 21 september 2007 heeft ontvangen en dat de rechtbank heeft miskend dat het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat het besluit van 3 mei 2005 daadwerkelijk aan hem is verzonden. [appellant] stelt dat voor hem na kennisneming van het besluit een volledige beroepstermijn is gaan lopen, zodat zijn op 23 oktober 2007 ingediende beroep tijdig is ingediend.
2.3. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 24 oktober 2007 in zaak nr. 200703442/1) dient, ingeval van niet aangetekende verzending van besluiten of andere rechtens van belang zijnde besluiten, het bestuursorgaan aannemelijk te maken dat het desbetreffende stuk is verzonden. Indien het bestuursorgaan de verzending van het desbetreffende stuk aannemelijk heeft gemaakt, ligt het op de weg van de geadresseerde om, indien daartoe aanleiding bestaat, de ontvangst ervan op niet ongeloofwaardige wijze te ontkennen. Eerst als dat gebeurt, is het aan het bestuursorgaan dat het stuk heeft verzonden om de ontvangst daarvan door de geadresseerde aannemelijk te maken.
2.4. Het besluit op bezwaar van 3 mei 2005 is niet aangetekend verzonden. Op dit besluit is met een stempel de tekst "verzonden 9 mei 2005" geplaatst. In de aanhef van de brief is het postbusnummer van [appellant] vermeld. Het college heeft een afdruk overgelegd uit de geautomatiseerde verzendadministratie. Gelet hierop heeft het college aannemelijk gemaakt dat het besluit op bezwaar op 9 mei 2005 aan [appellant] is verzonden. Ter zitting heeft het college gesteld dat aan de op een op verzoek van [appellant] bij brief van 21 september 2007 toegezonden afschrift van het besluit op bezwaar aangebrachte handgeschreven codering, anders dan [appellant] stelt, niet de gevolgtrekking kan worden verbonden dat het besluit op bezwaar naar een onjuist adres is verzonden, nu deze codering is aangebracht door de brandweer en geheel los staat van de verzending van het originele exemplaar bij brief van 9 mei 2005. De enkele stelling van [appellant] dat hij de beslissing op bezwaar niet heeft ontvangen, kan niet worden aangemerkt als een niet ongeloofwaardige ontkenning van de ontvangst in evenbedoelde zin.
Gezien vorenstaande moet worden aangenomen dat het besluit van 3 mei 2005 op de voet van artikel 3:41 van de Awb op 9 mei 2005 aan [appellant] bekend is gemaakt. Op grond van artikel 6:8 van de Awb is de termijn voor het indienen van een beroepschrift derhalve op 10 mei 2005 aangevangen en geëindigd op 20 juni 2005. [appellant] heeft eerst bij fax van 23 oktober 2007, derhalve na afloop van de termijn, beroep ingesteld bij de rechtbank.
2.5. Het vorenstaande is door de rechtbank ten onrechte in het midden gelaten omdat het betoog van [appellant], dat vanaf het moment dat hij het besluit bij brief van 21 september 2007 heeft ontvangen de volledige beroepstermijn van zes weken is aangevangen, niet kan worden verworpen dan nadat eerst is vastgesteld dat het besluit op 9 mei 2005 op de juiste wijze is bekendgemaakt.
De rechtbank heeft vervolgens terecht overwogen dat, zo [appellant] al zou moeten worden gevolgd in zijn ontkenning van de ontvangst van dat besluit, van een verschoonbaar te laat ingediend beroepschrift in dit geval geen sprake is, nu [appellant] stelt eerst per brief van 21 september 2007 op de hoogte te zijn gesteld van het besluit op bezwaar en hij vervolgens meer dan vier weken heeft gewacht met het instellen van beroep tegen dat besluit. De rechtbank heeft hierbij terecht in aanmerking genomen dat voor een geslaagd beroep op artikel 6:11 van de Awb, nadat alsnog kennis is verkregen van het bestaan van een besluit, daartegen onverwijld beroep dient te worden ingesteld, waarbij als regel een termijn van 14 dagen wordt aangehouden.
2.6. Het beroep is door de rechtbank, zij het op andere gronden, terecht wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient, met verbetering van de gronden waarop het berust, te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Van Dorst
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 juni 2009
357-604.