Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI8284

Datum uitspraak2009-06-03
Datum gepubliceerd2009-06-16
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/903 ZW + 08/930 ZW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Geen recht meer ZW-uitkering, omdat betrokkene geschikt werd geacht voor minstens één van de in het kader van de WAO-schatting geduide functies. Dubbel hoger beroep. Zorgvuldig medisch onderzoek met informatie behandelend sector. Voldoende overtuigend gemotiveerd, dat betrokkene ten tijde in geding geschikt moest worden geacht voor het duidelijk gestructureerde werk in meerbedoelde functies. Geen ruimte om als eis te stellen dat middels actualisering wordt aangetoond dat de in het verleden geselecteerde functies nog bestaan ten tijde van de ongeschiktheidsbeoordeling in het kader van de ZW.


Uitspraak

08/903 ZW en 08/930 ZW Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op de hoger beroepen van: de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv), en [Betrokkene], wonende te [woonplaats] (hierna: betrokkene) tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 3 januari 2008, 07/1515 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: betrokkene en Uwv. Datum uitspraak: 3 juni 2009 I. PROCESVERLOOP Namens betrokkene heeft mr. H.W. Bemelmans, advocaat te Nijmegen, hoger beroep ingesteld. Ook het Uwv heeft hoger beroep ingesteld. Partijen hebben een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 april 2009. Betrokkene is na kennisgeving niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door G.M.M. Diebels. II. OVERWEGINGEN 1.1. Betrokkene is op 2 oktober 2000 wegens psychische klachten arbeidsongeschikt geworden voor haar werk als helpdeskmedewerkster. In aansluiting op de wachttijd van 52 weken is aan betrokkene geen uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend. Betrokkene werd destijds in staat geacht met functies een zodanig inkomen te verdienen, dat zij niet arbeidsongeschikt werd geacht in de zin van de WAO. 1.2. Betrokkene heeft zich op 5 oktober 2005 vanuit een uitkeringssituatie ingevolge de Werkloosheidswet weer wegens psychische klachten ziek gemeld. 2. Bij besluit van 5 februari 2007 is namens het Uwv aan betrokkene meegedeeld dat zij met ingang van 7 februari 2007 geen recht meer had op een uitkering ingevolge de Ziektewet (ZW), omdat zij op en na deze datum geschikt werd geacht voor minstens één van de eerder geduide functies. 3. Bij besluit van 30 maart 2007 (het bestreden besluit) is het bezwaar van betrokkene tegen het besluit van 5 februari 2007 ongegrond verklaard. 4.1. De rechtbank was op grond van de beschikbare medische gegevens, waaronder de rapporten van verzekeringsarts E. Klerkx-Maassen en het rapport van 28 maart 2007 van bezwaarverzekeringsarts M. Carere, van oordeel dat er geen redenen waren om te twijfelen aan de juistheid van de door het Uwv in het bestreden besluit neergelegde conclusie dat betrokkene per 7 februari 2007 in staat moest worden geacht de - in het kader van de WAO-beoordeling geduide - functies van stikster en printplaatmonteur te vervullen. De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op een arbeidskundig rapport van 31 augustus 2006, waarin is uiteengezet dat betrokkene voor deze functies en voor die van fotolaborant geschikt is te achten. De rechtbank heeft verder nog overwogen dat de door betrokkene in beroep overgelegde medische gegevens reeds in bezwaar waren ingebracht en door de bezwaarverzekeringsarts in diens beoordeling waren meegewogen, zonder daarin - naar het oordeel van de rechtbank terecht - aanleiding te zien om verdergaande beperkingen aan te nemen. 4.2. De rechtbank heeft verder overwogen dat het standpunt van het Uwv dat de functies stikster en printplaatmonteur geschikt zijn voor betrokkene onvoldoende feitelijke grondslag heeft. Deze functies zijn geselecteerd uit het Functie Informatie Systeem en naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv ten onrechte niet het CBBS geraadpleegd om vast te stellen of de eerder geduide functies nog actueel en geschikt waren op de datum in geding. Op grond van deze overweging heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard en dit besluit vernietigd. 5. Betrokkene kan zich met het onder 4.1 weergegeven oordeel van de rechtbank niet verenigen en heeft daartoe opnieuw verwezen naar de in beroep reeds overgelegde medische gegevens, waarmee naar haar mening bij de beoordeling onvoldoende rekening is gehouden. 6. Het hoger beroep van het Uwv is gericht tegen het onder 4.2 weergegeven oordeel van de rechtbank. 7. De Raad overweegt het volgende. 7.1. De Raad onderschrijft de onder 4.1 weergegeven overwegingen van de rechtbank. De door de primaire verzekeringsarts en bezwaarverzekeringsarts uitgebrachte rapporten geven blijk van een zorgvuldige beoordeling van de gezondheidstoestand van betrokkene ten tijde in geding. Anders dan betrokkene stelt heeft de bezwaarverzekeringsarts in het rapport van 28 maart 2007 ruimschoots aandacht besteed aan de toen reeds ingebrachte medische gegevens van de behandelend sector, waaronder een rapport van 27 april 2006 van de psychiater dr. W. Buis. Met inachtneming hiervan en gelet op de bevindingen op de hoorzitting heeft de bezwaarverzekeringsarts naar het oordeel van de Raad voldoende overtuigend gemotiveerd uiteengezet, dat betrokkene ten tijde in geding geschikt moest worden geacht voor het duidelijk gestructureerde werk in meerbedoelde functies. 7.2. Naar aanleiding van het hoger beroep van het Uwv overweegt de Raad het volgende. In zijn uitspraak van 6 augustus 2002 (LJN AF1507) heeft de Raad beslist dat in een geval als het onderhavige er geen ruimte is om als eis te stellen dat middels actualisering wordt aangetoond dat de in het verleden geselecteerde functies nog bestaan ten tijde van de ongeschiktheidsbeoordeling in het kader van de ZW. Onder verwijzing naar deze uitspraak is de Raad dan ook van oordeel dat de rechtbank het bestreden besluit ten onrechte heeft vernietigd. 8. Uit hetgeen is overwogen onder 7.1 en 7.2 volgt dat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd en dat het inleidend beroep alsnog ongegrond moet worden verklaard. 9. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Vernietigt de aangevallen uitspraak; Verklaart het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst als voorzitter en M.S.E. Wulffraat-van Dijk en C.P.J. Goorden als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier, uitgesproken in het openbaar op 3 juni 2009. (get.) Ch. van Voorst. (get.) T.J. van der Torn. CVG