
Jurisprudentie
BI8268
Datum uitspraak2009-06-03
Datum gepubliceerd2009-06-16
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/1474 ZW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-06-16
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/1474 ZW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Weigering (verdere) ZW-uitkering. De Raad: voldoende zorgvuldig onderzoek; de primaire verzekeringsarts beschikte over informatie van de orthopedisch chirurg, mensendieck therapeut en arts assistent psychiatrie. De bva heeft appellant eveneens onderzocht en de informatie van de behandelend sector, alsook het telefonisch contact met de arts assistent psychiatrie op 27 april 2004, meegewogen in zijn oordeel. Uit voornoemd telefonisch contact is niet naar voren gekomen dat appellant nog ernstige psychische beperkingen had dan wel dat nog sprake was van een depressie met vitale kenmerken.
Uitspraak
08/1474 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 21 januari 2008, 07/1923 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 3 juni 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. W.J. de Vries-Mulder, advocaat te Amersfoort, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 april 2009. Namens appellant is verschenen mr. De Vries-Mulder voornoemd. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door R.M.H. Rokebrand.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellant, die laatstelijk werkzaam was als medewerker spoelkeuken, heeft zich op 30 december 2005, vanuit een uitkeringssituatie ingevolge de Werkloosheidswet (WW) ziek gemeld vanwege rug- en knieklachten. Nadien hebben zich ook psychische klachten ontwikkeld. Ter zake van deze ziekmelding is appellant meerdere malen op het spreekuur van de verzekeringsarts D. Kersten gezien. Na het laatste spreekuuronderzoek van 5 april 2007 heeft de verzekeringsarts appellant per 12 april 2007 hersteld verklaard voor zijn eigen werk.
1.2. Bij besluit van 5 april 2007 is appellant met ingang van 12 april 2007 een (verdere) uitkering ingevolge de Ziektewet (ZW) geweigerd. Het tegen dit besluit gemaakte bezwaar is bij besluit van 8 juni 2007 (hierna: bestreden besluit) ongegrond verklaard. Aan dit besluit ligt ten grondslag een rapport van de bezwaarverzekeringsarts O.C. van Oostrum van 4 juni 2007.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarbij betekenis toegekend aan de bevindingen en conclusies van de (bezwaar)verzekeringsartsen.
3. De stellingen van appellant in hoger beroep vormen in grote lijnen een herhaling van hetgeen in bezwaar en beroep is betoogd.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2. Ingevolge artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW heeft de verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid, als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken, recht op ziekengeld.
4.3. Op grond van vaste jurisprudentie van de Raad dient onder ongeschiktheid in de zin van artikel 19 van de ZW te worden verstaan het op medische gronden naar objectieve maatstaven gemeten niet kunnen of mogen verrichten van zijn arbeid. Onder “zijn arbeid” wordt verstaan het laatstelijk voor de aanvang van de ongeschiktheid feitelijk verrichte werk.
4.4. De Raad verenigt zich met het oordeel van de rechtbank en onderschrijft de aan dit oordeel ten grondslag gelegde overwegingen. Ook de Raad ziet geen reden te twijfelen aan de conclusies van de betrokken verzekeringsartsen, die in hun rapportages blijk hebben gegeven van een voldoende zorgvuldig onderzoek. De Raad heeft daarbij in aanmerking genomen dat de primaire verzekeringsarts beschikte over informatie van de orthopedisch chirurg J.B. van Lent, mensendieck therapeut S. Leenknegt en arts assistent psychiatrie A.C.O. Kort. De bezwaarverzekeringsarts heeft appellant eveneens onderzocht en de informatie van de behandelend sector, alsook het telefonisch contact met de arts assistent psychiatrie Kort op 27 april 2004, meegewogen in zijn oordeel. De Raad is met de bezwaarverzekeringsarts van oordeel dat uit voornoemd telefonisch contact niet naar voren is gekomen dat appellant op de datum in geding, te weten 12 april 2007, nog ernstige psychische beperkingen had dan wel dat nog sprake was van een depressie met vitale kenmerken. Met betrekking tot de eerdere informatie van de arts assistent psychiatrie Kort van 13 oktober 2006, waarin is geadviseerd dat appellant kan beginnen met werken, maar dan voor 50 %, merkt de Raad op dat deze informatie niet ziet op de datum in geding. Naar aanleiding van deze informatie heeft de verzekeringsarts Kersten de eerdere hersteldverklaring per 1 november 2006 ingetrokken.
4.5. Ten aanzien van appellants grief dat de gemeente hem tevens voor 50% arbeidsongeschikt heeft geacht, onderschrijft de Raad het commentaar van het Uwv in hoger beroep. De Raad constateert daarbij dat appellant zijn stellingen noch in beroep noch in hoger beroep heeft onderbouwd met medische stukken die aanleiding zouden kunnen geven te twijfelen aan de zorgvuldigheid van de onderzoeken en de juistheid van de conclusies van de (bezwaar)verzekeringsartsen. De Raad ziet onvoldoende reden voor het oordeel dat appellant op medische gronden op en na 12 april 2007 ongeschikt moet worden geacht voor zijn arbeid.
4.6. Uit hetgeen in 4.4 en 4.5 is overwogen volgt dat het hoger beroep van appellant geen doel treft en dat de aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.C.M. van Laar. De beslissing is, in tegenwoordigheid van E.M. de Bree als griffier, uitgesproken in het openbaar op 3 juni 2009.
(get.) M.C.M. van Laar.
(get.) E.M. de Bree.
KR