Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI8280

Datum uitspraak2009-06-05
Datum gepubliceerd2009-06-16
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/5073 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Herziening WAO-uitkering. Het oordeel over de medische grondslag staat reeds vast ivm eerdere uitspraak rechtbank. De rechtbank had in de aangevallen uitspraak niet opnieuw over de medische grondslag mogen oordelen. Hierin ziet de Raad evenwel onvoldoende reden om over te gaan tot vernietiging van de aangevallen uitspraak. Voldoende arbeidskundige grondslag.


Uitspraak

07/5073 WAO Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 2 juli 2007, 06/1237 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 5 juni 2009 I. PROCESVERLOOP Namens appellante is hoger beroep ingesteld door mr. G. Bakker, advocaat te Groningen. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 maart 2009. Appellante is niet verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door J.A. Klaver. II. OVERWEGINGEN 1. Bij besluit van 28 april 2004 is de aan appellante toegekende WAO-uitkering, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80% of meer, met ingang van 20 juni 2004 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%. 2. Het door appellante tegen dit besluit gemaakte bezwaar is bij besluit van 28 oktober 2004 ongegrond verklaard. 3. De rechtbank heeft bij uitspraak van 4 januari 2006 het beroep van appellante tegen het besluit van 28 oktober 2004 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en beslissingen gegeven over proceskosten en griffierecht. Daartoe heeft de rechtbank – samengevat en voor zover voor het hoger beroep van belang – het volgende overwogen. Er is geen aanleiding om te veronderstellen dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek niet zorgvuldig is geweest. Evenmin zijn er aanknopingspunten dat appellante meer medische beperkingen heeft dan door het Uwv is aangenomen. De niet-matchende items zijn onvoldoende toegelicht. Het besluit op bezwaar is in zoverre niet deugdelijk gemotiveerd en het beroep wordt om die reden gegrond verklaard. De mogelijk te grote arbeidsurenomvang in de functie keukenhulp is ontoelaatbaar gerelativeerd. Die functie mag daarom niet mede aan de schatting ten grondslag worden gelegd. Voor de reservefunctie productiemedewerker textiel, geen kleding geldt dat onvoldoende is toegelicht waarom deze ondanks het niet voldoen aan de ervaringseis toch geschikt wordt geacht voor appellante. Het beroep is derhalve ook te dien aanzien gegrond, aldus de rechtbank. 4. Het Uwv heeft in die uitspraak berust en bij besluit van 26 juli 2006 het bezwaar tegen het besluit van 28 april 2004 opnieuw ongegrond verklaard. 5. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellante tegen het besluit op bezwaar van 26 juli 2006 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, bepaald dat de rechtsgevolgen ervan in stand blijven en beslissingen gegeven over proceskosten en griffierecht. Daartoe heeft de rechtbank – samengevat – het volgende overwogen. Er is nog steeds geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de medische grondslag. Er zijn beperkingen op het psychische vlak aangenomen en er is niet gebleken dat die beperkingen onvoldoende zijn. De bezwaararbeidsdeskundige H.G. Coerts heeft voldoende inzichtelijk en verifieerbaar gemaakt waarom de functies ondanks de overschrijding van de belasting en ook de met een ‘M’ gemarkeerde functies, voor appellante toch geschikt zijn te achten. Hij is ook voldoende gemotiveerd ingegaan op het rapport van de door appellante geraadpleegde (externe) arbeidsdeskundige P. Rijnsburger. Uit de arbeidskundige rapporten is middels nadere toelichtingen voldoende duidelijk geworden dat in de aan appellante voorgehouden functies geen sprake is van een overschrijding van de belasting op het item probleemoplossen. Er is voorts geen reden tot vernietiging van het besluit op bezwaar vanwege het niet gemotiveerd zijn van de beperkingen bij de items omgaan met conflicten en samenwerken nu appellante haar geschiktheid ten aanzien van deze punten niet gemotiveerd heeft bestreden en ter zitting door het Uwv voldoende duidelijk is gemaakt dat er geen sprake is van een overschrijding van de belastbaarheid op die punten. Nu eerst in beroep een volledige toelichting omtrent de geschiktheid van de aan appellante voorgehouden functies is gegeven, wordt het besluit op bezwaar vernietigd en worden de rechtsgevolgen ervan in stand gelaten. 6. Appellant heeft in hoger beroep – evenals in bezwaar en beroep – aangevoerd dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek niet zorgvuldig is geweest en dat haar beperkingen zijn onderschat. Verder heeft appellante gesteld dat de aan haar voorgehouden functies niet geschikt zijn met name omdat appellante niet kan omgaan met emotionele problemen van anderen en vanwege haar concentratieproblemen niet in staat is een interne opleiding te volgen. 7. De Raad overweegt als volgt. 8. Bij de uitspraak van 4 januari 2006 heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat de medische beperkingen van appellante niet juist zijn vastgesteld. Tegen die uitspraak is geen hoger beroep ingesteld, hetgeen betekent dat het oordeel over de medische grondslag in rechte vaststaat en dat de rechtbank in de aangevallen uitspraak niet opnieuw over de medische grondslag had mogen oordelen. Hierin ziet de Raad evenwel onvoldoende reden om over te gaan tot vernietiging van de aangevallen uitspraak. 9. Hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd ten aanzien van de arbeidskundige grondslag vormt geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen dan waartoe de rechtbank is gekomen. In de aan appellante voorgehouden functies is geen sprake van het (beroepsmatig) omgaan met emotionele problemen van anderen. En de interne opleiding strekt zich niet verder uit dan het aanleren van de (eenvoudige) werkzaamheden. Er is uitgaande van de op 29 maart 2004 opgestelde ‘Functionele Mogelijkheden Lijst’ en gelet op de arbeidskundige rapportages dan ook geen reden om aan te nemen dat appellant de aan de schatting ten grondslag gelegde functies niet kan vervullen. 10. Het voorgaande betekent dat het hoger beroep faalt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. 11. De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door G.J.H. Doornewaard. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.C.A. Wit als griffier, uitgesproken in het openbaar op 5 juni 2009. (get.) G.J.H. Doornewaard. (get.) A.C.A. Wit. KR