Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI8456

Datum uitspraak2009-06-17
Datum gepubliceerd2009-06-17
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200805668/1/R2
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 27 mei 2008, nummer 136779, heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Oss (hierna: de raad) bij besluit van 3 januari 2008 vastgestelde bestemmingsplan "Bergse Heihoek, Berghem".


Uitspraak

200805668/1/R2. Datum uitspraak: 17 juni 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: 1. [appellant sub 1], wonend te [woonplaats], 2. [appellant sub 2], wonend te [woonplaats], appellanten, en het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 27 mei 2008, nummer 136779, heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Oss (hierna: de raad) bij besluit van 3 januari 2008 vastgestelde bestemmingsplan "Bergse Heihoek, Berghem". Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 juli 2008, en [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 augustus 2008, beroep ingesteld. [appellant sub 1] heeft zijn beroep aangevuld bij brief van 22 augustus 2008. [appellant sub 2] heeft zijn beroep aangevuld bij brief van 19 september 2008. Het college heeft een verweerschrift ingediend. Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft de raad een schriftelijke uiteenzetting gegeven. [appellant sub 1] heeft een nader stuk ingediend. Dit stuk is aan de andere partijen toegestuurd. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 mei 2009, waar [appellant sub 1] is verschenen. Voorts zijn ter zitting als partij gehoord de raad, vertegenwoordigd door mr. Q.W.J. de Ruiter en ir. A.P. van Doornen, ambtenaren in dienst van de gemeente, en de stichting Stichting Brabant Wonen, vertegenwoordigd door [vestigingsdirecteur]. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht, rust op het college de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient het college rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft het college erop toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht. 2.2. Het plan voorziet in de mogelijkheid om woningen te bouwen in het zuidoosten van de kern Berghem. Het college heeft het plan goedgekeurd. 2.3. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat voor de tegenover hun woningen voorziene woningen ten onrechte geen wisselende rooilijn is voorgeschreven. Hierdoor sluit de voorziene nieuwbouw niet aan bij de bestaande woningen aan de Willandstraat, terwijl is toegezegd dat voor de voorziene woningen hetzelfde beeldkwaliteitsplan van toepassing zou zijn als voor hun eigen woningen. De raad heeft volgens [appellant sub 1] en [appellant sub 2] onvoldoende rekening gehouden met hun belangen doordat de raad het alternatief voor de verkavelingopzet niet heeft overgenomen. 2.4. Het college heeft ingestemd met de beantwoording van de zienswijzen door de raad. Daarbij heeft het college zich op het standpunt gesteld dat het plan aansluit bij de verkavelingstructuur in het zuidelijk deel van Berghem. De Willandstraat neemt daarbinnen niet een dermate belangrijke positie in dat de verkaveling daarop dient te worden aangepast. Volgens het college heeft de raad de alternatieve opzet voor de verkaveling vanuit het oogpunt van de ruimtelijke kwaliteit beoordeeld. De keuze voor de oorspronkelijke opzet acht het college aanvaardbaar. Voorts heeft de raad bij de totstandkoming van het plan voldoende rekening gehouden met de belangen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2], aldus het college. 2.5. Het plan voorziet voor de nieuw te bouwen woningen aan de Willandstraat in een bouwvlak dat voor 50% met vrijstaande woningen mag worden bebouwd. De voorziene maximale goothoogte is 3,5 meter en de maximale bouwhoogte is 9 meter. Aan de zuidzijde van de Willandstraat staan ook vrijstaande woningen met een schuin dak vanaf de tweede bouwlaag. Gelet op het vorenstaande is de Afdeling van oordeel dat de voorziene woningen slechts in beperkte mate zullen afwijken van de bestaande woningen aan de Willandstraat. Voorts heeft de raad het door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] naar voren gebrachte alternatief bij zijn besluitvorming betrokken en voldoende gemotiveerd waarom niet voor dit alternatief is gekozen. Voor het oordeel dat het college bij zijn belangenafweging onvoldoende gewicht heeft toegekend aan de belangen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2], bestaat dan ook geen aanleiding. Overigens is het op basis van artikellid 6.2.1. van de planvoorschriften mogelijk om de voorgevels van de voorziene woningen te laten verspringen. Ter zitting heeft de raad de stedenbouwkundige opzet die in de plantoelichting is opgenomen, nader toegelicht. Hierbij heeft de raad uiteengezet dat op basis van die opzet de voorgevels één of twee meter zullen inspringen en dat er verschillende kaprichtingen zullen worden gerealiseerd. 2.6. Over het betoog van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] dat het vertrouwensbeginsel is geschonden, wordt overwogen dat in het algemeen geen rechten kunnen worden ontleend aan toezeggingen die zijn gedaan door niet ter zake beslissingsbevoegden. De bevoegdheid tot het vaststellen van een bestemmingsplan berust niet bij een ambtenaar, maar bij de raad. De raad heeft bij het ontbreken van een aan hem toe te rekenen toezegging, dan ook niet in strijd met het vertrouwensbeginsel besloten. Het college heeft zich derhalve terecht op het standpunt gesteld dat het plan op dit punt niet in strijd met het vertrouwensbeginsel is vastgesteld. 2.7. De conclusie is dat hetgeen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. De beroepen zijn ongegrond. 2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart de beroepen ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld, ambtenaar van Staat. w.g. Hoekstra w.g. Langeveld lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 17 juni 2009 317-545.