
Jurisprudentie
BI8394
Datum uitspraak2009-06-09
Datum gepubliceerd2009-06-17
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/370 WWB
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-06-17
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/370 WWB
Statusgepubliceerd
Indicatie
Intrekking bijstand: De Raad heeft in hetgeen in hoger beroep naar voren is gebracht geen toereikende aanknopingspunten gevonden om het oordeel van de rechtbank voor onjuist te houden en onderschrijft de aan dit oordeel ten grondslag gelegde overwegingen. Appellant heeft ook in hoger beroep de stukken waarom het College had gevraagd niet ingeleverd. Evenmin heeft hij informatie verstrekt op grond waarvan het recht op bijstand alsnog kan worden vastgesteld.
Uitspraak
08/370 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 29 november 2007, 07/180 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam (hierna: College)
Datum uitspraak: 9 juni 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 mei 2009. Appellant is niet verschenen. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H.H. Nicolai, werkzaam bij de gemeente Rotterdam.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant ontvangt bijstand, laatstelijk naar de norm voor een alleenstaande.
1.2. Bij brief van 25 februari 2005 is appellant vanwege het College uitgenodigd voor een gesprek in verband met de mogelijkheden op de arbeidsmarkt en de juistheid van de uitkering met het verzoek een aantal stukken mee te nemen, waaronder bank/giroafschriften van de laatste drie maanden en een ingevuld vragenformulier doelmatigheidsonderzoek. Naar aanleiding van een schriftelijke reactie van appellant op deze uitnodiging, is hem bij brief van 23 maart 2005 het verzoek gedaan het vragenformulier en de gevraagde gegevens binnen een week op te sturen naar het College. Dit verzoek is bij brieven van 13 april 2005 en 18 mei 2005 herhaald, waarbij aan appellant tweemaal een nadere termijn, de laatste keer tot 1 juni 2005, is gegeven voor het verstrekken van de gevraagde gegevens. Bij besluit van 6 juni 2005 is het recht op uitkering van appellant met ingang van 1 juni 2005 opgeschort. Door tussenkomst van de gemeentelijk ombudsman Rotterdam heeft appellant op 15 september 2005 het vragenformulier doelmatigheidsonderzoek alsnog ingevuld ingeleverd. De overige gegevens zijn niet ingeleverd.
1.3. Bij besluit van 15 september 2005 heeft het College de aan appellant verleende bijstand met ingang van 1 juni 2005 ingetrokken. Het bezwaar tegen dat besluit is bij besluit van 22 november 2006 ongegrond verklaard. Aan de besluitvorming van het College ligt het standpunt ten grondslag dat appellant ondanks herhaalde verzoeken niet heeft voldaan aan het verzoek een aantal stukken in te leveren als gevolg waarvan niet kan worden beoordeeld of hij nog recht heeft op bijstand.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 22 november 2006 ongegrond verklaard. De rechtbank is van oordeel dat het appellant redelijkerwijs duidelijk had moeten zijn dat de door het College gevraagde gegevens noodzakelijk waren om zijn recht op bijstand te kunnen vaststellen. De rechtbank stelt vast dat het gevraagde formulier doelmatigheid ten tijde van het primaire besluit wel in het bezit was van het College maar dat appellant nadien, ook in bezwaar, in gebreke is gebleven de gevraagde bewijsstukken in te leveren.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
4. De Raad heeft in hetgeen in hoger beroep naar voren is gebracht geen toereikende aanknopingspunten gevonden om het oordeel van de rechtbank voor onjuist te houden en onderschrijft de aan dit oordeel ten grondslag gelegde overwegingen. Appellant heeft ook in hoger beroep de stukken waarom het College had gevraagd niet ingeleverd. Evenmin heeft hij informatie verstrekt op grond waarvan het recht op bijstand alsnog kan worden vastgesteld.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door N.J. van Vulpen-Grootjans. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A. Badermann als griffier, uitgesproken in het openbaar op 9 juni 2009.
(get.) N.J. van Vulpen-Grootjans.
(get.) A. Badermann.
NK