
Jurisprudentie
BI7404
Datum uitspraak2009-06-10
Datum gepubliceerd2009-06-11
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers09/424 Wob
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-06-11
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers09/424 Wob
Statusgepubliceerd
Indicatie
Geen schorsing van het besluit van de Minister van VWS tot openbaarmaking van het geanonimiseerde onderzoeksrapport van het College sanering zorginstellingen over de (financiële) problematiek bij Stichting Philadelphia Zorg.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het geschoonde rapport niet is opgesteld ten behoeve van intern beraad en geen bedrijfs- en fabricagegegevens bevat. Ook zal openbaarmaking van het onderzoeksrapport niet leiden tot onevenredige benadeling van verzoeksters dan wel derden. Zie ook uitspraak LJN BI7402
Uitspraak
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Voorzieningenrechter
Reg.nr.: 09/424 Wob
Uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening in het geschil tussen:
Stichting Philadelphia Zorg, statutair gevestigd te Nunspeet
Stichting Espria, statutair gevestigd te Harderwijk
verzoeksters,
en
de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
verweerder,
Omroepvereniging VARA
Het Financiële Dagblad
RTL Nederland
De Stentor
derde-partijen.
1. Procesverloop
Op verzoek van de Staatssecretaris van VWS (hierna: de staatssecretaris) heeft het College sanering zorginstellingen (hierna: CSZ) onderzoek gedaan naar de precieze aard en omvang van de (financiële) problematiek bij Stichting Philadelphia Zorg te Nunspeet (hierna: Philadelphia). Bij besluit van 10 maart 2009 heeft verweerder aangegeven op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) over te zullen gaan tot openbaarmaking van het betreffende rapport van het CSZ van 15 december 2008 met uitzondering van (onder meer) bedrijfs- en fabricagegegevens.
Verzoeksters hebben bij brief van 24 maart 2009 een bezwaarschrift ingediend bij verweerder. Bij schrijven van dezelfde datum is verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Bij brief van 28 april 2009 hebben verzoeksters toestemming als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb gegeven. De derde-partijen hebben eveneens toestemming verleend.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 8 juni 2009, waar namens verzoeksters is verschenen mr. drs. K.D. Meersma, advocaat te Amsterdam. Verder was namens Philadelphia aanwezig
[naam Philadelphia]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.J. Daalder, advocaat te Den Haag. Namens Omroepvereniging Vara is verschenen [naam Vara]. Namens RTL Nederland is verschenen [naam RTL].
2. Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 8:81 van de Awb dient te worden nagegaan of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, een voorlopige voorziening vereist.
2.2 Ingevolge artikel 3, vijfde lid, van de Wob wordt een verzoek om informatie ingewilligd met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10 en 11, waarin de absolute en de relatieve uitzonderingsgronden op het uitgangspunt van openbaarheid zijn opgenomen.
2.3 Verzoeksters hebben aangevoerd dat het rapport naar hun mening nog steeds bedrijfs- en fabricagegevens bevat die vertrouwelijk aan de overheid zijn medegedeeld. Met name is gewezen op vertrouwelijke gegevens die door PricewaterhouseCoopers, de accountant van Philadelphia, aan het CSZ zijn verstrekt. De passages waarin wordt geciteerd uit diverse management letters en verslagen van de accountant van Philadelphia, zijn ten onrechte niet geanonimiseerd. Het gaat hier om interne informatieverschaffing aan de raad van bestuur en/of de raad van commissarissen en verzoeksters hebben deze informatie onder voorwaarde van vertrouwelijkheid verstrekt. Openbaarmaking van deze informatie zal de bedrijfsvoering schaden, aldus verzoeksters.
2.4 In artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, is bepaald dat het verstrekken van informatie ingevolge deze wet achterwege blijft voor zover het bedrijfs- en fabricagegevens betreft, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld.
Naar vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) moet artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, restrictief worden uitgelegd. Van de hier bedoelde gegevens is sprake indien en voor zover uit die gegevens wetenswaardigheden kunnen worden afgelezen of afgeleid met betrekking tot de technische bedrijfsvoering of het productieproces dan wel met betrekking tot de afzet van de producten of de kring van afnemers en leveranciers. Ook gegevens die uitsluitend de financiële bedrijfsvoering betreffen kunnen onder omstandigheden als bedrijfsgegevens worden aangemerkt.
De voorzieningenrechter heeft met toepassing van artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb kennis genomen van de inhoud van het rapport en overweegt als volgt.
Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 29 april 2008, LJN: BD0771, overweegt de voorzieningenrechter dat het feit dat gegevens vertrouwelijk aan de overheid zijn verstrekt, niet met zich brengt dat dergelijke gegevens alleen al om die reden als bedrijfsgegevens moeten worden beschouwd. Dat de informatie afkomstig is uit management letters en accountantsverslagen en niet, zoals in de uitspraak van de Afdeling, uit een accountantsrapport maakt dit niet anders.
Voor alle afzonderlijke passages, die hierna worden besproken, zal derhalve beoordeeld moeten worden of sprake is van gegevens die moeten worden aangemerkt als bedrijfsgegevens.
De passage, vermeld op blz. 21 van het rapport, behelst niet meer dan de opmerking van de deskundigen van het CSZ dat zij in hun rapport het begrip ‘incidenteel’ hanteren waar door de accountant afwisselend het begrip ‘incidenteel’ en ‘bijzonder’ wordt gehanteerd en dat dit leidt tot een correctie van het gepubliceerde resultaat in de geconsolideerde resultatenrekening. De eerste passage op blz. 24 betreft een risico-inschatting door het CSZ. De tweede passage op deze bladzijde is een mededeling uit de management letter 2006 van algemene aard die alle zorginstellingen betreft. De derde passage op deze bladzijde en de eerste passage op blz. 25 betreffen een algemene vermelding van hetgeen de raad van bestuur van Philadelphia voornemens was te doen in verband met de waardering van het eigen vermogen. De tweede passage op blz. 25 maakt melding van het hanteren van diverse waarderingsbegrippen door Philadelphia en behelst een in zeer algemene bewoordingen gesteld advies terzake. De passage op blz. 26 betreft wederom een voornemen van Philadelphia van algemene aard. De passage op blz. 29, met betrekking tot de interne beheersing, bevat een risico inschatting van de accountant in het kader van de jaarrekeningcontrole 2005 en constateringen over de interne beheersing in 2006 en 2007. In de passage op blz. 33, waar de kernpunten van het halfjaarrapport van de accountant van 26 september 2008 worden weergegeven, zijn door verweerder de financiële gegevens geanonimiseerd. Op blz. 36 wordt een conclusie getrokken over de kredietfaciliteit van Philadelphia maar de hoogte ervan is eveneens door verweerder verwijderd.
Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kunnen deze passages niet worden gerekend tot bedrijfs- of fabricagegevens. Uit de passages kunnen geen wetenswaardigheden worden afgelezen of afgeleid met betrekking tot de technische bedrijfsvoering of het productieproces van verzoeksters. Evenmin betreffen de passages vermeldingen over de afzet van de producten van verzoeksters of de kring van afnemers en leveranciers. Ook zijn in de besproken passages geen financiële gegevens opgenomen die moeten worden aangemerkt als bedrijfsgegevens, zodat openbaarmaking ervan dan ook niet zal kunnen leiden tot concurrentievervalsing.
Dit leidt tot de conclusie dat de uitzonderingsgrond als bedoeld in artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, niet aan de orde is.
2.5 Verder hebben verzoeksters aangevoerd dat het rapport is opgesteld ten behoeve van intern beraad en het rapport persoonlijke beleidsopvattingen bevat, zodat het rapport om die reden niet openbaar mag worden gemaakt.
2.6 Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wob wordt in geval van een verzoek om informatie uit documenten, opgesteld ten behoeve van intern beraad, geen informatie verstrekt over daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen.
De eerste vraag die moet worden beantwoord is of het rapport van het CSZ is opgesteld ten behoeve van intern beraad.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder c, van de Wob wordt onder intern beraad verstaan het beraad over een bestuurlijke aangelegenheid binnen een bestuursorgaan, dan wel binnen een kring van bestuursorganen, in het kader van de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor een bestuurlijke aangelegenheid.
Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat geen sprake is van intern beraad. Zoals hiervoor is vermeld, heeft de staatssecretaris aan het CSZ verzocht onderzoek te doen naar de precieze aard en omvang van de (financiële) problematiek bij Philadelphia vanuit haar politieke verantwoordelijkheid voor de gezondheidszorg en het welzijn van de cli?nten van Philadelphia. CSZ is door de staatssecretaris niet bij de onderhavige kwestie betrokken ten behoeve van intern beraad maar om vanuit zijn deskundigheid onderzoek te doen en de staatssecretaris zo mogelijk te adviseren. Het CSZ draagt verder geen verantwoordelijkheid voor het door de staatssecretaris gevoerde en te voeren beleid.
Nu het rapport niet is opgesteld ten behoeve van intern beraad, komt de voorzieningenrechter niet toe aan de vraag of in dit rapport persoonlijke beleidsopvattingen zijn neergelegd.
2.7 Namens verzoeksters is ten slotte aangegeven dat openbaarmaking van het rapport in de huidige vorm, een onevenredige benadeling van Philadelphia zal opleveren. Voor de succesvolle uitvoering van het inmiddels tot stand gekomen herstelplan is essentieel dat alle betrokkenen zich kunnen concentreren op de toekomst. Openbaarmaking van het rapport kan een nieuwe negatieve hausse aan publiciteit tot gevolg hebben, waardoor het herstel zal worden verstoord. Rust en ruimte zijn van essentieel belang voor Philadelphia en iedereen die bij Philadelphia betrokken is. Het belang van Philadelphia om de (kern)taken uit te kunnen voeren dient zwaarder te wegen dan het belang van openbaarmaking van het rapport, aldus verzoeksters.
2.8 Ingevolge artikel 10, tweede lid, van de Wob blijft het verstrekken van informatie achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang te voorkomen dat bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel derden onevenredig worden bevoordeeld of benadeeld.
De voorzieningenrechter is met verzoeksters van oordeel dat het belang van Philadelphia om de problemen op te lossen en daarmee de zorgverlening aan de cli?nten te kunnen verbeteren, bijzonder zwaarwegend is. De voorzieningenrechter deelt echter niet het standpunt van verzoeksters dat openbaarmaking van het rapport in de huidige vorm zal leiden tot onevenredige benadeling van verzoeksters dan wel diegenen die direct bij Philadelphia zijn betrokken, onder wie niet in de laatste plaats diegenen die voor hun zorg en welzijn afhankelijk zijn van Philadelphia.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat het belang van openbaarmaking van het rapport zwaarder dient te wegen. Verweerder heeft bij zijn belangenafweging kunnen betrekken de omstandigheid dat het gaat om het functioneren van een instelling die deel uitmaakt van de (semi-)publieke sector die werkzaam is ten behoeve van zeer kwetsbaren in de samenleving en die nagenoeg volledig uit publieke middelen wordt gefinancierd.
2.9 Dit leidt tot de conclusie dat het verzoek om schorsing van het besluit van de Minister van VWS van 10 maart 2009 moet worden afgewezen.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek af.
Aldus gegeven door mr. Tj. Gerbranda en in het openbaar uitgesproken op 10 juni 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.