Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI8288

Datum uitspraak2009-06-09
Datum gepubliceerd2009-06-16
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19/830306-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij tweemaal binnen 24 uur is betrokken geweest bij gewelddadige afpersingen en diefstallen van niets vermoedende mensen in hun eigen woningen, alwaar zij zich veilig behoren te kunnen voelen. Verdachte dient in deze als hoofdverdachte -de initiator- te worden aangemerkt. Hij ronselt mensen voor zijn gewelddadige incassopraktijken en doet daar ook zelf aan mee. Deze incasso’s werden, onder medeneming van gezichtbedekking en slagvoorwerpen, uitgevoerd om geld en/of goederen van de betrokken slachtoffers te incasseren, daarbij werd geweld en bedreiging daarmee -zoals bewezen is verklaard- niet geschuwd. Met name tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] werd ’s avonds laat in hun woning grof fysiek geweld gebruikt. De gebeurtenissen hebben een grote impact gehad op de slachtoffers zoals blijkt uit hun schriftelijke slachtofferverklaring. Tevens brengen dergelijke gebeurtenissen in de maatschappij grote gevoelens van onveiligheid met zich mee. Daarnaast heeft verdachte zich op grote schaal schuldig gemaakt aan verschillende vermogensdelicten, waaronder oplichting van diverse personen, valsheid in geschrift en bedrieglijke bankbreuk. Verdachte heeft hierdoor groot financieel voordeel gehad en de schade voor de gedupeerden was veelal groot. Veelvuldig werden kwetsbare mensen, die financieel al in de problemen zaten, de dupe van de oplichtingspraktijken van verdachte, waardoor ze nog dieper in de problemen kwamen. Verdachte had daarbij alleen oog voor zijn eigen belang. Voorts heeft verdachte bedrieglijke bankbreuk gepleegd door baten niet op de rekening van de boedel te storten en/of geldbedragen aan de boedel te onttrekken. Hierdoor zijn, ten behoeve van verdachtes eigen financieel gewin, de schuldeisers benadeeld. De rechtbank houdt er verder rekening mee dat verdachte op geen enkele wijze spijt betuigt over zijn handelwijze en geen enkel blijk van medeleven met zijn slachtoffers laat zien. Ter terechtzitting blijft verdachte, welhaast tegen beter weten in, volhouden dat zijn handelwijze normaal is in het maatschappelijk en economisch verkeer. De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur geboden is. De rechtbank zal een kortere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd, nu zij minder feiten bewezen heeft geacht.


Uitspraak

RECHTBANK ASSEN Sector strafrecht Parketnummers: 19.830306-08 en 19.810207-08 vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 09 juni 2009 in de zaken van het openbaar ministerie tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966, wonende te [adres], thans verblijvende te [plaats van detentie]. Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 28 april 2009 en 26 mei 2009. De verdachte is telkens verschenen, bijgestaan door mr. C.C.N. Brens-Cats, advocaat te Emmen. Tenlasteleggingen Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging. De rechtbank zal, waar in de tenlastelegging staat “verdachte en/of zijn mededader(s)” lezen alsof daar staat “verdachte en/of zijn medeverdachte(n)”. De term mededader namelijk impliceert dat verdachte ook als dader moet worden aangemerkt, hetgeen in strijd is met de presumptie van onschuld: een verdachte dient tot aan het moment van onherroepelijke bewezenverklaring van het hem tenlastegelegde voor onschuldig te worden gehouden. Het tenlastegelegde met betrekking tot parketnummer 19.830306-08 zal hierna worden aangeduid met zaak A. Het tenlastegelegde met betrekking tot parketnummer 19.810207-08 zal hierna worden aangeduid met zaak B. Ten aanzien van de voorvragen De rechtbank is van oordeel dat de tenlastelegging van feit 4 in zaak B niet aan de vereisten voldoet die de wet daaraan in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering stelt. Er is sprake van een obscuur libel nu in de tenlastelegging bestanddelen van artikel 7 lid 1 van de Wet Toezicht Effectenverkeer, van kracht tot en met 31 december 2006, en van artikel 2:80 lid 1 van de Wet op het financieel toezicht, in werking getreden per 1 januari 2007, door elkaar worden gebruikt. Het is niet duidelijk op welk strafbaar feit de tenlastelegging betrekking heeft. De rechtbank zal dan ook de dagvaarding van zaak B partieel nietig verklaren. Vrijspraak De verdachte dient van het in zaak B onder 5 tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht. De rechtbank acht met name niet bewezen dat het ten laste gelegde geldbedrag onmiddellijk of middellijk afkomstig was uit enig misdrijf en de ten laste gelegde voorwerpen betaald zijn met geld dat -onmiddellijk of middellijk- afkomstig was uit enig misdrijf. Bewijsconstructie volgt de bewijsconstructie Bewezenverklaring De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het in zaak A onder 1, 2 primair en 3 primair en in zaak B onder 1, 2, 3 en 6 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: volgt de bewezenverklaring Kwalificaties Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op: Ten aanzien van zaak A 1) afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, strafbaar gesteld bij artikel 317 in verbinding met artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht, en diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, strafbaar gesteld bij artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht. 2) poging tot afpersing, meermalen gepleegd, telkens strafbaar gesteld bij artikel 317 in verbinding met artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht, 3) afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, strafbaar gesteld bij artikel 317 in verbinding met artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht, en diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, door twee of meer verenigde personen en waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, strafbaar gesteld bij artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht. Ten aanzien van zaak B 1) Het medeplegen van het opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, meermalen gepleegd, telkens strafbaar gesteld bij artikel 225 in verbinding met artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht, 2) Het medeplegen van oplichting, strafbaar gesteld bij artikel 326 in verbinding met artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht, 3) Het medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd, telkens strafbaar gesteld bij artikel 326 in verbinding met artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht, 6) Bedriegelijke bankbreuk, strafbaar gesteld bij artikel 341 van het Wetboek van Strafrecht. Strafbaarheid De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht. Strafmotivering De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking, de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte en de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 14 april 2009, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van soortgelijke feiten is veroordeeld. Tevens houdt de rechtbank rekening met de eis van de officier van justitie mr. S. Kromdijk en het pleidooi van de raadsman van verdachte. De officier van justitie vordert dat verdachte ter zake van de tenlastegelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren. Tevens heeft zij (gedeeltelijke) toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen en beslissingen ten aanzien de inbeslaggenomen voorwerpen gevorderd. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij tweemaal binnen 24 uur is betrokken geweest bij gewelddadige afpersingen en diefstallen van niets vermoedende mensen in hun eigen woningen, alwaar zij zich veilig behoren te kunnen voelen. Verdachte dient in deze als hoofdverdachte -de initiator- te worden aangemerkt. Hij ronselt mensen voor zijn gewelddadige incassopraktijken en doet daar ook zelf aan mee. Deze incasso’s werden, onder medeneming van gezichtbedekking en slagvoorwerpen, uitgevoerd om geld en/of goederen van de betrokken slachtoffers te incasseren, daarbij werd geweld en bedreiging daarmee -zoals bewezen is verklaard- niet geschuwd. Met name tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] werd ’s avonds laat in hun woning grof fysiek geweld gebruikt. De gebeurtenissen hebben een grote impact gehad op de slachtoffers zoals blijkt uit hun schriftelijke slachtofferverklaring. Tevens brengen dergelijke gebeurtenissen in de maatschappij grote gevoelens van onveiligheid met zich mee. Daarnaast heeft verdachte zich op grote schaal schuldig gemaakt aan verschillende vermogensdelicten, waaronder oplichting van diverse personen, valsheid in geschrift en bedrieglijke bankbreuk. Verdachte heeft hierdoor groot financieel voordeel gehad en de schade voor de gedupeerden was veelal groot. Veelvuldig werden kwetsbare mensen, die financieel al in de problemen zaten, de dupe van de oplichtingspraktijken van verdachte, waardoor ze nog dieper in de problemen kwamen. Verdachte had daarbij alleen oog voor zijn eigen belang. Voorts heeft verdachte bedrieglijke bankbreuk gepleegd door baten niet op de rekening van de boedel te storten en/of geldbedragen aan de boedel te onttrekken. Hierdoor zijn, ten behoeve van verdachtes eigen financieel gewin, de schuldeisers benadeeld. De rechtbank houdt er verder rekening mee dat verdachte op geen enkele wijze spijt betuigt over zijn handelwijze en geen enkel blijk van medeleven met zijn slachtoffers laat zien. Ter terechtzitting blijft verdachte, welhaast tegen beter weten in, volhouden dat zijn handelwijze normaal is in het maatschappelijk en economisch verkeer. De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur geboden is. De rechtbank zal een kortere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd, nu zij minder feiten bewezen heeft geacht. Motivering van de verbeurdverklaring De rechtbank acht de hierna te vermelden in beslag genomen voorwerpen vatbaar voor verbeurdverklaring aangezien het voorwerpen zijn met behulp waarvan de feiten zijn begaan. Motivering van de maatregel onttrekking aan het verkeer De rechtbank acht het hierna te vermelden in beslag genomen voorwerp vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, aangezien met behulp van dit voorwerp de bewezen verklaarde feiten zijn begaan en dit voorwerp van zodanige aard is, dat het ongecontroleerd bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang. Benadeelde partijen [namen benadeelde partijen] Deze benadeelde partijen zullen, nu er zich bij de stukken geen originele (en ondertekende) voegingsformulieren bevinden, niet ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen en zij kunnen hun vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Benadeelde partij [benadeelde partij] De rechtbank acht de vordering onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij zal niet ontvankelijk worden verklaard in haar vordering en zij kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Benadeelde partij [benadeelde partij] De rechtbank acht de vordering niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. De benadeelde partij zal niet ontvankelijk worden verklaard in haar vordering en zij kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Benadeelde partij [benadeelde partij] De benadeelde partij zal, nu er zich bij de stukken geen ondertekend voegingsformulier bevindt, niet ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering en hij kan zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Benadeelde partijen [benadeelde partijen] De rechtbank acht telkens het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. De gevorderde bedragen acht zij voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vorderingen zijn dan ook gegrond en voor toewijzing vatbaar. Benadeelde partij [benadeelde partij] De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. De vordering acht zij tot een bedrag van € 3825,09 voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering is dan ook gegrond en tot na te noemen bedrag voor toewijzing vatbaar. Voor het overige -de post mobiel abonnement ad € 83,92 - acht de rechtbank de benadeelde partij wegens onvoldoende onderbouwing van deze post, niet ontvankelijk in zijn vordering, voor dit deel kan de benadeelde partij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Benadeelde partij [benadeelde partij] De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. De vordering acht zij tot een bedrag van € 1500,00, zijnde intake- en taxatiekosten, voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering is dan ook gegrond en tot na te noemen bedrag voor toewijzing vatbaar. Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering, nu dit deel van de vordering niet van eenvoudige aard is. Voor dit deel van de vordering kan de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Schadevergoedingsmaatregel Met betrekking tot de bewezen verklaarde feiten acht de rechtbank de verdachte jegens na te noemen slachtoffers naar burgerlijk recht tot na te noemen bedragen aansprakelijk voor de schade, die door de strafbare feiten zijn toegebracht. Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd die bedragen aan de Staat te betalen ten behoeve van de slachtoffers. Toepassing van wetsartikelen De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 24c 27, 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 57, 63 van het Wetboek van Strafrecht. Beslissing van de rechtbank De rechtbank verklaart de dagvaarding in zaak A voor zover het de tenlastelegging onder 4 betreft nietig. De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte in zaak B onder 5 is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij. De rechtbank verklaart bewezen dat het tenlastegelegde, zoals in zaak A onder 1, 2 primair en 3 primair en in zaak B onder 1, 2, 3 en 6 is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar. De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte in zaak A onder 1, 2 primair en 3 primair en in zaak B onder 1, 2, 3 en 6 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren. De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. De rechtbank verklaart verbeurd de navolgende in beslag genomen voorwerpen: volgt opsomming verbeurd verklaarde voorwerpen De rechtbank verklaart onttrokken aan het verkeer het navolgende in beslag genomen voorwerp: - zwarte bivakmuts. De rechtbank gelast de teruggave aan de rechthebbende(n) van de navolgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen: volgt opsomming van terug te geven voorwerpen De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij] niet ontvankelijk is in zijn vordering en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten. De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij] niet ontvankelijk is in haar vordering en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten. De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij] niet ontvankelijk is in zijn vordering en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten. De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij] niet ontvankelijk is in zijn vordering en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten. De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij] niet ontvankelijk is in zijn vordering en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten. De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij] niet ontvankelijk is in zijn vordering en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij] van de som van € 250,00 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij] van de som van € 262,50 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij] van de som van € 3825,09 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil. De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat hij dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij] van de som van € 1500,00 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil. De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat zij dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten. De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], een bedrag van € 250,00 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 5 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen. De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], een bedrag van € 262,50 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 5 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen. De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], een bedrag van € 3825,09 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 48 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen. De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], een bedrag van € 1500,00 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 25 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen. Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.M. Oostdam, voorzitter en mr. B.I. Klaassens en mr H.T. van Voorst, rechters in tegenwoordigheid van J. Hoogeveen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 09 juni 2009, zijnde mr. Van Voorst buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.