Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI8714

Datum uitspraak2009-05-29
Datum gepubliceerd2009-06-18
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers08/1640
Statusgepubliceerd


Indicatie

Eiser heeft geen procesbelang meer bij het beroep, nu hij de voor zijn woning vastgestelde WOZ-waarde van niet langer bestrijdt. Het ontvallen van het procesbelang is niet veroorzaakt doordat verweerder zijn eerder in de uitspraak op bezwaar ingenomen standpunt in de beroepsfase heeft verlaten, of doordat verweerder een aan de uitspraak op bezwaar klevend motiveringsgebrek, dat aanleiding is geweest om beroep in te stellen, in de beroepsfase heeft hersteld. Daarom is er geen aanleiding om verweerder te veroordelen tot vergoeding van het griffierecht.


Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR Sector Bestuursrecht Zaaknummer: 08/1640 WOZ Uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak van: [naam], wonende te [plaatsnaam], eiser, tegen de heffingsambtenaar van de gemeente Texel, verweerder. Ontstaan en loop van de zaak Bij beschikking gedateerd 29 februari 2008 heeft verweerder ter uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van eisers onroerende zaak aan de [adres] te [plaatsnaam] (hierna: eisers woning) voor het belastingjaar 2008 vastgesteld op € 384.000,00, waarbij is uitgegaan van 1 januari 2007 als waardepeildatum. Het hiertegen door eiser gemaakte bezwaar heeft verweerder bij uitspraak op bezwaar van 26 mei 2008 ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak heeft eiser beroep ingesteld bij brief van 27 mei 2008. De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 mei 2009, waar eiser, met voorafgaand bericht, niet is verschenen. Verweerder is in persoon verschenen, bijgestaan door drs. H.H.L. van Emmerik. Motivering 1. De rechtbank stelt voorop dat uit eisers brief van 18 maart 2009 blijkt dat hij de voor zijn woning vastgestelde WOZ-waarde van € 384.000,00 niet langer bestrijdt. De rechtbank overweegt dat zij alleen dan tot het beantwoorden van rechtsvragen is geroepen indien nog sprake is van een geschil met betrekking tot een besluit van een bestuursorgaan. Van zo een geschil is gelet op eisers brief van 18 maart 2009 geen sprake meer. Een belang bij gegrondverklaring van het beroep en bij vernietiging van de bestreden uitspraak op bezwaar kan niet uitsluitend gelegen zijn in het verkrijgen van een veroordeling tot vergoeding van het griffierecht en van de eventueel gemaakte proceskosten. Nu niet gesteld of gebleken is dat eiser als gevolg van de bestreden uitspraak op bezwaar schade heeft geleden, is er ook in zoverre geen reden om aan te nemen dat eiser nog enig belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Hieruit vloeit voort dat het beroep wegens verlies aan procesbelang niet-ontvankelijk moet worden verklaard. 2. In zijn brief van 18 maart 2009 heeft eiser nog aangegeven dat hij geen beroep zou hebben ingesteld, indien verweerder in de uitspraak op bezwaar had aangegeven dat bij de vaststelling van de WOZ-waarde voor het tijdvak 2005-2006 is uitgegaan van waardepeildatum 1 januari 2003, zodat de waardestijging ten opzichte van de vorige waardering 22% over vier jaar betreft in plaats van over twee jaar. Verweerder heeft dit volgens eiser ten onrechte eerst in het verweerschrift vermeld en eisers bezwaar tegen de waardestijging in de uitspraak op bezwaar niet relevant geacht. De rechtbank merkt hierover op dat verweerder niet verplicht is om bij de vaststelling van de WOZ waarde voor een bepaald belastingjaar dan wel in een uitspraak op bezwaar, te vermelden wat de toepasselijke waardepeildatum is van het vorige belastingjaar of -tijdvak. Verder heeft verweerder in dit geval in de uitspraak op bezwaar kunnen volstaan met de redenering dat het stijgingspercentage ten opzichte van de vorige WOZ-waarde irrelevant is, omdat de WOZ waarde onafhankelijk van de vorige WOZ-waarde wordt vastgesteld. 3. De rechtbank stelt vast dat het ontvallen van het procesbelang niet is veroorzaakt doordat verweerder zijn eerder in de uitspraak op bezwaar ingenomen standpunt in de beroepsfase heeft verlaten. Gelet op het onder 2 overwogene is het ontvallen van het procesbelang evenmin veroorzaakt doordat verweerder een aan de uitspraak op bezwaar klevend motiveringsgebrek, dat aanleiding is geweest om beroep in te stellen, in de beroepsfase heeft hersteld. Gelet hierop ziet de rechtbank geen aanleiding om te gelasten dat het griffierecht aan eiser wordt vergoed. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding. Beslissing De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Deze uitspraak is gedaan op 29 mei 2009 door mr. D.M. de Feijter, voorzitter, mr. drs. W.P. van der Haak, en mr. S.I.A.C. Angenent-Bakker, leden, in tegenwoordigheid van mr. D.J.H. Best, griffier. griffier rechter Tegen deze uitspraak kunnen partijen hoger beroep instellen. Hoger beroep wordt ingesteld door binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak een brief (beroepschrift) en een kopie van deze uitspraak te zenden aan het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.