
Jurisprudentie
BI7408
Datum uitspraak2009-04-15
Datum gepubliceerd2009-07-28
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers320277 / HA ZA 08-3170
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-07-28
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers320277 / HA ZA 08-3170
Statusgepubliceerd
Indicatie
Eigendom riolering. Geen toepassing art. 5:20 lid 2 want onduidelijk wie bevoegde aanlegger was. Horizontale natrekking doorbreekt verticale natrekking.
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 320277 / HA ZA 08-3170
Vonnis van 15 april 2009 (bij vervroeging)
in de zaak van
de vereniging met rechtspersoonlijkheid
VERENIGING VAN EIGENAARS STATENDAALDER, 2 TOT EN MET 38 (EVEN EN ONEVEN) TE LEIDERDORP,
gevestigd te Leiderdorp,
eiseres,
advocaat mr. F.P. van Galen te Leiden,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE LEIDERDORP,
zetelend te Leiderdorp,
gedaagde,
advocaat mr. R. Lever te Leiden.
Partijen zullen hierna ook de VvE en de gemeente worden genoemd.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- het tussenvonnis van 26 november 2008,
- de akte overlegging producties van de zijde van de VvE, met producties,
- de brief van mr. Lever d.d. 3 maart 2009, met producties,
- het proces-verbaal van comparitie van 13 maart 2009.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De feiten
Op 25 februari 1977 heeft de gemeente een voorlopig koopcontract gesloten met projectontwikkelaar [A.], betreffende de verkoop van enkele percelen grond aan [A.] ter realisatie van bestemmingsplan "Winkelhof". Deze percelen bestrijken het gebied tussen de Engelendaal, de Gallaslaan en de Heinsiuslaan te Leiderdorp (hierna: de percelen).
[A.], althans haar dochteronderneming Hilvest B.V., heeft in de percelen riolering aangelegd en deze riolering aangesloten op de reeds aanwezige gemeentelijke riolering onder de Engelendaal en de Heinsiuslaan.
[A.] heeft het gebied tussen de Engelendaal, de Gallaslaan en de Heinsiuslaan bebouwd. [A.] heeft daar onder andere de Winkelhof gebouwd, een complex bestaande uit woningen, een winkelcentrum, een sporthal en een parkeergarage.
Op 23 januari 1980 heeft de gemeente de percelen, met de daarop inmiddels gerealiseerde bebouwing, aan [A.] geleverd. Op dezelfde datum is de Winkelhof gesplitst in zes appartementsrechten en is een van deze appartementsrechten ondergesplitst in zevenendertig woningen, plaatselijk bekend als Statendaalder 2 tot en met 38. Deze woningen zijn verkocht.
Het rioleringsstelsel onder de Winkelhof bestaat uit een vuilwaterriool en een hemelwaterriool. De woningen en winkels van de Winkelhof zijn aangesloten op dit rioleringsstelsel. Het rioleringsstelsel onder de Winkelhof staat op diverse punten in verbinding met de omliggende gemeentelijke riolering.
De gemeente is eigenaar van de riolering in de openbare gronden rondom de Winkelhof.
Het geschil
De VvE vordert - samengevat en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
i) een verklaring voor recht dat de gemeente eigenaar is van het hoofdrioleringsstelsel onder de Winkelhof tot aan de aansluitingen naar de woningen en de winkels en dient zorg te dragen voor het beheer en het onderhoud daarvan;
ii) veroordeling van de gemeente om binnen twee maanden na vonnisdatum op haar kosten door een gespecialiseerd bedrijf een inventarisatie te laten maken van het noodzakelijke onderhoud aan het rioleringsstelsel en om binnen vier weken na ontvangst van genoemde inventarisatie, doch uiterlijk binnen vier maanden na vonnisdatum, op haar kosten aan de hand van die inventarisatie een daarin gespecialiseerd bedrijf opdracht te geven om het onderhoud te verrichten;
iii) veroordeling van de gemeente in de kosten van het geding.
De gemeente voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
De beoordeling
inleiding
De vorderingen van de VvE onder i) en ii) betreffen zowel het hemelwater-rioolstelsel als het vuilwaterrioolstelsel onder de Winkelhof, met uitzondering van de aansluitingen naar de woningen en winkels. Het betreffende gedeelte van de riolering zal hierna worden aangeduid als het riool onder de Winkelhof. De omliggende riolering in het door [A.] ontwikkelde gebied en onder de Engelendaal en de Heinsiuslaan zal worden aangeduid als de gemeentelijke riolering. De vraag die partijen verdeeld houdt, is wie eigenaar is van het riool onder de Winkelhof en - dus - wie de kosten van beheer en onderhoud van dat riool dient te dragen.
Bij de beantwoording van deze vraag stelt de rechtbank het volgende voorop.
Artikel 5:20 van het Burgerlijk Wetboek (BW) luidt, voor zover van belang, als volgt:
1. De eigendom van de grond omvat, voor zover de wet niet anders bepaalt:
(...)
e. gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd, hetzij rechtstreeks, hetzij door vereniging met andere gebouwen en werken, voor zover ze geen bestanddeel zijn van eens anders onroerende zaak;
(...)
2. In afwijking van lid 1 behoort de eigendom van een net, bestaande uit een of meer kabels of leidingen, bestemd voor transport van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen (...), dat in, op of boven de grond van anderen is of wordt aangelegd, toe aan de bevoegde aanlegger van dat net dan wel aan diens rechtsopvolger.
Het tweede lid van artikel 5:20 BW is op 1 februari 2007 in werking getreden. Op grond van de overgangsbepaling in artikel 155 van de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek is dit artikellid mede van toepassing op een net dat voordien is aangelegd.
Ingevolge artikel 5:20 lid 1, aanhef en onder e BW en vaste jurisprudentie van de Hoge Raad geldt als hoofdregel dat de eigenaar van een perceel grond eigenaar is van de gebouwen en werken die duurzaam met die grond zijn verenigd (verticale natrekking). In afwijking van die regel geldt dat, als een bestanddeel van een gebouw (of werk) zich bevindt in, op of boven grond die aan een ander dan de eigenaar van dat gebouw (of dat werk) toebehoort, dit bestanddeel geen eigendom is van de grondeigenaar, maar toebehoort aan de eigenaar van het gebouw (of werk) waarvan het deel uitmaakt (horizontale natrekking; zie HR 28 oktober 1994, NJ 1995, 96). Daarnaast maakt artikel 5:20 lid 2 BW een tweede uitzondering op deze hoofdregel met betrekking tot de eigendom van netten. Nu dit tweede lid daarvoor een bijzondere regeling kent, zal de rechtbank eerst het beroep van de VvE op dit artikellid beoordelen.
de bevoegde aanlegger als eigenaar van een net
Vast staat dat de riolering moet worden aangemerkt als een net in de zin van artikel 5:20 lid 2 BW. Dit blijkt onder andere uit de parlementaire geschiedenis (Kamerstukken II 2005-2006, 29 834, nr. 9, Tweede nota van wijziging, p. 6 en Kamerstukken I 2006-2007, 29 834, C, Memorie van antwoord, p. 2) en ook partijen zijn daar blijkens hun beider stellingen van uitgegaan.
Op grond van het tweede lid van artikel 5:20 BW betekent dit dat de bevoegde aanlegger van het riool onder de Winkelhof, of zijn rechtsopvolger, eigenaar van dat riool is. De bevoegde aanlegger zal volgens de parlementaire geschiedenis meestal de opdrachtgever zijn van de feitelijke fysieke aanlegger (Kamerstukken II 2005-2006, 29 834, nr. 9, Tweede nota van wijziging, p. 7).
Tussen partijen staat vast dat het riool feitelijk is aangelegd door (een dochter-onderneming van) [A.]. De VvE heeft gesteld dat [A.] dit in opdracht van de gemeente heeft gedaan, zodat de gemeente moet worden aangemerkt als bevoegde aanlegger. De gemeente heeft dit betwist en ter onderbouwing van die betwisting verwezen naar de volgende omstandigheden. Het voorlopig koopcontract is getekend vóór de aanleg van de riolering, zodat [A.] op het moment van aanleg reeds economisch eigenaar van de grond was. Aan [A.] is een bouwvergunning verleend voor het winkelcentrum, waarin de volgende bepaling is opgenomen: "Aansluiting op het gemeenteriool geschiedt van gemeentewege op verzoek en op kosten van belanghebbende". In de akte van levering staat de volgende slotbepaling: "de op het verkochte perceel inmiddels gestichte opstallen zijn in opdracht en voor rekening van de verkrijger aangebracht". Na deze gemotiveerde betwisting door de gemeente heeft de VvE haar stelling dat de gemeente opdrachtgever van [A.] was onvoldoende (met stukken) onderbouwd, zodat zij niet zal worden toegelaten tot het door haar aangeboden bewijs daarvan.
"eens anders onroerende zaak"
Nu het beroep op het tweede lid van artikel 5:20 BW niet kan slagen, komt de rechtbank toe aan de vraag of het riool onder de Winkelhof wordt nagetrokken door een aan de gemeente toebehorende onroerende zaak in de zin van artikel 5:20 lid 1, aanhef en onder e, laatste zinsnede BW. De rechtbank stelt in dit verband voorop dat de Hoge Raad in zijn arresten van 6 juni 2003 (BNB 2003, 271 en 272) heeft bepaald dat een kabelnet een onroerende zaak is, welk oordeel met betrekking tot netten in het algemeen (waaronder ook de riolering valt) is overgenomen door de wetgever (Kamerstukken II 2005-2006, 29 834, nr. 9, Tweede nota van wijziging, p. 4 en Kamerstukken I 2006-2007, 29 834, C, Memorie van antwoord, p. 3). Dit betekent dat de natrekking van het riool onder de Winkelhof door de grond kan worden doorbroken door natrekking door de gemeentelijke riolering, mits het riool onder de Winkelhof kan worden aangemerkt als bestanddeel van de gemeentelijke riolering.
deelnet of bestanddeel?
De gemeente heeft aangevoerd dat het riool onder de Winkelhof een zogenoemde terreinriolering is, die eenvoudig kan worden afgesloten van de gemeentelijke riolering en dat er een kenbare grens is tussen de gemeentelijke riolering en het riool onder de Winkelhof, te weten de perceelgrens. Voor zover de gemeente hiermee heeft bedoeld dat het riool onder de Winkelhof daarom is aan te merken als een particulier deelnet, overweegt de rechtbank als volgt.
Vooropgesteld wordt dat uit de eerder genoemde arresten van de Hoge Raad van 6 juni 2003 volgt dat een kabelnet in zijn geheel één zaak is. De wetgever heeft dit uitgangspunt overgenomen en daarbij overwogen dat dit recht doet aan het feit dat een net een feitelijke en functionele eenheid is (Kamerstukken II 2005-2006, 29 834, nr. 9, Tweede nota van wijziging, p. 4). Volgens de wetgever geldt dit uitgangspunt bovendien voor alle netten, waaronder ook de riolering (Kamerstukken I 2006-2007, 29 834, C, Memorie van antwoord, p. 3).
Voorts heeft de wetgever overwogen dat een net in beginsel een deelbare zaak is, die kan worden gescheiden in meerdere deelnetten, die dan elk een zelfstandige zaak vormen. De parlementaire geschiedenis noemt als voorbeeld van deelnetten elektriciteits-netten met verschillende spanningsniveaus (Kamerstukken II 2005-2006, 29 834, nr. 12, Nota naar aanleiding van het nader verslag, p. 2-3). De vraag waar de grens tussen twee deelnetten ligt, moet worden beantwoord aan de hand van de verkeersopvatting. Daarbij kunnen zowel maatschappelijke aspecten, zoals een redelijk kenbare afscheiding, als technische aspecten, zoals de vraag of de aansluiting tussen de twee deelnetten redelijkerwijs kan worden afgesloten, een rol spelen (Kamerstukken I 2006-2007, 29 834, C, Memorie van antwoord, p. 3).
Bij het bepalen van de grens tussen een net en een particuliere aansluiting is voorts het volgende van belang. Voor openbare riolering geldt dat bij gemeentelijke verordening kan worden bepaald wat tot het hoofdriool behoort en waar de huisaansluiting, die eigendom is van de huiseigenaar, begint (vergelijk Kamerstukken II 2005-2006, 29 834, nr. 9, Tweede nota van wijziging, p. 7). Vast staat echter dat de gemeente geen aansluitverordening heeft vastgesteld. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat ook de grens tussen het gemeentelijke net en de particuliere aansluiting zal moeten worden bepaald aan de hand van de verkeersopvatting.
Vast staat dat in het onderhavige geval de perceelgrens de enige kenbare grens tussen het riool onder de Winkelhof en de gemeentelijke riolering vormt. Op of nabij die perceelgrens bevinden zich geen aansluitpunten of ontstoppingsstukken die de grens tussen de beide rioolstelsels markeren. Aldus kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gesproken van een redelijk kenbare afscheiding tussen het riool onder de Winkelhof en de gemeentelijke riolering. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het riool onder de Winkelhof niet kan worden aangemerkt als een particulier deelnet van de gemeentelijke riolering. Dit betekent dat moet worden geconcludeerd dat de gemeentelijke riolering en het riool onder de Winkelhof tezamen één net vormen.
Deze conclusie komt overeen met eerdergenoemde constatering van de wetgever dat een net een feitelijke en functionele eenheid is. Ook de gemeente heeft erkend dat een rioolstelsel feitelijk altijd een geheel vormt. Dit wordt naar het oordeel van de rechtbank bovendien ondersteund door de feitelijke omstandigheden van het geval. Vast staat immers dat de gehele riolering tussen de Engelendaal, de Gallaslaan en de Heinsiuslaan, inclusief het riool onder de Winkelhof, door [A.] is aangelegd. Niet is betwist dat de diameter van het riool onder de Winkelhof gelijk is aan de diameter van de omliggende gemeentelijke riolering. Ook de stelling dat het riool onder de Winkelhof, net als de omliggende gemeentelijke riolering, is aangelegd als diepriool, is niet betwist.
Nu de rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeentelijke riolering en het riool onder de Winkelhof één geheel vormen, overweegt zij voorts als volgt. Artikel 3:4 lid 1 BW bepaalt dat al hetgeen volgens verkeersopvattingen onderdeel van een zaak uitmaakt, bestanddeel is van die zaak. Volgens vaste jurisprudentie gaat het om de vraag of onderdeel en hoofdzaak naar verkeersopvattingen tezamen als één zaak moeten worden gezien (HR 15 november 1991, NJ 1993, 316 en HR 27 november 1992, NJ 1993, 317). Toegepast op het onderhavige geval leidt dit tot de conclusie dat het riool onder de Winkelhof een bestanddeel vormt van de gemeentelijke riolering.
conclusie
Dit betekent dat het riool onder de Winkelhof wordt nagetrokken door de omliggende gemeentelijke riolering en dat de gemeente op grond van artikel 5:20, lid 1, aanhef en onder e, laatste zinsnede BW, eigenaar is van het riool onder de Winkelhof. De onder i) gevorderde verklaring voor recht zal dan ook worden toegewezen.
Met betrekking tot het onder ii) gevorderde heeft de gemeente geen verweer gevoerd, zodat dit zal worden toegewezen als gevorderd, met dien verstande dat de termijnen zullen ingaan op de datum van betekening van dit vonnis.
De gemeente zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de VvE worden begroot op:
- dagvaarding EUR 85,44
- vast recht 254,00
- salaris advocaat 904,00 (2,0 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.243,44
De beslissing
De rechtbank
verklaart voor recht dat de gemeente eigenaar is van het hoofdrioleringsstelsel onder de Winkelhof tot aan de aansluitingen naar de woningen en de winkels en dient zorg te dragen voor het beheer en het onderhoud daarvan;
veroordeelt de gemeente om binnen twee maanden na betekening van dit vonnis op haar kosten door een gespecialiseerd bedrijf een inventarisatie te laten maken van het noodzakelijke onderhoud aan het rioleringsstelsel en om binnen vier weken na ontvangst van genoemde inventarisatie, doch uiterlijk binnen vier maanden na betekening van dit vonnis, op haar kosten aan de hand van die inventarisatie een daarin gespecialiseerd bedrijf opdracht te geven om het onderhoud te verrichten;
veroordeelt de gemeente in de proceskosten, aan de zijde van de VvE tot op heden begroot op EUR 1.243,44,
verklaart dit vonnis wat betreft de onderdelen 5.2 en 5.3 uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. D.M. Thierry, D. Aarts en H.J. Schaberg en in het openbaar bij vervroeging uitgesproken op 15 april 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.