Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI7712

Datum uitspraak2009-06-05
Datum gepubliceerd2009-06-12
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening+bodemzaak
Instantie naamRechtbank Alkmaar
ZaaknummersAWB 09/1347 en AWB 09/1348
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

Bij besluit van 12 mei 2009 heeft verweerder de Waerdse Tempel Exploitatie B.V. vergunning verleend als bedoeld in artikel 2.2.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening Heerhugowaard (APV) voor het organiseren van het evenement Luna Pop festival voor maximaal 3.000 bezoekers, op zondag 7 juni 2009 van 13.00 tot 22.00 uur op het buitenterrein van de Waerdse Tempel Strand van Luna 1 te Heerhugowaard. Bij dat besluit is voorts toestemming verleend voor het plaatsen van maximaal 20 tijdelijke reclameborden in Heerhugowaard, in de periode van 23 mei 2009 tot en met 7 juni 2009 ten behoeve van de aankondiging van het evenement. Verder is melding gemaakt van het verlenen van ontheffing ingevolge de Drank- en Horecawet. Voorts is ontheffing verleend voor het parkeren van grote voertuigen die noodzakelijk zijn voor het podium Sportlaguna en de Landmachtbus op het benedenterrein van de Waerdse Tempel gedurende het evenement op zondag 7 juni 2009.


Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR Sector Bestuursrecht Zaaknummers: AWB 09/1347 en AWB 09/1348 Uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaken van: [verzoeker1] en [verzoeker2], wonende te [woonplaats], verzoekers, tegen de burgemeester van de gemeente Heerhugowaard, verweerder. Aan het geding heeft als partij deelgenomen “De Waerdse Tempel exploitatie B.V.”, vergunninghoudster. Ontstaan en loop van de zaak Bij besluit van 12 mei 2009 heeft verweerder de Waerdse Tempel Exploitatie B.V. vergunning verleend als bedoeld in artikel 2.2.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening Heerhugowaard (APV) voor het organiseren van het evenement Luna Pop festival voor maximaal 3.000 bezoekers, op zondag 7 juni 2009 van 13.00 tot 22.00 uur op het buitenterrein van de Waerdse Tempel Strand van Luna 1 te Heerhugowaard. Bij dat besluit is voorts toestemming verleend voor het plaatsen van maximaal 20 tijdelijke reclameborden in Heerhugowaard, in de periode van 23 mei 2009 tot en met 7 juni 2009 ten behoeve van de aankondiging van het evenement. Verder is melding gemaakt van het verlenen van ontheffing ingevolge de Drank- en Horecawet. Voorts is ontheffing verleend voor het parkeren van grote voertuigen die noodzakelijk zijn voor het podium Sportlaguna en de Landmachtbus op het benedenterrein van de Waerdse Tempel gedurende het evenement op zondag 7 juni 2009. Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 16 mei 2009 beroep ingesteld. Bij brief van gelijke datum hebben verzoekers de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek is behandeld ter zitting van 4 juni 2009. Van verzoekers is, daartoe ambtshalve opgeroepen, [verzoeker1] in persoon verschenen. Verweerder, daartoe eveneens ambtshalve opgeroepen, is verschenen bij gemachtigden R.J. Piet, J. Christiaans en P. Scheltinga. Namens de Waerdse tempel is verschenen [naam], [functie]. Motivering 1. Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Op grond van artikel 8:86 van de Awb heeft de voorzieningenrechter na behandeling ter zitting van het verzoek een voorlopige voorziening te treffen de bevoegdheid om, indien hij van oordeel is dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak. 2. Aangezien alle voor een beslissing relevante feiten en omstandigheden naar het oordeel van de voorzieningenrechter in dit geding aan de orde zijn geweest meent de voorzieningenrechter dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter zal dan ook gebruik maken van de bevoegdheid om onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak. 3. Bij de beoordeling van de onderhavige zaak gaat de voorzieningenrechter uit van het volgende. Bij besluit van 2 februari 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerhugowaard (hierna: het college) aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid “De Waerdse tempel OG B.V.” (hierna: de Waerdse Tempel) een vergunning, als bedoeld in artikel 8.1, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Wet milieubeheer verleend voor het oprichten en in werking hebben van een restaurant annex muziekcafé en dancing met zaalverhuur, gelegen op het perceel Strand van Luna 1 te Heerhugowaard, kadastraal bekend gemeente Heerhugowaard, sectie O, nummer 2591. Bij uitspraak van 24 augustus 2005 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) - voor zover hier van belang - het beroep tegen dit besluit gegrond verklaard en het besluit vernietigd omdat het besluit onzorgvuldig is voorbereid en niet berust op een deugdelijke motivering. In dat verband heeft de Afdeling overwogen dat de activiteiten die tijdens de grootschalige buitenevenementen buiten de inrichting plaatsvinden zodanig nauw samenhangen met de activiteiten die in die situatie plaatsvinden binnen de inrichting, dat de gevolgen daarvan voor het milieu dienen te worden toegerekend aan het in werking zijn van de inrichting. Verweerder had de grootschalige buitenactiviteiten, voor zover deze plaatsvinden buiten de inrichting, derhalve ten onrechte niet bij zijn beoordeling van de aanvraag betrokken. Bij besluit van 8 november 2005 heeft het college aan de Waerdse Tempel krachtens de Wet milieubeheer een oprichtingsvergunning verleend voor de binnenactiviteiten. Tegen dit besluit is geen rechtsmiddel ingesteld. Bij besluit van 28 november 2007 heeft het college aan de Waerdse Tempel krachtens de Wet milieubeheer gedeeltelijk vergunning verleend en gedeeltelijk vergunning geweigerd voor het veranderen van een restaurant annex muziekcafé en dancing met zaalverhuur, gelegen op het perceel Strand van Luna 1 te Heerhugowaard. Bij uitspraak van 15 oktober 2008 heeft de Afdeling – voor zover hier van belang – overwogen dat op 1 januari 2008 het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) en de daarmee samenhangende wijzigingen van artikel 8.1 van de Wet milieubeheer in werking zijn getreden. In bijlage 1 bij het Activiteitenbesluit zijn categorieën van inrichtingen genoemd die vergunningplichtig zijn. Voor de inrichting is eerder bij besluit van 8 november 2005 krachtens de Wet milieubeheer een oprichtingsvergunning verleend. De bij het bestreden besluit verleende veranderingsvergunning ziet op een uitbreiding van de activiteiten met grootschalige buitenevenementen gedurende maximaal 6 dagen per jaar waarbij onder meer versterkte pop- en housemuziek ten gehore wordt gebracht. Tot de voor de inrichting in totaal vergunde activiteiten behoort onder meer het geven van muziekuitvoeringen in de buitenlucht waar meer dan 5.000 bezoekers tegelijk aanwezig kunnen zijn. De inrichting behoort daarmee tot de categorie van inrichtingen als bedoeld in bijlage 1 onder cc, van het Activiteitenbesluit. De inrichting is derhalve na 1 januari 2008 vergunningplichtig gebleven. De Afdeling heeft het besluit waarbij de veranderingsvergunning is verleend voorts vernietigd wegens een motiveringsgebrek nu niet was gemotiveerd waarom de aan de vergunning verbonden geluidgrenswaarde van 85 dB(A) aanvaardbaar kon worden geacht. Bij uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 12 april 2007 is het beroep tegen de ongegrondverklaring van het bezwaar tegen de aan de Waerdse Tempel verleende bouwvergunning gegrond verklaard. Ter zitting van 4 juni 2009 is gebleken dat nog niet (opnieuw) op het bezwaar tegen de verleende bouwvergunning is beslist. 4. Het besluit ter zake waarvan een voorlopige voorziening wordt gevraagd behelst een evenementenvergunning als bedoeld in artikel 2.2.2 van de APV voor het organiseren van het “Luna Pop Festival” op zondag 7 juni 2009 van 13.00 uur tot 22.00 binnen in de Waerdse Tempel, op het benedenterrein van de Waerdse Tempel en op het Strand van Luna, alsmede toestemming voor het plaatsen van reclameborden, een ontheffing op grond van de Drank- en Horecawet en een ontheffing voor het parkeren van grote voertuigen. De gevraagde evenementenvergunning is verleend, omdat in de visie van verweerder het bepaalde in artikel 2.2.2, tweede lid, van de APV aan vergunningverlening niet in de weg staat. 5. Verzoekers stellen zich op het standpunt dat nu vergunninghoudster niet beschikt over een bouwvergunning en milieuvergunning terwijl deze wel zijn vereist, er voor de inrichting geen mogelijkheden zijn om buitenactiviteiten te ontplooien. De evenementenvergunning had dan ook niet verleend mogen worden. In dat verband stellen verzoekers dat de evenementenvergunning weliswaar is verleend op grond van de APV, maar dat hogere milieuwetgeving dient te worden gerespecteerd. Verzoekers stellen voorts dat verweerder in de brief over de structuurvisie HHW-Zuid heeft aangegeven dat evenementen met versterkte muziek niet meer zijn toegestaan in het gebied. Verzoekers stellen tevens dat van een evenement geen sprake is omdat er in de inrichting de mogelijkheid bestaat tot dansen. Verzoekers hebben er geen vertrouwen in dat het muzikale gedeelte van het evenement binnen in de Waerdse Tempel zal plaatsvinden omdat het aan de vergunning gekoppelde draaiboek muziek buiten toestaat en eerder is gebleken dat vergunninghoudster zich niet aan haar beloftes houdt. Verweerder houdt zich voorts niet aan de procedures nu het evenement pas een maand voor aanvang daarvan is bekendgemaakt. 6. De voorzieningenrechter stelt vast dat het verzoek en het beroep van verzoekers uitsluitend op de verleende evenementenvergunning ziet. Het geding dient zich dan ook uitdrukkelijk tot dat onderwerp, te weten de afgifte van de evenementenvergunning, te beperken. 7. Ingevolge artikel 2.2.1, eerste lid, aanhef en onder d van de van de APV wordt in deze afdeling onder evenement verstaan: elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van het in een inrichting in de zin van de Drank en Horecawet gelegenheid geven tot dansen. Ingevolge artikel 2.2.2, eerste lid, van de APV is het verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren. Ingevolge artikel 2.2.2, tweede lid, van de APV kan de vergunning worden geweigerd in het belang van: a. de openbare orde; b. het voorkomen of beperken van overlast; c. de verkeersveiligheid of de veiligheid van personen of goederen; d. de zedelijkheid of gezondheid. 8. Het Luna Pop festival is naar het oordeel van de voorzieningenrechter terecht aangemerkt als evenement omdat er sprake is van een incidenteel plaatsvindende activiteit die niet behoort tot de normale bedrijfsvoering van de Waerdse Tempel. De voorzieningenrechter stelt vast dat een aanvraag om een vergunning voor een groot evenement op grond van het Evenementenbeleid van de gemeente Heerhugowaard, neergelegd in de notitie “Evenementen in goede harmonie” tenminste 12 weken voor aanvang daarvan bij verweerder dient te zijn ontvangen. Nu de aanvraag voor het beoogde evenement van 7 juni 2009 op 11 maart is ontvangen is aan die voorwaarde voldaan. De aanvraag en het voornemen tot verlening van de gevraagde vergunning (welk voornemen is opgesteld als een conceptbeschikking) zijn op 14 april 2009 door verweerder gepubliceerd en met ingang van die dag voorts conform het evenementenbeleid voor de duur van twee weken ter inzage gelegd. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder, nu deze vervolgens binnen acht weken op de aanvraag heeft beslist, conform de procedureregels heeft gehandeld. Overigens is gesteld noch gebleken dat verzoekers door de gevolgde procedure op enigerlei wijze in hun belangen zijn geschaad. 9. Ten aanzien van de inhoudelijke beoordeling stelt de voorzieningenrechter voorop dat door opname van artikel 2.2.2 onder de noemer openbare orde en de bijplaatsing van enkele aanverwante weigeringsgronden, bij de beoordeling van de vraag of op grond van deze bepaling vergunning kon worden verleend de belangen als genoemd in artikel 2.2.2, tweede lid onder a tot en met d van de APV moeten worden betrokken, en dat bij afwezigheid van die belangen andersoortige belangen geen zelfstandige grond tot weigering kunnen opleveren. De voorzieningenrechter overweegt in dit verband voorts dat het feit dat een bouwvergunning ontbreekt geen weigeringsgrond oplevert. Daarbij geldt dat de belangen die de Woningwet en de Wet op de Ruimtelijke Ordening beogen te dienen niet zodanig verweven zijn met de belangen die ten grondslag liggen aan de weigeringsgronden van artikel 2.2.2. van de APV dat dit ook bij nadere beschouwing geen reden zou kunnen zijn om de gevraagde vergunning te weigeren. 10. Voor de beoordeling of het bepaalde in artikel 2.2.2 in de weg staat aan het verlenen van de gevraagde evenementenvergunning komt aan de vraag naar de milieuvergunningplicht van de Waerdse Tempel naar het oordeel van de rechtbank wel betekenis toe nu de Wet milieubeheer en artikel 2.2.2 van de APV bijvoorbeeld ten aanzien van geluid gelijksoortige belangen beogen te dienen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de inrichting evenwel niet milieuvergunningplichtig. De voorzieningenrechter overweegt hiertoe het volgende. Vaststaat dat de inrichting vóór de inwerkingtreding van het Activiteitenbesluit op 1 januari 2008 vergunningplichtig was op grond van de Wet milieubeheer en dat zij voor de binnenactiviteiten ook over de benodigde vergunning beschikte. De buitenactiviteiten diende volgens de uitspraak van de Afdeling van 24 augustus 2005 bij de milieuvergunning te worden betrokken. De overweging van de Afdeling in de uitspraak van 15 oktober 2008 dat de inrichting ook na 1 januari 2008 milieuvergunningplichtig is gebleven houdt verband met de verleende veranderingsvergunning waarmee tot de voor de inrichting in totaal vergunde activiteiten onder meer behoort het geven van muziekuitvoeringen in de buitenlucht waar meer dan 5.000 bezoekers tegelijk aanwezig kunnen zijn. Bij die uitspraak is evenwel de veranderingsvergunning vernietigd. Vast staat dat verweerder niet opnieuw op de aanvraag heeft beslist. Verweerder heeft ter zitting voorts aangegeven niet voornemens te zijn dergelijke grote evenementen onder de huidige milieuregelgeving in de inrichting toe te staan. Een daartoe strekkende (hernieuwde) aanvraag zal ook worden afgewezen, aldus verweerder. Gebleken is voorts dat vergunninghoudster (op dit moment) ook niet beoogt evenementen van bedoelde omvang te ontplooien. Het onderhavige evenement is in elk geval niet bedoeld voor een aantal bezoekers groter dan 5000. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter thans met verweerder van oordeel dat indien en voor zover het geven van muziekuitvoeringen in de buitenlucht waar tegelijk meer dan 5.000 bezoekers aanwezig kunnen zijn als bedoeld in bijlage 1, onder cc van het Activiteitenbesluit niet tot de activiteiten van de inrichting behoort, de inrichting niet milieuvergunningplichtig is. 11. Nu de inrichting valt onder het Activiteitenbesluit gelden voor de inrichting de daarin neergelegde algemene regels, waaronder de daarin gestelde geluidswaarden. Ingevolge artikel 2.21, eerste lid, onder b, van het Activiteitenbesluit kan van die waarden worden afgeweken in verband met de viering van andere festiviteiten die plaatsvinden in de inrichting, waarbij het aantal bij of krachtens een gemeentelijke verordening aan te wijzen dagen of dagdelen niet meer mag bedragen dan twaalf per kalenderjaar. Ingevolge het tweede lid van voornoemd artikel kunnen bij of krachtens gemeentelijke verordening voorwaarden worden verbonden aan de festiviteiten ter voorkoming of beperking van geluidhinder. Ingevolge artikel 174 van de Gemeentewet, in samenhang met de artikelen 1.4 en 2.2.2 van de APV is de burgemeester bevoegd voorwaarden te stellen aan de onderhavige evenementenvergunning ter bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning is vereist, waaronder het voorkomen van (geluids)overlast. Verweerder hanteert op grond van zijn evenementenbeleid een maximumstelsel ten aanzien van evenemententerreinen, waaronder het onderhavige. In het beleid zijn standaard voorschriften (waaronder geluidsvoorschriften) gegeven die aan evenementenvergunningen moeten worden verbonden. De voorzieningenrechter ziet geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het beleid kennelijk onredelijk is. Ten aanzien van de geluidsvoorschriften als genoemd in het beleid ziet de voorzieningenrechter niet in dat de zogeheten strafcorrectie voor muziekgeluid in de normering tot uitdrukking zou dienen te komen. Verweerder heeft aan de onderhavige evenementenvergunning in overeenstemming met het beleid voorwaarden gesteld, die onder meer zien op geluidsoverlast, afval, bodemverontreiniging en de staat waarin het terrein en de onmiddellijke omgeving daarvan na afloop van het evenement zal moeten worden achtergelaten. Het volgens het beleid toegestane aantal evenementen wordt met het onderhavige evenement niet overschreden. 12. Hetgeen verzoeker hebben gesteld ten aanzien van de door hen gevreesde geluidsoverlast is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet zodanig dat in afwijking van het beleid de vergunning had moeten worden geweigerd. Daarbij heeft de voorzieningenrechter betrokken dat is gebleken dat (onder meer) naar aanleiding van de door verzoekers ingediende zienswijzen, de oorspronkelijk buiten geplande optredens van bands en dj’s naar binnen zijn verplaatst. De veronderstelling van verzoekers dat deze activiteiten nog steeds buiten zouden plaatsvinden is onjuist. Deze veronderstelling berust, zo is ter zitting verklaard, op een verouderde versie van het draaiboek. Nu vergunninghoudster voorts heeft verklaard dat bij haar niet alleen de intentie bestaat om zich aan de voorwaarden te houden, maar dat zij daartoe ook (onder meer) een bureau heeft ingeschakeld voor het verrichten van geluidsmetingen, bestaat er naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet op voorhand grond voor de veronderstelling dat de verleende vergunning zal worden overtreden. Gelet op het voorgaande moet worden geconcludeerd dat geen van de weigeringsgronden zich voordoet en dat verweerder geen ruimte had de vergunning te weigeren. 13. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond. Bij die stand van zaken bestaat naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen aanleiding de gevraagde voorziening te treffen. 14. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding. Beslissing De voorzieningenrechter - verklaart het beroep ongegrond; - wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Deze uitspraak is gedaan op 5 juni 2009 door mr. S.I.A.C. Angenent-Bakker, voor¬zieningen¬rechter, in tegen¬woordig¬heid van mr. P.C. van der Vlugt, griffier. griffier voorzieningenrechter Tegen de uitspraak op het beroep kunnen belanghebbenden - in elk geval de eisende partij - en verweerder hoger beroep instellen. Hoger beroep wordt ingesteld door binnen zes weken na de datum van verzending van deze uit-spraak een brief (beroepschrift) en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Tegen de uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening kan geen hoger beroep worden ingesteld.