
Jurisprudentie
BI8393
Datum uitspraak2009-06-09
Datum gepubliceerd2009-06-17
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/3150 WWB
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-06-17
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/3150 WWB
Statusgepubliceerd
Indicatie
Afwijzing aanvraag bijstand. Niet verschoonbare termijnoverschrijding indienen bezwaarschrift. De Raad: het is onvoldoende aannemelijk geworden dat appellant buiten staat is geweest om, al dan niet met hulp van de derden (...) kenbaar te maken dat hij zich niet kon verenigen met het besluit van 6 november 2006, eventueel met het verzoek om de gronden voor dat bezwaar op een later tijdstip te mogen indienen. Bevoegdheidsgebrek. Instandlating rechtsgevolgen.
Uitspraak
08/3150 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 18 april 2008, 07/795 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het Dagelijks Bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Walcheren (hierna: Dagelijks Bestuur)
Datum uitspraak: 9 juni 2009
I. PROCESVERLOOP
Als gevolg van de inwerkingtreding van de Gemeentelijke Regeling Intergemeentelijke Sociale Dienst Walcheren oefent het Dagelijks Bestuur de taken en bevoegdheden in het kader van de Wet werk en bijstand (WWB) uit die voorheen door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlissingen werden uitgeoefend.
Namens appellant heeft mr. K. van Overloop, advocaat te Goes, hoger beroep ingesteld.
Het Dagelijks Bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op 12 mei 2009, waar partijen niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Bij besluit van 6 november 2006 heeft het Dagelijks Bestuur de op 12 oktober 2006 ingediende aanvraag van appellant om algemene bijstand afgewezen.
1.2. Bij besluit van 10 juli 2007 heeft de voorzitter van het Dagelijks Bestuur de door appellant tegen het besluit van 6 november 2006 gemaakte bezwaren wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het namens appellant tegen het besluit van 10 juli 2007 ingestelde beroep ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De Raad overweegt met betrekking tot de vraag of het besluit van 10 juli 2007 bevoegd is genomen allereerst - ambtshalve - het volgende.
4.2. Ten tijde van het nemen van dit besluit was van kracht de Gemeenschappelijke Regeling Intergemeentelijke Sociale Dienst Walcheren. Uit de gedingstukken is gebleken dat de voorzitter van het Dagelijks Bestuur heeft beslist op het bezwaar gericht tegen het besluit van 6 november 2006. De bevoegdheid om te beslissen op het onderhavige bezwaarschrift berust echter, zo volgt uit artikel 9, tweede lid, van de WWB en artikel 33, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, bij het Dagelijks Bestuur. Het besluit van 10 juli 2007 is dus niet bevoegd genomen. De rechtbank heeft dit niet onderkend. De Raad zal - met vernietiging van de aangevallen uitspraak en, doende wat de rechtbank zou behoren te doen, het beroep tegen het besluit van 10 juli 2007 gegrond verklaren en dat besluit wegens strijd met de wet vernietigen.
4.3. Bij brief van 16 juni 2008 is door de Sociale Dienst Walcheren een nota van 3 juni 2008 tevens inhoudend een besluit van 16 juni 2008 overgelegd, waarin het Dagelijks Bestuur verklaart - kort gezegd - het besluit van onder andere 10 juli 2007 voor zijn rekening te nemen.
4.4. Daarvan uitgaande zal de Raad vervolgens bezien of de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit van 10 juli 2007 in stand kunnen worden gelaten.
5. Niet in geschil is, en ook voor de Raad staat vast, dat appellant de bezwaartermijn van zes weken heeft overschreden.
5.1. Artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege blijft indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
5.2. Appellant heeft in beroep aangevoerd dat de termijnoverschrijding hem niet kan worden verweten omdat hij afasiepatiënt is en dientengevolge moeite heeft met spreken, schrijven, begrijpen en onthouden. Appellant heeft ter onderbouwing hiervan enkele medische stukken overgelegd.
5.3. De rechtbank heeft ten aanzien hiervan overwogen dat niet is gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan geoordeeld moet worden dat de termijnoverschrijding is te verontschuldigen. Hierbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de stukken die appellant ten bewijze van zijn afasieproblematiek heeft overgelegd gedateerd zijn. Voorts is tijdens de zitting gebleken dat appellant bij het regelen van allerlei zaken regelmatig de hulp inroept van de heer A.Y. Ahmed. Dit leidt de rechtbank tot het oordeel dat de termijnoverschrijding voor rekening en risico van appellant dient te komen.
5.4. De Raad kan zich met deze overwegingen verenigen en neemt deze over.
5.5. In hetgeen in hoger beroep namens appellant is aangevoerd, ziet de Raad geen grond om tot een ander oordeel te komen. De Raad tekent daarbij aan dat de door appellant overgelegde verzekeringsgeneeskundige verklaring van 5 november 2007, opgemaakt op verzoek van de Sociale Dienst in het kader van een herbeoordeling van de arbeidsmogelijkheden van appellant, onvoldoende grond biedt voor de conclusie dat appellant niet in staat was zijn belangen voldoende adequaat te (laten) behartigen. De overige gedingstukken laten zien dat appellant tijdens de bezwaartermijn wel in staat is gebleken opnieuw een bijstandsuitkering en een voorschot daarop aan te vragen.
Gezien het voorgaande is onvoldoende aannemelijk geworden dat appellant buiten staat is geweest om, al dan niet met hulp van de derden, nog tijdens de bezwaartermijn schriftelijk aan het Dagelijks Bestuur kenbaar te maken dat hij zich niet kon verenigen met het besluit van 6 november 2006, eventueel met het verzoek om de gronden voor dat bezwaar op een later tijdstip te mogen indienen. Gelet hierop is naar het oordeel van de Raad van verschoonbare termijnoverschrijding hier geen sprake.
5.6. Gezien het vorenstaande ziet de Raad aanleiding om te bepalen dat de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand blijven.
6. De Raad ziet aanleiding om het Dagelijks Bestuur te veroordelen in de proceskosten van appellant. Deze kosten worden begroot op € 644,-- in beroep en op € 322,-- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep gegrond;
Vernietigt het besluit van 10 juli 2007;
Bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand blijven;
Veroordeelt het Dagelijks Bestuur in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 966,--, te betalen door de Intergemeentelijke Sociale Dienst Walcheren;
Bepaalt dat de Intergemeentelijke Sociale Dienst Walcheren aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 146,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door N.J. van Vulpen-Grootjans. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A. Badermann als griffier, uitgesproken in het openbaar op 9 juni 2009.
(get.) N.J. van Vulpen-Grootjans.
(get.) A. Badermann.