
Jurisprudentie
BI9059
Datum uitspraak2009-06-11
Datum gepubliceerd2009-06-22
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/6167 ANW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-06-22
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/6167 ANW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Weigering weduwepensioen: appellantes echtgenoot was ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd ingevolge de AWW en appellante kon evenmin recht op een pensioen ontlenen aan het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko (NMV). De Raad: Hetgeen in hoger beroep naar voren is gebracht, omvat niet meer dan wat in eerste aanleg reeds was aangevoerd. De rechtbank is daarop reeds naar behoren ingegaan.
Uitspraak
07/6167 ANW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante], Marokko (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 2 oktober 2007, 03/2898 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 11 juni 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 mei 2009. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door J.Y. van den Berg.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellante heeft op 25 april 1997 een aanvraag voor een weduwepensioen ingevolge de Algemene Weduwen- en Wezenwet (AWW) ingediend in verband met het overlijden van haar echtgenoot op 22 december 1988. Zij heeft daarbij aangegeven dat haar echtgenoot van 1969 tot in 1971 in Nederland werkzaam is geweest. Bij besluit van 29 december 1999 heeft de Svb appellante een weduwepensioen geweigerd op de grond dat appellantes echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was ingevolge de AWW en dat appellante evenmin recht op een pensioen kon ontlenen aan het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko (NMV).
1.2. Bij het bestreden besluit van 11 oktober 2000 heeft de Svb zijn besluit van 29 december 1999 na bezwaar gehandhaafd.
2. De rechtbank heeft appellantes beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Zij heeft in de aangevallen uitspraak overwogen dat appellantes echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was ingevolge de AWW omdat hij niet in Nederland woonde of werkte. De rechtbank heeft voorts overwogen dat appellantes echtgenoot ook niet verzekerd was op grond van het Koninklijk Besluit uitbreiding en beperking kring der verzekerden volksverzekeringen 1976, dat op het moment van zijn overlijden van toepassing was. Voorts heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat appellante evenmin een aanspraak op weduwepensioen kon ontlenen aan het NMV, nu haar echtgenoot op het tijdstip van zijn overlijden niet verzekerd was krachtens de Marokkaanse wettelijke regelingen. De rechtbank heeft ten slotte overwogen dat er geen bijzondere omstandigheden aanwijsbaar zijn op grond waarvan dient te worden afgeweken van de genoemde dwingendrechtelijke bepalingen. Met name in appellantes financiële omstandigheden kon naar het oordeel van de rechtbank niet een dergelijke bijzondere omstandigheid zijn gelegen. Dit alles heeft de rechtbank tot de conclusie geleid dat de Svb appellante terecht een weduwepensioen had geweigerd.
3. Appellante is in hoger beroep gekomen en heeft wederom gewezen op haar financiële omstandigheden.
4. De Raad kan zich geheel vinden in hetgeen de rechtbank heeft overwogen en maakt deze overwegingen tot de zijne. Hetgeen in hoger beroep naar voren is gebracht, omvat niet meer dan wat in eerste aanleg reeds was aangevoerd. De rechtbank is daarop reeds naar behoren ingegaan.
5. Het vorenstaande leidt de Raad tot het oordeel dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
6. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier, uitgesproken in het openbaar op 11 juni 2009.
(get.) M.M. van der Kade.
(get.) W. Altenaar.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending
beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip kring van verzekerden.
NK
III. DÉCISION
La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale);
statue:
confirme la décision attaquée.
Par conséquent, décidée par M.M. van der Kade en présence de W. Altenaar en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 11 Juin 2009.
Parties may lodge an appeal in cassation against this decision with the Netherlands Supreme Court within two weeks of the date of dispatch (PO Box 20303, 2500 EH The Hague) with respect to the violation or the misapplication of provisions relating to the concept circle of insured persons.