Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI8693

Datum uitspraak2009-06-16
Datum gepubliceerd2009-06-18
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
ZaaknummersTBS 2009/157
Statusgepubliceerd


Indicatie

De terbeschikkinggestelde is niet-ontvankelijk in het tegen de beslissing van de rechtbank ingestelde hoger beroep. Het hoger beroep is pas na het verstrijken van de wettelijke termijn van veertien dagen ingesteld. De raadsman van betrokkene heeft ter terechtzitting ten overstaan van het hof aangevoerd dat betrokkene door de rechtbank niet zou zijn gewezen op het binnen veertien dagen in te stellen rechtsmiddel hoger beroep. Echter, betrokkene was voorzien van rechtskundige bijstand waarop hij zich mocht verlaten. Een verzuim binnen de interne bedrijfsvoering van de raadsman leidt niet tot een verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding. Daarbij heeft de raadsman verklaard geen medische onderbouwing te hebben voor het feit dat betrokkene ten tijde van de betekening van de uitspraak van de rechtbank bestraald werd. Uit de enkele omstandigheid dat iemand bestraald wordt vloeit echter niet voort dat hij na kennisneming van de uitspraak -gedurende langere tijd- niet in staat was het openstaande rechtsmiddel aan te wenden of te doen aanwenden. Er is dan ook niet gebleken van een omstandigheid die communicatie tussen betrokkene en zijn raadsman binnen die veertien dagen in de weg kan hebben gestaan.


Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM TBS 2009o Beslissing d.d. 16 juni 2009 De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van [Terbeschikkinggestelde], Geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], verblijvende in [verblijfplaats]. Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank te Maastricht van 23 februari 2009, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar. Overwegingen: Op 11 maart 2009 is de beslissing van de rechtbank te Maastricht van 23 februari 2009 in persoon aan betrokkene betekend. De beslissing is op 19 maart 2009 in afschrift verzonden naar [raadsman], de raadsman die tijdens de behandeling van de zaak bij de rechtbank Maastricht op 23 februari 2009 betrokkene heeft vertegenwoordigd. Ook [raadsman], de huidige raadsman van betrokkene, is bij de behandeling van de zaak van betrokkene bij de rechtbank te Maastricht op 23 februari 2009 aanwezig geweest. Op 1 mei 2009 is vervolgens hoger beroep ingesteld. Betrokkene is op 6 mei 2009 geplaatst in het penitentiair ziekenhuis te Scheveningen. Op grond van artikel 509v, eerste lid, Wetboek van Strafvordering kon betrokkene gedurende veertien dagen nadat de beslissing aan hem in persoon was betekend tegen dit vonnis hoger beroep instellen. Het hoger beroep is pas na het verstrijken van bovengenoemde termijn ingesteld. De raadsman van betrokkene heeft ter terechtzitting ten overstaan van het hof aangevoerd dat betrokkene door de rechtbank niet zou zijn gewezen op het binnen veertien dagen in te stellen rechtsmiddel hoger beroep. Echter, betrokkene was voorzien van rechtskundige bijstand waarop hij zich mocht verlaten. De raadsman heeft ten overstaan van het hof verklaard bij de terechtzitting in eerste aanleg aanwezig te zijn geweest. Voorts heeft de raadsman verklaard dat hij op de hoogte was van de datum van de uitspraak van de rechtbank en dat door zijn secretaresse is geïnformeerd naar de uitspraak. Een verzuim binnen de interne bedrijfsvoering van de raadsman leidt niet tot een verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding. Daarbij heeft de raadsman verklaard geen medische onderbouwing te hebben voor het feit dat betrokkene ten tijde van de betekening van de uitspraak van de rechtbank bestraald werd. Uit de enkele omstandigheid dat iemand bestraald wordt vloeit echter niet voort dat hij na kennisneming van de uitspraak -gedurende langere tijd- niet in staat was het openstaande rechtsmiddel aan te wenden of te doen aanwenden. Er is dan ook niet gebleken van een omstandigheid die communicatie tussen betrokkene en zijn raadsman binnen die veertien dagen in de weg kan hebben gestaan. Betrokkene zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep. Gelet op het feit dat de raadsman van betrokkene heeft verklaard dat betrokkene ten aanzien van de beoordeling van de ontvankelijkheid van het hoger beroep, niet gehoord dient te worden, ziet het hof -mede vanwege proceseconomische redenen- ervan af betrokkene rogatoir te (doen) horen. Beslissing: Het hof: Verklaart de terbeschikkinggestelde [Terbeschikkinggestelde] niet-ontvankelijk in het tegen de beslissing van de rechtbank te Maastricht van 23 februari 2009 ingestelde hoger beroep. Aldus gedaan door mr Mintjes als voorzitter, mrs Lensing en Rutgers van der Loeff als raadsheren, en dr Schudel en drs Poll als raden, in tegenwoordigheid van Bakkenes als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 juni 2009. Mr Rutgers van der Loeff en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.