Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI8213

Datum uitspraak2009-05-20
Datum gepubliceerd2009-06-16
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers08 / 1073 HUISV N1 A
Statusgepubliceerd


Indicatie

Essentie: De gemeente weigert de bekostiging van huisvestingsvoorzieningen van een school omdat zij stelt geen geld ter beschikking te kunnen stellen. De rechtbank overweegt dat in beginsel aan alle voorwaarden is voldaan voor de stichting van de school. Dit is binnen de budgettaire afweging van de gemeente een zeer zwaarwegend belang. Daar komt bij dat vanaf het jaar na de stichting, in dit geval 2009, de gemeente extra financiering ontvangt uit het gemeentefonds. Onvoldoende aannemelijk is dat met deze voorzienbare aanvullende bijdragen de (voor)financiering van de huisvesting een zodanige onevenwichtigheid in de begroting van de gemeente teweegbrengt, dat dit zwaarder moet wegen dan het algemeen belang en het belang van de school, zoals dat mede volgt uit de wet. De rechtbank vernietigt het besluit van de gemeente.


Uitspraak

RECHTBANK ALMELO Sector bestuursrecht Registratienummer: 08 / 1073 HUISV N1 A uitspraak van de meervoudige kamer in het geschil tussen: Stichting Evangelisch Bijbelgetrouw Voortgezet Onderwijs, gevestigd te Houten, eiseres, gemachtigde: mr. J.A. Keijser, advocaat te Voorburg, en het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Wierden, verweerder. gemachtigde: mr. F.J. van der Vaart, advocaat te Enschede, Derde-partij: de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, gemachtigde: mr. J. Bootsma, advocaat te Den Haag. 1. Aanduiding bestreden besluit Besluit van verweerder van 26 september 2008. 2. Procesverloop Eiseres heeft op 24 januari 2007 verweerder verzocht om in aanmerking te komen voor voorzieningen in de huisvesting als bedoeld in artikel 76c, eerste lid, sub a, van de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) en om de, vanwege de door eiseres gewenste huisvesting, door haar gemaakte voorbereidingskosten te vergoeden. Bij besluit van 27 november 2007 heeft verweerder besloten het bekostigingsplafond voor het voortgezet onderwijs voor 2008 op nul vast te stellen en de huisvestingsaanvraag daarom af te wijzen. Op 20 december 2007 heeft eiseres tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren ongegrond verklaard. Tegen dit besluit is op 13 oktober 2008 beroep ingesteld bij deze rechtbank. De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: de Staatssecretaris) heeft verzocht om met toepassing van artikel 8:26 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) als partij te worden toegelaten tot het geding. Het beroep is gevoegd met de zaak onder nummer 08/1193 behandeld ter openbare zitting van de rechtbank van 8 mei 2009. Eiseres is verschenen bij haar directeur [naam directeur], bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door H. Bosma, ambtenaar van de gemeente Wierden, bijgestaan door de gemachtigde, terwijl de Staatssecretaris is verschenen bij haar gemachtigde, vergezeld van de heer van der Lee, ambtenaar op het ministerie. Vervolgens zijn de gevoegde zaken gesplitst. De rechtbank doet afzonderlijk uitspraak. 3. Overwegingen Het geschil 1.1 Eiseres keert zich tegen het bestreden besluit. Daarin heeft verweerder beslist het bezwaar van eiseres ongegrond te verklaren. Dit bezwaar richtte zich tegen het besluit het bekostigingsplafond voor het voortgezet onderwijs voor 2008 op nul vast te stellen (hierna: het plafondbesluit) en de huisvestingsaanvraag, met de voorbereidingskosten, voor de door eiseres te stichten school “De Passie” af te wijzen (hierna: het voorzieningenbesluit). Kort gezegd legt verweerder aan dit besluit ten grondslag, dat hij het bekostigingsplafond op nul mag stellen, gelet op zijn budgetrecht, de prioritering van taken en activiteiten en zijn verantwoordelijkheid voor het evenwicht in de begroting. 1.2 Samengevat voert eiseres hiertegen aan dat verweerder niet tot dit besluit heeft kunnen komen, gelet op de per 1 augustus 2008 aangevangen bekostiging van Rijkswege en de bedragen uit het gemeentefonds die verweerder kan aanwenden voor de bekostiging van de huisvesting. De toelating van de derde-partij 2. Verweerder heeft aangevoerd dat de Staatssecretaris geen belanghebbende is bij het bestreden besluit en daarom niet als partij kan worden toegelaten tot het geding. De rechtbank overweegt dat volgens artikel 1:2, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ten aanzien van bestuursorganen de hun toevertrouwde belangen als hun belangen worden gezien. Daarbij is van belang, dat de vraag of kan worden gesproken van een aan een bestuursorgaan als zodanig toevertrouwd belang, moet worden beoordeeld aan de hand van de taken die aan het bestuursorgaan in kwestie zijn opgedragen. Daarvoor is in de eerste plaats de wetgeving bepalend waaruit de taakpakketten van bestuursorganen zijn af te leiden. Uit het samenstel van artikel 23 van de Grondwet, artikel 65 van de WVO en de taakomschrijving van de Staatssecretaris (Besluit van 4 april 2007, Stc. 2007, 67) volgt, dat de Staatssecretaris zorg moet dragen voor een evenwichtig geheel van onderwijsvoorzieningen. Dit belang is in het geding bij de in het bestreden besluit gelegen weigering van verweerder de huisvesting van een school te bekostigen die, blijkens opeenvolgende plannen van scholen, volgens de Staatssecretaris kan worden gesticht. De beoordeling van het geschil 3. Op grond van artikel 76d van de WVO stelt verweerder jaarlijks een plafond vast voor de bekostiging van de voorzieningen in de huisvesting voor onder andere scholen voor voortgezet onderwijs. Verweerder dient bij deze vaststelling een budgettaire afweging te maken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder na deze afweging niet in redelijkheid het bekostigingsplafond op nul kunnen stellen. Het staat vast dat per 1 augustus 2008 de bekostiging van Rijkswege van “De Passie” is aangevangen. Daarbij gaat het om andere kosten dan huisvesting. In het systeem van de WVO is daarmee in beginsel aan alle voorwaarden voldaan voor stichting van de school. Dit is binnen de budgettaire afweging een zeer zwaarwegend belang. Daar komt bij dat vanaf het jaar na de stichting, in dit geval 2009, de gemeente Wierden extra financiering ontvangt uit het gemeentefonds. Onvoldoende aannemelijk is dat met deze voorzienbare aanvullende bijdragen de (voor)financiering van de huisvesting een zodanige onevenwichtigheid in de begroting van de gemeente teweegbrengt, dat dit zwaarder moet wegen dan het algemeen belang en het belang van eiseres, zoals dat mede volgt uit de WVO. 4. Doordat het plafondbesluit onrechtmatig is, kan het niet ten grondslag worden gelegd aan de weigering vervat in het voorzieningenbesluit. Ook dit laatste besluit kan daarom niet in stand blijven. 5. Dit betekent dat het beroep gegrond is en het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met de artikelen 76d en 76k van de WVO. De rechtbank acht het, gelet op het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb, billijk verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van dit beroep, zijnde de kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze kosten worden berekend naar één punt voor het indienen van het beroepschrift en één punt voor het bijwonen van de zitting, steeds bij een zaak van gemiddelde zwaarte. 4. Beslissing De Rechtbank Almelo, Recht doende: - verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit zowel wat betreft de beslissing op het bezwaar tegen de vaststelling van het bekostigingsplafond als de beslissing op het bezwaar tegen de weigering de gevraagde voorzieningen in het programma voor huisvestingsvoorzieningen op te nemen; - draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak; - veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten, welke kosten worden bepaald op EUR 644,--, door de gemeente Wierden te betalen aan eiseres; - verstaat dat de gemeente Wierden aan eiseres het griffierecht ad EUR 288,-- vergoedt. Tegen deze uitspraak staat binnen zes weken na verzending hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in Den Haag. N.B. In deze uitspraak heeft de rechtbank het beroep (gedeeltelijk) gegrond verklaard en is het bestreden besluit vernietigd. Indien de rechtbank daarbij beroepsgronden uitdrukkelijk heeft verworpen en een partij daarin niet wil berusten, dan moet die partij binnen bovengenoemde termijn hoger beroep instellen tegen deze uitspraak. Aldus gedaan door mr. M.E. van Wees, als voorzitter, en mrs. R.J. Jue en M.A. Heldeweg, als leden, en door mr. M.E. van Wees en J. Wenniger, griffier, ondertekend De griffier, De rechter, Uitgesproken in het openbaar op 20 mei 2009 Afschrift verzonden op 20 mei 2009 mtl