
Jurisprudentie
BI7955
Datum uitspraak2009-05-28
Datum gepubliceerd2009-06-15
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/1077 WUBO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-06-15
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/1077 WUBO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Appellant is getroffen door oorlogsgeweld, maar de aanvraag is afgewezen omdat appellant niet voldoet aan de eis dat bij hem sprake is van met het oorlogsgeweld samenhangend lichamelijk of psychisch letsel met blijvende invaliditeit tot gevolg. 3.3. De De Raad: Met name op het punt van de door de twee medici geschetste ernst van de psychische klachten alsmede op het punt van de gegeven GAF-score ziet de Raad een onverklaarbaar groot verschil naar voren komen. Deze discrepantie had voor verweerster aanleiding moeten zijn om ofwel de psychiater met gerichte vragen te benaderen, ofwel door middel van het doen verrichten van nader psychiatrisch onderzoek tot een helder beeld te komen omtrent de bij appellant aanwezige psychische klachten, het verband van deze klachten met zijn oorlogservaringen alsmede de mate van invaliditeit die deze klachten voor appellant met zich brengen.
Uitspraak
08/1077 WUBO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant] (hierna: appellant),
en
de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad (hierna: verweerster)
Datum uitspraak: 28 mei 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft beroep ingesteld tegen verweersters besluit van 31 december 2007, kenmerk BZ 7470, JZ/F70/2007, waarbij uitvoering is gegeven aan de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945, hierna: de Wet.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 april 2009. Aldaar is appellant, naar door hem tevoren was bericht, niet verschenen en heeft verweerster zich laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. OVERWEGINGEN
1. Appellant, geboren in 1932 in het voormalige Nederlands-Indië, heeft in januari 2006 bij verweerster een aanvraag ingediend om op grond van de Wet in aanmerking te komen voor onder meer een periodieke uitkering. Die aanvraag heeft appellant gebaseerd op met name psychische klachten, die hij in verband ziet staan met zijn oorlogservaringen.
1.1. Deze aanvraag heeft verweerster afgewezen bij besluit van 27 oktober 2006. Daarbij is erkend dat appellant is getroffen door oorlogsgeweld in de zin van de Wet, te weten het meemaken van beschietingen tijdens het transport naar en zijn verblijf in het 10e Bataljon te Batavia tijdens de Bersiap-periode, maar de aanvraag is afgewezen omdat appellant niet voldoet aan de ingevolge de Wet eveneens geldende eis dat bij hem sprake is van met het oorlogsgeweld samenhangend lichamelijk of psychisch letsel met blijvende invaliditeit tot gevolg. Na door appellant gemaakt bezwaar heeft verweerster dit standpunt bij het thans bestreden besluit gehandhaafd.
2. Appellant kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Onder inzending van een onderzoeksrapport van de arts R.T. Hupkens en onder verwijzing naar een door hem in bezwaar ingezonden schrijven van zijn behandelend psychiater B. Verwey heeft appellant het standpunt ingenomen dat bij hem sprake is van ernstige met zijn oorlogservaringen verband houdende psychische klachten.
3. De Raad heeft gelet op hetgeen in beroep is aangevoerd de vraag te beantwoorden of het bestreden besluit in rechte stand kan houden. Daartoe wordt het volgende overwogen.
3.1. Het standpunt van verweerster is gebaseerd op adviezen van haar geneeskundig adviseurs, die zich hebben gebaseerd op daartoe bij appellant verricht medisch onderzoek door de arts N.F. Vogel. Deze arts heeft blijkens het door hem uitgebrachte rapport vastgesteld dat bij appellant sprake is van psychische klachten die voor een gering deel samenhangen met zijn voor de Wet in aanmerking te nemen oorlogservaringen, maar dat de aanwezige beperkingen ten gevolge van zijn psychische klachten zodanig zijn dat gemeten aan de validiteitspunten van de AMA (American Medical Association) er geen sprake is van invaliditeit in de zin van de Wet. Deze arts heeft daarbij aangegeven dat voor appellant een GAF-score geldt van 70.
3.2. In bezwaar heeft appellant een schrijven ingebracht van zijn behandelend psychiater B. Verwey. Deze schrijft dat er bij appellant duidelijk aanwijzingen zijn voor een post-traumatische stress-stoornis, waarbij een verband met de traumatisering in en na de Tweede Wereldoorlog in Indonesië aannemelijk is. Voorts wordt appellant blijkens dit schrijven door verschillende lichamelijke en psychische klachten belemmerd in zijn functioneren en wordt de voor appellant geldende GAF-score vastgesteld tussen de 30 en 40.
3.3. De Raad stelt vast dat er een behoorlijke discrepantie bestaat tussen het door de arts Vogel geschetste beeld van de toestand waarin appellant verkeert en hetgeen door zijn behandelend psychiater naar voren is gebracht. Met name op het punt van de door beide medici geschetste ernst van de psychische klachten alsmede op het punt van de gegeven GAF-score ziet de Raad een onverklaarbaar groot verschil naar voren komen. Deze discrepantie had voor verweerster aanleiding moeten zijn om ofwel de psychiater Verwey met gerichte vragen te benaderen, ofwel door middel van het doen verrichten van nader psychiatrisch onderzoek tot een helder beeld te komen omtrent de bij appellant aanwezige psychische klachten, het verband van deze klachten met zijn oorlogservaringen alsmede de mate van invaliditeit die deze klachten voor appellant met zich brengen. Nu verweerster dit heeft nagelaten, heeft zij in strijd gehandeld met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en ontbeert het bestreden besluit een voldoende draagkrachtige motivering. Het komt derhalve wegens strijd met artikel 7:12 van de Awb voor vernietiging in aanmerking.
4. De Raad acht termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb en verweerster te veroordelen in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 540,- aan kosten van deskundigen.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het beroep gegrond;
Vernietigt het bestreden besluit;
Verstaat dat verweerster een nieuw besluit neemt met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
Veroordeelt verweerster in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 540,-, te betalen door de Pensioen- en Uitkeringsraad;
Bepaalt dat de Pensioen- en Uitkeringsraad aan appellant het door hem betaalde griffierecht van € 35,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door G.L.M.J. Stevens als voorzitter en H.R. Geerling-Brouwer en C.G. Kasdorp als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van I. Mos als griffier, uitgesproken in het openbaar op 28 mei 2009.
(get.) G.L.M.J. Stevens.
(get.) I. Mos.
HD