Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI7446

Datum uitspraak2009-06-09
Datum gepubliceerd2009-06-11
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/1825 WIA
Statusgepubliceerd


Indicatie

Afwijzing aanvraag uitkering ingevolge de Wet WIA op de grond dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt geacht. Juistheid medische grondslag. Appellant heeft zijn standpunt, ondanks zijn mededeling dat nadere medische stukken zouden volgen, niet onderbouwd met enig objectief medisch gegeven. Aldus uitgaande van de juistheid van de met betrekking tot appellants vastgestelde medische beperkingen is de Raad voorts met de rechtbank van oordeel dat de (resterende) functies die aan de schatting ten grondslag liggen, gelet op de daaraan verbonden belastende aspecten, als voor appellant in medisch opzicht geschikt dienen te worden aangemerkt.


Uitspraak

08/1825 WIA Centrale Raad van Beroep Enkelvoudig kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 12 februari 2008, 07/2837 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 9 juni 2009 I. PROCESVERLOOP Namens appellant heeft mr. K.M. van Wijngaarden, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 april 2009. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.K. Dekker. II. OVERWEGINGEN 1.1. Voor een overzicht van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. 1.2. Op de aanvraag van appellant om een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) heeft het Uwv bij besluit van 31 januari 2007 afwijzend beslist, omdat appellant per 6 december 2006 minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt geacht. Het tegen dat besluit door appellant gemaakte bezwaar is door het Uwv bij besluit van 27 juni 2007 (hierna: het bestreden besluit) ongegrond verklaard. 2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat niet geoordeeld kan worden dat het medisch onderzoek van het Uwv onvolledig of onzorgvuldig is. Op grond van hetgeen appellant heeft aangevoerd, doch zonder onderbouwing van nadere gegevens is gebleven, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden geconcludeerd dat het aan het bestreden besluit ten grondslag liggende medisch oordeel voor onjuist moet worden gehouden. De rechtbank is voorts niet gebleken dat de belasting van de voorgehouden functies de mogelijkheden van appellant overschrijdt. 3. Appellant heeft in hoger beroep zijn in beroep ingenomen standpunt herhaald dat de medische grondslag van het bestreden besluit niet juist is. Evenals bij de rechtbank heeft hij daartoe aangevoerd dat hij vanwege psychische klachten niet in staat is gangbare arbeid te verrichten en dat in elk geval vanwege deze klachten een urenbeperking had moeten worden aangenomen. 4. De Raad kan zich vinden in de overwegingen van de rechtbank en het door haar daarop gebaseerde oordeel met betrekking tot de medische grondslag van het bestreden besluit en maakt die tot de zijne. Wat appellant ter onderbouwing van zijn hoger beroep heeft aangevoerd vormt een herhaling van hetgeen reeds in beroep is aangevoerd met betrekking tot de medische onderbouwing van het bestreden besluit. Ook in hoger beroep heeft appellant zijn standpunt, ondanks zijn mededeling dat nadere medische stukken zouden volgen, niet onderbouwd met enig objectief medisch gegeven. Aldus uitgaande van de juistheid van de met betrekking tot appellant vastgestelde medische beperkingen is de Raad voorts met de rechtbank van oordeel dat de (resterende) functies die aan de schatting ten grondslag liggen, gelet op de daaraan verbonden belastende aspecten, als voor appellant in medisch opzicht geschikt dienen te worden aangemerkt. 5. Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet kan slagen en de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door T. Hoogenboom. De beslissing is, in tegenwoordigheid van I.R.A. van Raaij als griffier, uitgesproken in het openbaar op 9 juni 2009. (get.) T. Hoogenboom. (get.) I.R.A. van Raaij. MH