Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI9270

Datum uitspraak2007-12-12
Datum gepubliceerd2009-06-23
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Breda
ZaaknummersAWB 06/5726
Statusgepubliceerd


Indicatie

geen samenvatting


Uitspraak

RECHTBANK BREDA Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer Procedurenummer: AWB 06/5726 Uitspraakdatum: 12 december 2007 Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen [belanghebbende], wonende te [woonplaats], eiser, en de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder. Eiser en verweerder worden hierna aangeduid als respectievelijk belanghebbende en inspecteur. De bestreden uitspraak op bezwaar De uitspraak van de inspecteur van 10 november 2006 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan belanghebbende voor het jaar 2003 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 27.858. Zitting Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 november 2007 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, alsmede de inspecteur. 1. Beslissing De rechtbank: - verklaart het beroep gegrond; - vernietigt de uitspraak op bezwaar; - vermindert de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 25.399; - gelast dat de Staat het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 38 aan deze vergoedt. 2. Gronden 2.1. Belanghebbende is eigenaar van een stacaravan, die staat op gehuurde grond in het bungalowpark en camping “[park]” te [woonplaats]. Hij heeft het gehele jaar 2003 in de stacaravan gewoond. Belanghebbende heeft de stacaravan gefinancierd met een rekening-courantkrediet bij de [bank]. De standplaats is volgens schriftelijke verklaring van het Hoofd Dagrecreactie, [de heer], voorzien van aansluitingen op riool, waterleiding en elektriciteit. De wielen van de stacaravan zijn verwijderd en er is een serre aangebouwd van ongeveer 21 m2. 2.2. In geschil is of de stacaravan kan worden aangemerkt als een eigen woning in de zin van artikel 3.111 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001). 2.3. Artikel 3.111, eerste lid, onderdeel a van de Wet IB 2001 luidt voor zover van belang als volgt: “In deze afdeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder eigen woning: een gebouw, een duurzaam aan een plaats gebonden schip of woonwagen in de zin van artikel 1 van de Woningwet, of een gedeelte van een gebouw, een schip of een woonwagen, met de daartoe behorende aanhorigheden, voor zover dat de belastingplichtige of personen die behoren tot zijn huishouden anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking staat op grond van eigendom, waaronder begrepen economisch eigendom (…), indien met betrekking tot die woning de belastingplichtige of zijn partner de voordelen geniet, de kosten en lasten op de belastingplichtige of zijn partner drukken en de waardeverandering hen grotendeels aangaat.” 2.4. Artikel 1 van de Woningwet bepaalt voor zover van belang het volgende: “Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder: c. gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; e. woonwagen: voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst; h. standplaats: een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.” 2.5. De rechtbank is van oordeel dat de stacaravan van belanghebbende kan worden aangemerkt als een woonwagen in de zin van artikel 1 van de Woningwet. De stacaravan staat op een standplaats, namelijk op een gehuurde kavel op bungalowpark en camping de “[park]” en op die kavel zijn aansluitingen aanwezig op het water- en elektriciteitsnet, alsmede op de riolering. Niet in geschil is dat sprake is van een gebouw dat kan worden verplaatst, zij het met behulp van een kraan en vrachtwagen. 2.6. Naar het oordeel van de rechtbank is de stacaravan duurzaam met de standplaats verbonden nu de stacaravan is aangesloten op de nutsvoorzieningen en gelijk belanghebbende onbestreden heeft gesteld vanaf begin 2002, zonder onderbrekingen, op de standplaats bij “[park]” heeft gestaan (vergelijk Hoge Raad, 11 oktober 2000, nr. 33 540, onder meer gepubliceerd in BNB 2000/381c). 2.7. Voor zover de inspecteur heeft gesteld dat de stacaravan door natrekking eigendom is (geworden) van bungalowpark en camping “[park]” volgt de rechtbank hem niet. De rechtbank neemt daarbij in overweging dat de inspecteur in zijn uitspraak op bezwaar van 10 november 2006 voor de motivering van het bezwaar heeft verwezen naar zijn brief van 20 juli 2004. In deze brief is onder meer het volgende opgenomen: “(…)De gemeente [woonplaats] heeft aan de hand van het hiervoor aangehaalde “Portacabin-arrest” getoetst of sprake is van een (on-)roerende zaak. Uit navraag bij de gemeente [woonplaats] is mij gebleken dat uw stacaravan niet in de onroerendezaakbelasting is betrokken. Uw stacaravan is derhalve door de gemeente [woonplaats] aangemerkt als zijnde een roerende zaak. De Belastingdienst hanteert in deze situaties dezelfde criteria als de gemeente [woonplaats]. Ik sluit mij daarom aan bij het standpunt van de gemeente [woonplaats]. (…)” Nu de inspecteur zich gezien het hiervoor weergegevene, in navolging van de gemeente [woonplaats], op het standpunt stelt dat de stacaravan van belanghebbende een roerende zaak is en belanghebbende dit niet bestrijdt en de rechtbank overigens niet gebleken is dat dit standpunt onjuist is, gaat de rechtbank daarvan uit. 2.8. Nu tussen partijen vast staat dat de stacaravan dient te worden aangemerkt als een roerende zaak en de plaatsing van de stacaravan op gehuurde grond dit niet anders maakt en tussen partijen niet in geschil is dat in dat geval de eigendom van de stacaravan bij belanghebbende berust, is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan het eigendomsvereiste. 2.9. Gesteld noch gebleken is dat aan de overige voorwaarden van artikel 3.111, eerste lid van de Wet IB 2001 niet zou zijn voldaan. 2.10. Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat de stacaravan van belanghebbende moet worden aangemerkt als een eigen woning in de zin van artikel 3.111, eerste lid van de Wet IB 2001. De inkomsten en kosten verbonden aan deze eigen woning kunnen derhalve in aanmerking worden genomen bij het inkomen uit werk en woning. Nu het bedrag van de aftrek op zich niet in geschil is, heeft de inspecteur ten onrechte een bedrag van € 2.459 niet in aftrek toegelaten op het inkomen uit werk en woning. 2.11. Het beroep is derhalve gegrond. 2.12. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld dat belanghebbende kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen. Deze uitspraak is gedaan op 12 december 2007 door mr. W. Brouwer, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. drs. M.H. van Schaik, griffier. Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch. Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd. 2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep.