Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI8140

Datum uitspraak2009-06-16
Datum gepubliceerd2009-06-16
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers08/04243 H
Statusgepubliceerd


Indicatie

Herziening.


Uitspraak

16 juni 2009 Strafkamer nr. 08/04243 H SM Hoge Raad der Nederlanden Arrest op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 2 december 2003, nummer 21/002849-02, ingediend door: [aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968, wonende te [woonplaats]. 1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Zwolle van 7 oktober 2002 - de aanvrager ter zake van 1, 2 en 3, telkens opleverend "overtreding van artikel 9, zesde lid, Wegenverkeerswet 1994" veroordeeld tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, met voor de feiten 1, 2 en 3 telkens de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twee maanden. 2. De aanvrage tot herziening De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Op 26 november 2008 is een aanvullend schrijven van de aanvrager bij de Hoge Raad binnengekomen. 3. Beoordeling van de aanvrage 3.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden van feitelijke aard die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling. 3.2. Bij arrest van de Hoge Raad van 30 september 2008, nr. 07/12830 H, is een eerdere aanvrage tot herziening van het arrest van het Gerechtshof niet-ontvankelijk verklaard. Voor zover de aanvrage steunt op gronden die in deze beslissing ongenoegzaam zijn geoordeeld, kan zij reeds daarom niet worden ontvangen. Voor het overige behelst het in de aanvrage en in het aanvullend schrijven gestelde niets wat kan worden aangemerkt als een beroep op omstandigheden als hiervoor onder 3.1 vermeld. Voor een mondelinge toelichting van de aanvrage, zoals verzocht, is derhalve geen plaats. 4. Beslissing De Hoge Raad verklaart de aanvrage niet-ontvankelijk. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 16 juni 2009.