Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI8177

Datum uitspraak2009-05-07
Datum gepubliceerd2009-06-15
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07/440296-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

-ontvankelijkheid OM - tenuitvoerlegging -detournement de pouvoir


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD Sector Strafrecht Parketnr. : 07.440296-07 Datum : 7 mei 2009 Beslissing na voorwaardelijke veroordeling op de op 13 maart 2009 ter griffie ingekomen vordering van de officier van justitie strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige strafkamer te Zwolle-Lelystad d.d. 27 maart 2008 aan (verdachte), geboren op (geboortejaar), wonende te (adres), opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden waarbij de proeftijd is bepaald op twee jaren en als bijzondere voorwaarde is gesteld dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens Stichting Reclassering Nederland, ook als dat zou inhouden het volgen van een (ambulante) behandeling bij een forensische polikliniek, zulks zolang deze instelling of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht. De mededeling als bedoeld in artikel 366a, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering is aan de veroordeelde toegezonden. Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 23 april 2009. De officier van justitie, de veroordeelde en haar raadsman mr. A.C. Huisman, advocaat te Deventer, zijn op de vordering gehoord. OVERWEEGT De raadsman van veroordeelde heeft zich op het standpunt gesteld dat veroordeelde is opgenomen in een Forensische Psychiatrische Afdeling, terwijl in het vonnis is bepaald dat veroordeelde een ambulante behandeling dient te ondergaan. De voorwaardelijke straf is hier ten onrechte als drukmiddel gebruikt. De raadsman van veroordeelde heeft primair aangevoerd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering en subsidiair dat de vordering dient te worden afgewezen. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat veroordeelde eerst is aangemeld bij de polikliniek De Tender, maar dat De Tender heeft aangegeven dat de problematiek van veroordeelde te complex is voor een ambulante behandeling. Vervolgens is veroordeelde aangemeld bij een Forensische Psychiatrische Afdeling. Veroordeelde is niet bewust onder druk gezet. De rechtbank overweegt dat in het afloopbericht toezicht staat vermeld dat veroordeelde in eerste instantie conform het vonnis aangemeld is bij de forensische polikliniek De Tender, maar dat De Tender heeft aangegeven dat de problematiek van veroordeelde te complex is voor een ambulante behandeling. Vervolgens is veroordeelde aangemeld bij de Forensische Psychiatrische Afdeling. Veroordeelde wilde hier in eerste instantie niet aan meewerken, mede omdat in het vonnis een poliklinische behandeling vermeld stond. Hierop heeft er overleg met de officier van justitie plaatsgevonden en deze heeft aangegeven dat, gelet op het delict en het recidiverisico, als zij niet zou meewerken aan de opname het toezicht retour gezonden moest worden. Veroordeelde is vervolgens opgenomen op een gesloten afdeling van de Forensische Psychiatrische afdeling en vervolgens op een open afdeling. De rechtbank is van oordeel dat de voorwaardelijke straf onder de omstandigheden als geschetst, als drukmiddel is gebruikt om te bereiken dat veroordeelde zou worden opgenomen in een Forensische Psychiatrische Afdeling, terwijl dit in strijd is met het vonnis. In het vonnis is immers bepaald dat verdachte zich ambulant dient te laten behandelen. Omdat de officier van justitie verantwoordelijk is voor een juiste tenuitvoerlegging van het vonnis en de officier van justitie betrokken was bij het uitoefenen van druk, is de rechtbank van oordeel dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering. De rechtbank heeft bij de beslissing gelet op de artikelen 14g, 14h, 14i en 14j van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING De rechtbank verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in zijn vordering. Aldus gedaan door mr. A.J. Louter, voorzitter, mrs. C.A.M. Heeregrave en G.P. Nieuwenhuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C. van Druten als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 mei 2009. De officier van justitie in het arrondissement Zwolle brengt vorenstaande beslissing ter kennis van de aan ommezijde vermelde persoon, alsmede ter kennis van mr. Huisman belast met het verlenen van bijstand. Zwolle, De officier van justitie,