
Jurisprudentie
BI7359
Datum uitspraak2009-06-09
Datum gepubliceerd2009-06-11
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/665 CSV + 08/666 CSV
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-06-11
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/665 CSV + 08/666 CSV
Statusgepubliceerd
Indicatie
Premiekorting arbeidsgehandicapten. Met de in de artikelen 79b, derde lid, van de WAO en 82a, derde lid, van de WW opgenomen zinsnede ‘het loon van de werknemer’ wordt gedoeld op het brutoloon sociale verzekeringen. Dat het Uwv geen hoger beroep heeft ingesteld tegen een andere uitspraak, inhoudende dat dient te worden uitgegaan van het brutoloon, leidt de Raad, voor een eigen beoordeling in dit geding in hoger beroep geplaatst, niet tot een ander oordeel.
Uitspraak
08/665 CSV
08/666 CSV
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], h.o.d.n. [bedrijfsnaam], gevestigd te [vestigingsplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraken van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 5 december 2007, 07/763 en 07/782 (hierna: aangevallen uitspraken),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 9 juni 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. E. Nagtegaal, advocaat te Zaandam, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 maart 2009. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door L.M. Taal, werkzaam bij Erven Jan de Boer B.V. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H. Segers, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad stelt voorop dat het in geding zijnde geschil wordt beoordeeld aan de hand van de wettelijke bepalingen zoals die luidden ten tijde in geding.
1.1. Bij besluiten van 27 oktober 2006 heeft het Uwv aan appellant voor elk van de premiejaren 2003 en 2004 een (lage) premiekorting arbeidsgehandicapten toegekend van € 454,-- ten behoeve van werknemer [naam werknemer] (hierna: de werknemer).
1.2. Bij besluiten van 16 januari 2007 heeft het Uwv de bezwaren van appellant tegen de besluiten van 27 oktober 2006 ongegrond verklaard. Het Uwv heeft daartoe, onder verwijzing naar de artikelen 79b, derde lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (hierna: WAO) en 82a, derde lid, van de Werkloosheidswet (hierna: WW), het standpunt ingenomen dat met het in die artikelen genoemde ‘loon van de werknemer’ gedoeld wordt op het brutoloon sociale verzekeringen en niet op het brutoloon.
2. Bij de aangevallen uitspraken heeft de rechtbank de beroepen tegen de besluiten van 16 januari 2007 ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich gemotiveerd tegen deze uitspraken gekeerd. Appellant betoogt dat bij de toepassing van de artikelen 79b van de WAO en 82a van de WW uitgegaan dient te worden van het brutoloon van de werknemer en niet van het brutoloon sociale verzekeringen van de werknemer, als gevolg waarvan in 2003 en 2004 een (hoge) premiekorting toegekend dient te worden van (in totaal) € 2.042,-- per jaar.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Ingevolge artikel 79b, eerste lid, van de WAO en artikel 82a, eerste lid, van de WW wordt (voor zover hier van belang) de werkgever, op diens aanvraag, voor zolang de dienstbetrekking duurt doch ten hoogste gedurende de eerste drie jaar vanaf de aanvang van de dienstbetrekking voor de werknemer die op de dag van de aanvang van die dienstbetrekking een arbeidsgehandicapte is als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten een korting toegekend van € 1.021,-- per jaar op de door hem verschuldigde premie, bedoeld in artikel 76a van de WAO en artikel 81, eerste en derde lid, van de WW.
4.2. Ingevolge artikel 79b, derde lid, eerste en tweede volzin, van de WAO en artikel 82a, derde lid, eerste en tweede volzin, van de WW is het eerste lid slechts van toepassing indien het loon van de werknemer over het kalenderjaar tenminste 50% van het naar een jaarbedrag herleide minimumloon bedraagt zoals dat voor de werknemer gold op 1 januari van het desbetreffende kalenderjaar. Voor de werknemer wiens loon minder dan 50% van het hiervoor bedoelde minimumloon bedraagt, geldt een bedrag van € 227,--.
4.3. Ingevolge artikel 13, eerste lid, van de WAO en artikel 14, eerste lid, van de WW wordt onder loon in de zin van deze wetten verstaan het loon in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering.
4.4. De Raad stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat als bij de toepassing van de artikelen 79b van de WAO en 82a van de WW uitgegaan wordt van het brutoloon sociale verzekeringen van de werknemer over 2003 en 2004 recht bestaat op een premiekorting van (in totaal) € 454,-- per jaar, en dat als uitgegaan wordt van het brutoloon van de werknemer over die jaren recht bestaat op een premiekorting van (in totaal) € 2.042,-- per jaar.
4.5. De Raad ziet zich dan ook louter gesteld voor de vraag of met de in de artikelen 79b, derde lid, van de WAO en 82a, derde lid, van de WW opgenomen zinsnede ‘het loon van de werknemer’ gedoeld wordt op het brutoloon sociale verzekeringen of op het brutoloon.
4.6. De Raad is met de rechtbank en het Uwv van oordeel dat bij de toepassing van de artikelen 79b, derde lid, van de WAO en 82a, derde lid, van de WW uitgegaan dient te worden van het brutoloon sociale verzekeringen. Daartoe overweegt de Raad dat noch in genoemde artikelen zelf (zoals deze met ingang van 1 januari 2004 met terugwerkende kracht tot 1 januari 2002 luiden) noch in de toelichting daarop (Memorie van Toelichting bij de Verzamelwet Sociale Verzekeringen 2003, Tweede Kamer, vergaderjaar 2002-2003, 28 978, nr. 3, pagina’s 20/21) is opgenomen dat uitgegaan dient te worden van een ander loonbegrip dan in de artikelen 13 van de WAO en 14 van de WW. De Raad ziet dan ook onvoldoende aanknopingspunten voor de stelling van appellant dat desondanks uitgegaan dient te worden van het brutoloon.
4.7. Dat het Uwv om hem moverende redenen geen hoger beroep heeft ingesteld tegen de uitspraak van rechtbank Haarlem van 22 augustus 2006 (AWB 05-3284 WAO), waarin de rechtbank heeft geoordeeld dat bij de toepassing van artikel 79b, derde lid, van de WAO uitgegaan dient te worden van het brutoloon, leidt de Raad, voor een eigen beoordeling in dit geding in hoger beroep geplaatst, niet tot een ander oordeel.
4.8. Uit vorenstaande overwegingen volgt dat de aangevallen uitspraken voor bevestiging in aanmerking komen.
5. De Raad acht tot slot geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraken.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Schoemaker als voorzitter en N.J. van Vulpen-Grootjans en B.J. van der Net als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van N.L.E.M. Bynoe als griffier, uitgesproken in het openbaar op 9 juni 2009.
(get.) R.C. Schoenmaker.
(get.) N.L.E.M. Bynoe.
IJ