Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI7707

Datum uitspraak2009-06-09
Datum gepubliceerd2009-06-15
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/5596 WIA
Statusgepubliceerd


Indicatie

Geen recht op een WIA-uitkering. Voldoende medische en arbeidskundige grondslag. De Raad is, net als de rechtbank, van oordeel dat de beperkingen van appellant door middel van een zorgvuldig medisch onderzoek zijn vastgesteld. Uit alle beschikbare medische informatie zijn geen gegevens naar voren gekomen die aanleiding geven voor de conclusie dat appellant op de datum in geding in objectief-medische zin meer beperkt was dan het Uwv heeft aangenomen. Ervan uitgaande dat de medische grondslag van het bestreden besluit juist is te achten, ziet de Raad evenmin grond om de aan het bestreden besluit ten grondslag liggende functies voor appellant niet passend te achten. De Raad is verder niet gebleken dat het Uwv het opleidingsniveau van appellant onjuist heeft vastgesteld.


Uitspraak

07/5596 WIA Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 20 augustus 2007, 07/178 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 9 juni 2009 I. PROCESVERLOOP Namens appellant heeft mr. M.P. Smit, advocaat te Almelo, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 april 2009. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. T. van der Weert. II. OVERWEGINGEN 1. Appellant was laatstelijk via uitzendbureau Randstad werkzaam als operator bij [naam werkgever], toen hij op 1 maart 2004 uitviel wegens rugklachten. In verband met een mogelijke aanspraak op een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) heeft het Uwv een medisch en arbeidskundig onderzoek ingesteld. Bij besluit van 28 juni 2006 heeft het Uwv vastgesteld dat voor appellant per 27 februari 2006 geen recht op een WIA-uitkering is ontstaan, omdat de mate van zijn arbeidsongeschiktheid minder is dan 35%. Bij besluit van 19 januari 2007 (hierna: het bestreden besluit) heeft het Uwv het door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. 2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het tegen het bestreden besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard, op de grond dat zij zich – kort weergegeven – kan verenigen met de medische en arbeidskundige grondslag van dat besluit. 3. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd. Ten onrechte heeft het Uwv bij de vaststelling van zijn beperkingen geen rekening gehouden met de bij hem bestaande klachten aan zijn rechteroor, de oogklachten, allergie en jicht, alsmede met de bestaande psychische klachten. Als gevolg van deze klachten acht appellant zich niet in staat de voor hem geselecteerde functies te vervullen. Bovendien is onvoldoende gemotiveerd dat ondanks de bij die selectie aangebrachte signaleringen de functies voor hem passend zijn. Appellant heeft er verder op gewezen dat zijn opleidingsniveau te hoog lijkt te zijn ingeschat. 4. De Raad overweegt als volgt. 4.1. De Raad heeft geen aanleiding gezien om tot een ander oordeel over de medische grondslag van het bestreden besluit te komen dan de rechtbank. De Raad is, net als de rechtbank, van oordeel dat de beperkingen van appellant door middel van een zorgvuldig medisch onderzoek zijn vastgesteld. Uit alle beschikbare medische informatie zijn geen gegevens naar voren gekomen die aanleiding geven voor de conclusie dat appellant op de datum in geding in objectief-medische zin meer beperkt was dan het Uwv heeft aangenomen. De Raad tekent daarbij aan dat appellant ondanks zijn toezegging heeft nagelaten zijn bezwaren tegen de aangevallen uitspraak, voor zover betrekking hebbend op de medische component van de in geding zijnde besluitvorming te onderbouwen met medische gegevens. 4.2. Aldus ervan uitgaande dat de medische grondslag van het bestreden besluit juist is te achten, ziet de Raad evenmin grond om de aan het bestreden besluit ten grondslag liggende functies voor appellant niet passend te achten. In aanmerking genomen de rapportage van de bezwaararbeidsdeskundige van 17 januari 2007, waarbij in het bijzonder is ingegaan op de gevolgen van de aanpassing in bezwaar van de functionele mogelijkheden van appellant, is de Raad van oordeel dat een als genoegzaam aan te merken toelichting is gegeven op de passendheid van de aan het bestreden besluit ten grondslag liggende functies. De Raad is verder niet gebleken dat het Uwv het opleidingsniveau van appellant onjuist heeft vastgesteld. 4.3. Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 5. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door T. Hoogenboom. De beslissing is, in tegenwoordigheid van I.R.A. van Raaij als griffier, uitgesproken in het openbaar op 9 juni 2009. (get.) T. Hoogenboom. (get.) I.R.A. van Raaij. MH