Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI9088

Datum uitspraak2009-06-19
Datum gepubliceerd2009-06-23
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/4779 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Intrekking WAO-uitkering. Geen aanleiding tot inwilliging van het door de gemachtigde van appellant op de dag van de zitting gedane verzoek tot uitstel van de behandeling ter zitting. Het is de Raad niet gebleken dat het voor de gemachtigde niet mogelijk was zich te laten vervangen. Wat betreft het medische aspect van de besluitvorming ziet de Raad, evenmin als de rechtbank, aanleiding tot twijfel aan de zorgvuldigheid van het onderzoek door de bezwaarverzekeringsarts of aan de juistheid van de bij de FML vastgestelde medische beperkingen van appellant. De Raad ziet, met de rechtbank geen aanleiding tot twijfel aan de juistheid van de rapportage van de arbeidsdeskundige. Afdoende gemotiveerd dat de voorgehouden functies in medisch opzicht geschikt zijn te achten voor appellant.


Uitspraak

08/4779 WAO Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 4 augustus 2008, 08/69 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 19 juni 2009 I. PROCESVERLOOP Namens appellant heeft mr. M.C. Frissart-Kallenbach, advocaat te Nijmegen, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 mei 2009. Appellant noch zijn gemachtigde zijn verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. M. Diekema. II. OVERWEGINGEN 1. De Raad ziet geen aanleiding tot inwilliging van het door de gemachtigde van appellant op de dag van de zitting gedane verzoek tot uitstel van de behandeling ter zitting. Het is de Raad niet gebleken dat het voor de gemachtigde niet mogelijk was zich te laten vervangen. Een deugdelijke onderbouwing van het verzoek, desnoods bij fax gedaan tijdens de behandeling van het geschil ter zitting, ontbreekt. 2.1. Bij uitspraak van 2 augustus 2007 heeft de rechtbank het besluit op bezwaar van het Uwv, waarbij het primaire besluit van 25 oktober 2005 tot intrekking van de WAO-uitkering van appellant per 14 december 2005 is gehandhaafd, na gegrondverklaring van het door appellant ingestelde beroep vernietigd, met de opdracht aan het Uwv tot het nemen van een nieuw besluit op bezwaar. 2.2. Ter uitvoering van de onder 2.1 genoemde uitspraak van de rechtbank heeft het Uwv het besluit op bezwaar van 23 november 2007 (hierna: bestreden besluit) genomen, waarbij het bezwaar tegen het besluit van 25 oktober 2005 wederom ongegrond is verklaard. 2.3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het tegen het bestreden besluit ingediende beroep ongegrond verklaard. Hierbij heeft zij (kort samengevat en voor zover van belang in deze procedure) overwogen dat de bij haar eerdere uitspraak vastgestelde zorgvuldigheidsgebreken ten aanzien van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek bij het bestreden besluit zijn hersteld en dat zij geen aanleiding ziet tot twijfel aan de bij de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 22 december 2006 vastgestelde beperkingen van appellant. Voorts heeft zij overwogen dat zij het aannemelijk acht dat ook de thans voor de schatting gebruikte functies destijds door de arbeidsdeskundige met appellant zijn besproken en dat het Uwv afdoende heeft gemotiveerd dat de geselecteerde functies voor appellant geschikt zijn te achten. 3. Appellant heeft in hoger beroep, onder verwijzing naar de in bezwaar en beroep aangevoerde gronden, (wederom) aangevoerd dat de thans aan de schatting ten grondslag gelegde functies niet allemaal met hem zijn besproken door de arbeidsdeskundige, hetgeen in strijd is met de zogenoemde aanzegjurisprudentie van de Raad. 4.1. Wat betreft het medische aspect van de besluitvorming ziet de Raad, evenmin als de rechtbank, aanleiding tot twijfel aan de zorgvuldigheid van het onderzoek door de bezwaarverzekeringsarts of aan de juistheid van de bij de FML vastgestelde medische beperkingen van appellant. De Raad stelt zich volledig achter de overwegingen van de rechtbank terzake en maakt deze tot de zijne. 4.2. Wat betreft de stelling van appellant dat hij destijds niet door de arbeidsdeskundige op de hoogte is gesteld van alle geselecteerde functies overweegt de Raad het volgende. De Raad ziet, met de rechtbank geen aanleiding tot twijfel aan de juistheid van de rapportage van de arbeidsdeskundige van 13 oktober 2005. In deze rapportage staat vermeld dat alle functies die met het CBBS zijn geduid aan appellant zijn voorgelegd. Het woord alle is ook in deze rapportage cursief gedrukt. De Raad acht het mitsdien, evenzeer als de rechtbank, aannemelijk dat ook de thans voor de schatting gebruikte functies destijds aan appellant zijn voorgehouden. Voorts is de Raad, met de rechtbank, van oordeel dat afdoende is gemotiveerd door de bezwaararbeidsdeskundige dat de voorgehouden functies in medisch opzicht geschikt zijn te achten voor appellant. 4.3. Gelet op het voorgaande dient de aangevallen uitspraak te worden bevestigd. 4.4. De Raad acht geen termen aanwezig om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door J. Brand. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.E. van Rooij als griffier, uitgesproken in het openbaar op 19 juni 2009. (get.) J. Brand. (get.) A.E. van Rooij. KR