Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI8962

Datum uitspraak2009-04-28
Datum gepubliceerd2009-06-22
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers200.008.375
Statusgepubliceerd


Indicatie

IPR, geslachstnaamwijziging, gerechtelijke vaststelling vaderschap, art 2 Wet conflictenrecht namen en art 4 lid 1 Rijkswet op Nederlanderschap, art 1:5 lid 1 en 2 BW


Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM Nevenzittingsplaats Arnhem Sector civiel recht zaaknummer gerechtshof 200.008.375 zaaknummer rechtbank 227942/FA RK 07-1547 beschikking van de familiekamer van 28 april 2009 inzake [verzoekster], wonende te [woonplaats], verzoekster, verder te noemen "de moeder", advocaat: mr. H.L.M. Lichteveld, en [de vader], verblijvende te [woonplaats], verder te noemen "de man", Als overige belanghebbende is aangemerkt: Mr. L. Berghuis-Knijff, kantoor houdende te Utrecht, in haar hoedanigheid van bijzonder curator van [het kind], verder te noemen "de bijzonder curator". 1. Het geding in eerste aanleg Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de (tussen)beschikkingen van de rechtbank Utrecht van 2 mei 2007, 14 november 2007 en 23 april 2008, uitgesproken onder zaak/rekestnummers 227947/FA RK 07-1548, 227942/FA RK 07-1547. 2. Het geding in hoger beroep 2.1 Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 16 juni 2008, is de moeder in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking van 23 april 2008. De moeder verzoekt het hof die beschikking te vernietigen voor wat betreft de bepaling dat ieder der partijen haar deel van de kosten voor het deskundigenonderzoek dient te dragen en de beschikking aan te vullen met de bepaling van de geslachtsnaam van [het kind] en, opnieuw beschikkende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen: 1. dat de kosten van het deskundigenonderzoek voor ’s Rijks kas blijven; 2. dat de ouders van [het kind] hebben verklaard dat [het kind] de geslachtsnaam van de man, [geslachtsnaam man], zal dragen. 2.2 Bij brief, ingekomen ter griffie van het hof op 25 juli 2008, heeft de bijzonder curator verzocht het verzoek van de moeder zoals neergelegd in punt 2 van het petitum toe te wijzen en de verklaring van de ouders alsnog op te nemen in de beschikking van het hof, waardoor [het kind] de geslachtsnaam van zijn vader zal dragen. 2.3 Bij brief van 3 december 2008, ingekomen ter griffie van het hof op 4 december 2008, heeft de advocaat van de moeder een akkoordverklaring van de man van 1 december 2009 overgelegd. In deze akkoordverklaring heeft de man verklaard kennis te hebben genomen van het door de moeder ingestelde hoger beroep, dat hij volledig akkoord gaat met het gevraagde in hoger beroep, dat hij hiertegen geen verweer zal voeren en dat hij mr. Lichteveld machtigt om deze verklaring namens hem aan het hof over te leggen. 2.4 Op 4 maart 2009 is ingekomen ter griffie van het hof een brief van na te noemen mr. H.E. Meijwes. 2.5 De mondelinge behandeling heeft op 31 maart 2009 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, vergezeld van M. Mellat Doust (tolk), de moeder bijgestaan door haar advocaat. Voorts is [het kind], vertegenwoordigd door mr. Meijwes voornoemd als bijzonder curator, verschenen. 3. De vaststaande feiten 3.1 Uit de relatie van de moeder en de man is op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] [het kind] geboren. De moeder heeft de Afghaanse nationaliteit. De man heeft de Nederlandse en de Afghaanse nationaliteit. De moeder is alleen belast met het gezag over [het kind]. De moeder woont met [het kind] en een dochter uit een ontbonden huwelijk in [woonplaats]. De man vormt, buiten de perioden waarin hij voor zijn werk in [woonplaats] verblijft, met hen een gezin. 3.2 Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank Utrecht op 20 maart 2007, heeft de moeder verzocht het vaderschap van de man over [het kind] gerechtelijk vast te stellen, alsmede een bijzonder curator te benoemen voor [het kind]. De man is in eerste aanleg niet verschenen. 3.3 Bij tussenbeschikking van 2 mei 2007 heeft de rechtbank bepaald dat de zaak pro forma wordt aangehouden tot de terechtzitting van 5 juni 2007 teneinde partijen in de gelegenheid te stellen schriftelijk te reageren op hetgeen onder punt 2 van die beschikking is overwogen. 3.4 Bij beschikking van 27 juni 2007 heeft de rechtbank mr. L. Berghuis-Knijff benoemd tot bijzonder curator tegen wie het verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap ten aanzien van [het kind] mede zal moeten worden gericht. 3.5 Bij (tussen)beschikking van 14 november 2007 heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, een DNA-onderzoek bevolen naar de vraag of de man de biologische vader is van [het kind], tot deskundige benoemd de heer dr. N.M. Lardy, bepaald dat de deskundige zijn werkzaamheden pas behoeft aan te vangen nadat de moeder en de man ieder de helft van het op € 1.150,- bepaalde voorschot ter griffie zal hebben gedeponeerd, de behandeling van de zaak pro forma aangehouden tot de terechtzitting van 15 februari 2008 in afwachting van het deskundigenonderzoek, en iedere verdere beslissing aangehouden. 3.6 Bij deskundigenbericht van 10 maart 2008 heeft dr. Lardy bericht dat de man met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de biologische vader van [het kind] is. 3.7 Bij de bestreden beschikking van 23 april 2008 heeft de rechtbank vastgesteld dat de man de vader is van [het kind], bepaald dat partijen ieder de eigen kosten, waaronder hun deel van de kosten voor het deskundigenonderzoek, dienen te dragen en het meer of anders verzochte afgewezen. 4. De motivering van de beslissing 4.1 In geschil zijn de geslachtsnaam van [het kind] en de door de rechtbank uitgesproken bij helfte verdeling van de kosten van het deskundigenonderzoek tussen de moeder en de man. 4.2 Nu Brussel II-bis en het Haags Kinderbeshermingsverdrag 1961 geen bepalingen kennen met betrekking tot de vraag naar de rechtsmacht van de Nederlandse rechter inzake de geslachtsnaam van een kind, is op grond van artikel 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de Nederlandse rechter bevoegd van dit geschil kennis te nemen. 4.3 Geslachtsnaam [het kind] Nu het hoger beroep zich niet richt tegen de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap, beoordeelt het hof, gelet op het bepaald in de artikelen 2 van de Wet conflictenrecht namen en 4, lid 1 van de Rijkswet op het Nederlanderschap, de kwestie van de geslachtsnaam naar Nederlands recht. 4.4 Op grond van artikel 1:5 lid 1 BW heeft het kind, indien het alleen in familierechtelijke betrekkingen tot de moeder staat, haar geslachtsnaam. Ingevolge het tweede lid, voor zover hier van belang, houdt het kind de geslachtsnaam van de moeder indien het door gerechtelijke vaststelling van het vaderschap in familierechtelijke betrekking tot de vader komt te staan, tenzij de moeder en de man, wiens vaderschap is vastgesteld, ter gelegenheid van de vaststelling gezamenlijk verklaren dat het kind de geslachtsnaam van de vader zal hebben. De rechterlijke uitspraak inzake de vaststelling van het vaderschap vermeldt de verklaring van de ouders hieromtrent. 4.5 De moeder en de man hebben overeenkomstig het vereiste in artikel 1:5 lid 2 BW bij verklaring van 20 mei 2008 gezamenlijk verklaard dat hun beider minderjarige kind [het kind], na de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap, de geslachtsnaam van de man zal dragen. De bijzonder curator acht het in het belang van [het kind] dat hij de geslachtsnaam van de man zal dragen. Het hof verenigt zich met het standpunt van de bijzonder curator en maakt dit tot het zijne. 4.6 Kosten DNA-onderzoek In lijn met de beschikking van dit hof van 4 september 2007, LJN BB6515, ziet het hof aanleiding, nu ook in dit geval tussen de moeder en de man niet in geschil was en is dat de man de biologische vader is van [het kind], de rechtbank ambtshalve een DNA-onderzoek heeft gelast en het onderzoek uitwijst dat de man de vader van [het kind] is, te bepalen dat de kosten van het deskundigenonderzoek voor rekening van ’s Rijks kas blijven. 4.7 Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen dient het hof de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, te vernietigen en opnieuw beschikkende, te verstaan dat de moeder en de man hebben verklaard dat [het kind] de geslachtsnaam van de man zal dragen en dat de kosten van het deskundigenonderzoek voor rekening van ’s Rijks kas blijven. Het hof zal bepalen dat de griffier in de rechtbank Utrecht hetgeen de moeder en de man aan kosten van het deskundigenonderzoek hebben voldaan, terugstort. 5. De beslissing Het hof, beschikkende in hoger beroep: vernietigt de beschikking van de rechtbank Utrecht van 23 april 2008, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en in zoverre opnieuw beschikkende: verstaat dat de moeder en de man hebben verklaard dat [het kind] de geslachtsnaam van de man, [geslachtsnaam man], zal dragen; bepaalt dat de kosten van het deskundigenonderzoek voor rekening van ’s Rijks kas blijven; bepaalt dat de griffier in de rechtbank Utrecht hetgeen de moeder en de man aan kosten van het deskundigenonderzoek hebben voldaan terugstort; verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad; wijst het meer of anders verzochte af. Deze beschikking is gegeven door mrs. A.E.F. Hillen, G.P.M. van den Dungen en M.J. van Zutphen, bijgestaan door mr. J.M. van Gastel-Goudswaard als griffier, en is op 28 april 2009 uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van de griffier.