Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI7383

Datum uitspraak2009-06-10
Datum gepubliceerd2009-06-11
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers327510 CV EXPL 09-1313
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Vervallen rente niet toewijsbaar. Eiser heeft nagelaten stukken over te leggen waaruit datum verzuim blijkt. Omdat niet kan worden vastgesteld dat eerder dan op de dag van dagvaarding verzuim is ingetreden als bedoeld in artikel 6:81 BW wordt de post vervallen rente afgwezen en is over de hoofdsom pas vanaf dag van dagvaarding rente verschuldigd.


Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT Sector Kanton Locatie Maastricht zaaknr: 327510 CV EXPL 09-1313 typ: MH coll: MH vonnis van 10 juni 2009 in de zaak van [eisende partij], gevestigd te [woonplaats], eisende partij, hierna te noemen [eisende partij], gemachtigde: mr. E.Ph. Roelofs, advocaat te Heerlen, tegen [gedaagde partij], wonend te [woonplaats], gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde partij], in persoon procederend. VERLOOP VAN DE PROCEDURE [eisende partij] heeft bij dagvaarding van 5 maart 2009 een vordering ingesteld tegen [gedaagde partij]. In reactie hierop heeft [gedaagde partij] ter eerst dienende datum bij brief voor antwoord geconcludeerd. [eisende partij] heeft daarop voor repliek geconcludeerd onder toevoeging van twee producties. Ofschoon [gedaagde partij] daartoe in de gelegenheid is gesteld, heeft hij op de conclusie van repliek niet gereageerd, ook niet in de vorm van een verzoek om (nader) uitstel. Vervolgens is vonnis bepaald waarvan uitspraak is bepaald op heden. MOTIVERING het geschil [eisende partij] vordert de veroordeling van [gedaagde partij] – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad – tot betaling van een bedrag van € 297,50, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 december 2006 tot aan de dag van algehele voldoening en onder verwijzing van [gedaagde partij] in de proceskosten. Kerhoffs stelt in opdracht van [gedaagde partij] in november 2006 een taxatie te hebben verricht van het pand gelegen aan de [adres X]. [gedaagde partij] heeft de openstaande factuur van 4 december 2006 tot op heden onbetaald gelaten. [gedaagde partij] betwist ooit de opdracht aan [eisende partij] te hebben gegeven om bovengenoemd pand te taxeren. Bij conclusie van repliek weerspreekt [eisende partij] dat [gedaagde partij] nooit een opdracht tot taxatie zou hebben gegeven. Daartoe verwijst zij naar de aan de conclusie van repliek gehechte fotokopie van een opdrachtbevestiging van 27 november 2006 en naar een fotokopie van een factuur van 4 december 2006. [gedaagde partij] heeft op de conclusie van repliek, na daartoe uitdrukkelijk in de gelegenheid te zijn gesteld, niet meer gereageerd zodat de nadere stellingen en producties van [eisende partij] onweersproken zijn gebleven. de beoordeling Voor zover uit zijn verdere proceshouding nog niet moet worden afgeleid dat [gedaagde partij] zijn stellingen niet langer wenst te handhaven, moet in ieder geval het door [eisende partij] bij repliek nader gestelde als vaststaand worden aangenomen. Daarbij komt dat het op de weg van [gedaagde partij] had gelegen nader te motiveren en aan de hand van specifieke omstandigheden te duiden dat [gedaagde partij] nooit opdracht heeft gegeven om een taxatie uit te voeren van het pand aan de [adres X]. Hij laat dit na. Bovendien wordt tegenover de uitdrukkelijke tegenspraak van [eisende partij] nagelaten bewijs aan te bieden. Het verweer van [gedaagde partij] wordt dan ook zonder meer gepasseerd. Met name telt dat [gedaagde partij] niet betwist dat hij rechthebbende is geweest ten opzichte van de litigieuze onroerende zaak, dat het zijn handtekening is die onder de in het geding gebrachte opdrachtbevestiging prijkt en dat hij einde 2006 aan het adres [adres] woonde, op welk adres de opdrachtbevestiging en de factuur gesteld zijn. Gelet op het bovenstaande dient de gevorderde hoofdsom te worden toegewezen. De gevorderde post vervallen rente acht de kantonrechter echter niet toewijsbaar. [eisende partij] heeft enkel een fotokopie van de factuur van 4 december 2006 overgelegd. [eisende partij] heeft nagelaten afschriften van aanmaningen, telefoonnotities of eventuele andere correspondentie over te leggen waaruit blijkt dat zij [gedaagde partij] betalingsherinneringen heeft toegezonden. Nu niet kan worden vastgesteld dat eerder dan op de dag van dagvaarding verzuim is ingetreden als bedoeld in artikel 6:81 BW, zal de gevorderde post vervallen rente worden afgewezen en is over de hoofdsom van € 297,50 eerst vanaf 5 maart 2009 rente verschuldigd. Met betrekking tot de gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten heeft [eisende partij] onvoldoende gemotiveerd en gespecificeerd toegelicht welke incassoactiviteiten zij voorafgaand aan de onderhavige procedure heeft verricht. Hierdoor is niet komen vast te staan dat Kerhoffs werkzaamheden heeft verricht en daarop betrekking hebbende kosten heeft gemaakt die de normale voorbereiding van een gerechtelijke procedure te buiten gaan. Dit onderdeel van de vordering zal dan ook worden afgewezen. [gedaagde partij] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij tot betaling van de aan de zijde van [eisende partij] gevallen proceskosten worden veroordeeld. BESLISSING Veroordeelt [gedaagde partij] om aan [eisende partij] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 297,50 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 maart 2009 tot en met de dag van algehele voldoening. Veroordeelt [gedaagde partij] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [eisende partij] tot op heden begroot op € 289,25, bestaande uit € 120,00 aan salaris gemachtigde, € 90,00 aan vastrecht en € 79,25 aan explootkosten. Wijst het meer of anders gevorderde af. Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A Staal, kantonrechter en is in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.