Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI9170

Datum uitspraak2009-06-02
Datum gepubliceerd2009-06-22
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07.607511-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

bewijs, poging doodslag/zware mishandeling, strafmaatmotivering


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer Parketnr. : 07.607511-06 (P) Uitspraak: 2 juni 2009 Vonnis in de zaak van: het openbaar ministerie tegen [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [adres] 1. Onderzoek ter terechtzitting Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het onderzoek is gehouden ter openbare terechtzitting van 19 mei 2009. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M. Vink, en van hetgeen door de verdachte en de raadsman van verdachte, mr. J.R. Bügel, advocaat te Dronten, naar voren is gebracht. 2. Tenlastelegging De verdachte is ten laste gelegd dat: primair hij op of omstreeks 08 december 2006 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slacht[slachtoffer], inspecteur van politie, dienstdoende bij de Groep Noordoostpolder en/of [slacht[slachtoffer], agent van politie, dienstdoende bij basiseenheid Lelystad Oost, van het leven te beroven, met dat opzet - met een bromfiets, model scooter, met hoge snelheid De Meerpaal is ingereden, alwaar die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer] liepen en/of - met hoge snelheid op die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer] is afgereden en/of - bij het naderen van die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer], de snelheid van zijn bromfiets heeft verhoogd en/of - bij het verhogen van de snelheid van zijn bromfiets, die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer] hierbij recht heeft aangekeken en/of - geen gebruik heeft gemaakt van de in het midden ontstane opening doordat die [slachtoffer] naar rechts was gesprongen en/of die [slachtoffer] naar links was gesprongen en/of (waarna) - bij het (zeer) dicht naderen van die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer], zijn bromfiets naar rechts heeft gestuurd en/of daarbij recht op die [slachtoffer] is afgereden en/of die [slachtoffer] hierbij recht heeft aangekeken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden subsidiair hij op of omstreeks 08 december 2006 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan (een) perso(o)n(en) genaamd [slacht[slachtoffer], inspecteur van politie, dienstdoende bij de Groep Noordoostpolder en/of [slacht[slachtoffer], agent van politie, dienstdoende bij basiseenheid Lelystad Oost, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet - met een bromfiets, model scooter, met hoge snelheid De Meerpaal is ingereden, alwaar die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer] liepen en/of - met hoge snelheid op die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer] is afgereden en/of - bij het naderen van die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer], de snelheid van zijn bromfiets heeft verhoogd en/of - bij het verhogen van de snelheid van zijn bromfiets, die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer] hierbij recht heeft aangekeken en/of - geen gebruik heeft gemaakt van de in het midden ontstane opening doordat die [slachtoffer] naar rechts was gesprongen en/of die [slachtoffer] naar links was gesprongen en/of (waarna) - bij het (zeer) dicht naderen van die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer], zijn bromfiets naar rechts heeft gestuurd en/of daarbij recht op die [slachtoffer] is afgereden en/of die [slachtoffer] hierbij recht heeft aangekeken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden meer subsidiair hij op of omstreeks 08 december 2006 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan (een) perso(o)n(en) genaamd [slacht[slachtoffer], inspecteur van politie, dienstdoende bij de Groep Noordoostpolder en/of [slacht[slachtoffer], agent van politie, dienstdoende bij basiseenheid Lelystad Oost, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/is verdachte opzettelijk dreigend{ - met een bromfiets, model scooter, met hoge snelheid De Meerpaal is ingereden, alwaar die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer] liepen en/of - met hoge snelheid op die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer] is afgereden en/of - bij het naderen van die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer], de snelheid van zijn bromfiets heeft verhoogd en/of - bij het verhogen van de snelheid van zijn bromfiets, die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer] hierbij recht heeft aangekeken en/of - geen gebruik heeft gemaakt van de in het midden ontstane opening doordat die [slachtoffer] naar rechts was gesprongen en/of die [slachtoffer] naar links was gesprongen en/of (waarna) - bij het (zeer) dicht naderen van die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer], zijn bromfiets naar rechts heeft gestuurd en/of daarbij recht op die [slachtoffer] is afgereden en/of die [slachtoffer] hierbij recht heeft aangekeken. 3. Bewijsmotivering 3.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem primair tenlastegelegde, aangezien niet kan worden bewezen dat met een brommer met de snelheid die verdachte reed een persoon van het leven kan worden beroofd. De officier van justitie is van mening dat het subsidiair tenlastegelegde wel wettig en overtuigend kan worden bewezen. 3.2 Het standpunt van verdachte De verdachte ontkent hetgeen hem ten laste is gelegd. De raadsman stelt zich op het standpunt dat verdachte van hetgeen hem ten laste is gelegd dient te worden vrijgesproken. Hiertoe is - kort samengevat - het volgende aangevoerd. Het gebeuren heeft zich in zo 'n korte tijd afgespeeld dat zelfs goed getrainde verbalisanten niet in staat kunnen zijn geweest om het handelen van verdachte te interpreteren. Dat betekent dat daar waar zij verklaren dat verdachte kennelijk de bedoeling had om hen aan te rijden dit niet anders kan worden uitgelegd dan dat zij naderhand deze betekenis en conclusie aan de feiten hebben toegekend. Op hun verklaringen mag derhalve geen acht worden geslagen. Voorts is aangevoerd dat het opzet ontbreekt. De raadsman heeft in dit verband gewezen op de korte tijdspanne waarbinnen een en ander zich heeft afgespeeld, het feit dat verdachte vanwege slecht werkende remmen en de snelheid waarmee hij reed niet in staat was de brommer tijdig te stoppen en de verwachting van verdachte dat beide agenten aan de kant zouden gaan. 3.3 De beoordeling van de tenlastelegging Op grond van de voorhanden bewijsmiddelen en het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat niet kan worden bewezen dat met een brommer iemand in de onderhavige situatie van het leven kan worden beroofd. Naar het oordeel van de rechtbank kan het subsidiair tenlastegelegde wel wettig en overtuigend worden bewezen. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt. De verbalisanten [slacht[slachtoffer] en [slacht[slachtoffer] hebben het volgende verklaard. Op 8 december 2006 liepen zij op de openbare weg De Meerpaal in Emmeloord. Verdachte kwam hen van de andere zijde, rijdende op een bromfiets, met hoge snelheid tegemoet. Verdachte zag hen pas toen hij hen tot een afstand van ongeveer tien meter was genaderd. Verdachte heeft toen de snelheid van de brommer verhoogd. De verbalisanten hebben gezien dat verdachte hen in het gezicht aankeek. Zonder snelheid te minderen is verdachte recht op beide agenten afgereden. [slachtoffer] is naar links in de richting van de gevel van het gebouw De Meerpaal en [slachtoffer] is naar rechts richting de struiken gesprongen. Daardoor ontstond een opening in het midden van het pad. Verdachte heeft geen gebruik gemaakt van de ontstane opening, maar heeft de brommer naar rechts gestuurd. Verdachte is recht op [slachtoffer] afgereden. Hij heeft daarbij [slachtoffer] recht in het gelaat aangekeken. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de verklaring van de verbalisanten. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook komen vast te staan dat verdachte op beide agenten is ingereden. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat verdachte op geen enkele wijze heeft getracht te stoppen, maar dat hij de snelheid van de brommer bij het naderen van de agenten zelfs heeft verhoogd. Verdachte heeft verklaard dat hij niet door de politie gepakt wilde worden en dat hij dacht: "Ik moet weg.". Verder heeft verdachte verklaard dat hij niet is gestopt om eventueel de andere kant op te rijden, maar dat hij richting de politie is gereden. Tevens heeft verdachte verklaard dat hij niet kon stoppen, omdat de snelheid die hij reed te hoog was en de remmen van de brommer niet goed werkten. Verdachte is rechtdoor gereden en wilde er langs. Verdachte is daarbij ervan uitgegaan dat beide agenten wel aan de kant zouden gaan. Gelet op de verklaring van verdachte is de rechtbank van oordeel dat verdachte door in de richting van beide agenten te rijden en de snelheid van de brommer te verhogen, terwijl hij hen reeds dicht was genaderd, willens wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij een van beide of beide agenten zou raken en dat zij daardoor zwaar lichamelijk letsel zouden bekomen. Dat de remmen van de brommer volgens de verdachte niet goed werkten, doet hieraan niet af. Verdachte wilde immers voorkomen dat hij door de politie gepakt zou worden. De rechtbank overweegt voorts nog het volgende. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij 30 à 40 kilometer per uur reed. De rechtbank acht het aannemelijk dat, indien met een bromfiets met een dergelijke snelheid tegen een persoon wordt aangereden, er zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht kan ontstaan. 4. Bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte subsidiair ten laste is gelegd, met dien verstande dat: hij op 8 december 2006 te Emmeloord, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan personen genaamd [slacht[slachtoffer], inspecteur van politie, dienstdoende bij de Groep Noordoostpolder en [slacht[slachtoffer], agent van politie, dienstdoende bij basiseenheid Lelystad Oost, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet - met een bromfiets met hoge snelheid De Meerpaal is ingereden, alwaar die [slachtoffer] en die [slachtoffer] liepen en - met hoge snelheid op die [slachtoffer] en die [slachtoffer] is afgereden en - bij het naderen van die [slachtoffer] en die [slachtoffer], de snelheid van zijn bromfiets heeft verhoogd en - bij het verhogen van de snelheid van zijn bromfiets, die [slachtoffer] en die [slachtoffer] hierbij recht heeft aangekeken en - geen gebruik heeft gemaakt van de in het midden ontstane opening doordat die [slachtoffer] naar rechts was gesprongen en die [slachtoffer] naar links was gesprongen en waarna - bij het zeer dicht naderen van die [slachtoffer] en die [slachtoffer], zijn bromfiets naar rechts heeft gestuurd en daarbij recht op die [slachtoffer] is afgereden en die [slachtoffer] hierbij recht heeft aangekeken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid. Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht. 5. Kwalificatie Het bewezenverklaarde levert op: poging tot zware mishandeling, strafbaar gesteld bij artikel 302 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht. Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Dit levert het genoemde strafbare feit op. Er zijn evenmin feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar. 6. Strafoplegging De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte ter zake van poging tot zware mishandeling tot een gevangenisstraf voor de duur van 47 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring mocht komen, de gevorderde straf onder meer gelet op de ouderdom van de zaak meer dan voldoende is. De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, van de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van de verdachte. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte is op 6 december 2006 opzettelijk met een brommer op twee politieagenten ingereden. Door tijdig opzij te springen hebben beide agenten kunnen voorkomen dat zij zwaar lichamelijk letsel zouden bekomen. Naar het oordeel van de rechtbank betreft het hier een ernstig strafbaar feit. Wat de persoon van de verdachte betreft, heeft de rechtbank in het bijzonder acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 24 april 2009. Daaruit blijkt dat verdachte eerder voor het plegen van strafbare feiten tot straffen is veroordeeld. De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmaat voorts rekening gehouden met de ouderdom van het feit. De rechtbank is, gelet op het hiervoor overwogene, van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden, acht de rechtbank niet aanwezig. De rechtbank is van oordeel dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen genoemde bromfiets ([merk]) dient te worden onttrokken aan het verkeer, in aanmerking genomen dat met behulp van dit voorwerp het feit is begaan en dat dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. 7. Toepasselijke wettelijke voorschriften De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 36c, 45, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING Het verdachte primair ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. Het verdachte subsidiair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar. Het verdachte subsidiair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 47 (zevenenveertig) dagen. De tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht. De rechtbank verklaart onttrokken aan het verkeer een bromfiets, [merk]. Aldus gewezen door mr. L.G. Wijma, voorzitter, mrs. G.H. Meijer en A.W.M. van Hoof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.G. Dees als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 juni 2009.