
Jurisprudentie
BI9457
Datum uitspraak2009-06-23
Datum gepubliceerd2009-06-23
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers24-000539-08
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-06-23
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers24-000539-08
Statusgepubliceerd
Indicatie
Vervolging en veroordeling wegens - kort gezegd - medeplegen van steunfraude. Verdachte en haar mededader hebben lange tijd niet opgegeven dat de mededader werkzaamheden verrichtte en daaruit inkomsten had.
Uitspraak
Parketnummer: 24-000539-08
Parketnummer eerste aanleg: 18-654801-07
Arrest van 23 juni 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 20 februari 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1960] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door haar raadsman mr. M.C. van Linde, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot straffen, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een leerstraf voor de duur van veertig uren (cursus arbeidsmotivatietraining), subsidiair twintig dagen hechtenis, een werkstraf voor de duur van honderdzestig uren, subsidiair tachtig dagen hechtenis en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van twee jaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
zij in of omstreeks de periode 28 mei 2001 tot en met 31 december 2003 en/of 01 april 2005 tot en met 31 mei 2007, te [plaats], gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) een geschrift, (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - te weten (telkens) een formulier van (de dienst Sociale Zaken en Werk van) de gemeente [gemeente] ("Maandelijkse verklaring Abw 2001" en/of "Maandelijkse verklaring Abw" en/of "Maandelijkse verklaring WWB" en/of "Inlichtingen woon- en leefsituatie" en/of "Inlichtingen heronderzoek"), waarop opgave moest worden gedaan (onder meer) van de leef- en/of woon-situatie van haar (verdachte) en/of van de inkomsten (uit arbeid en/of anderszins) van verdachte en/of van verdachtes partner over de periode waarop dat formulier betrekking had - (telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst, immers heeft verdachte en/of verdachtes partner toen aldaar (telkens) valselijk en in strijd met de waarheid op dat formulier vermeld of doen vermelden (zakelijk weergegeven), dat verdachte en/of verdachtes partner geen werkzaamheden heeft verricht en/of inkomsten (uit arbeid) heeft ontvangen, althans niet vermeld of doen vermelden (zakelijk weergegeven), dat verdachte en/of verdachtes partner, in de periode waarop dat formulier betrekking had, werkzaamheden heeft verricht en/of inkomsten heeft ontvangen (namelijk werkzaamheden en/of inkomsten uit arbeid uitgevoerd op naam en nota van het failliete "[bedrijf 1]f" en/of bij [bedrijf 2] te [vestigingsplaats] en/of [bedrijf 3] te [vestigingsplaats] en/of [bedrijf 4] te [vestigingsplaats]), en/of (telkens) dat formulier ondertekend, (telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd, met dien verstande dat:
zij in de periode 1 december 2002 tot en met 31 december 2003 en 1 april 2005 tot en met 31 mei 2007, te [plaats], gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander, meermalen een geschrift, elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - te weten telkens een formulier van (de dienst Sociale Zaken en Werk van) de gemeente [gemeente] ("Maandelijkse verklaring Abw" en "Maandelijkse verklaring WWB" en "Inlichtingen heronderzoek"), waarop opgave moest worden gedaan (onder meer) van de inkomsten uit arbeid en/of anderszins van verdachte en/of van verdachtes partner over de periode waarop dat formulier betrekking had - valselijk heeft opgemaakt, immers hebben verdachte en verdachtes partner toen aldaar telkens valselijk en in strijd met de waarheid op dat formulier vermeld (zakelijk weergegeven), dat verdachte en/of verdachtes partner geen werkzaamheden heeft verricht en/of inkomsten (uit arbeid) heeft ontvangen, althans niet vermeld (zakelijk weergegeven), dat verdachte en/of verdachtes partner, in de periode waarop dat formulier betrekking had, werkzaamheden heeft verricht en/of inkomsten heeft ontvangen namelijk werkzaamheden en/of inkomsten uit arbeid uitgevoerd op naam en nota van het failliete "[bedrijf 1]f" en bij [bedrijf 2] te [vestigingsplaats] en [bedrijf 3] te [vestigingsplaats] en [bedrijf 4] te [vestigingsplaats], en telkens dat formulier ondertekend, met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de aard en de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte. Het hof heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in de periode van 1 december 2002 tot en met 31 december 2003 en 1 april 2005 tot en met 31 mei 2007 meermalen schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift. Zij heeft in voornoemde periode op de daarvoor bestemde formulieren telkens niet aangegeven dat haar partner verschillende werkzaamheden had verricht en inkomsten uit die werkzaamheden had genoten. Door dit niet te melden genoten zij en haar partner gedurende lange tijd ten onrechte een (te hoge) uitkering en hebben zij de uitkeringsinstantie niet in staat gesteld om het recht op een uitkering op basis van juiste gegevens te beoordelen.
Verdachte heeft door haar handelen misbruik gemaakt van het sociale zekerheidsstelsel. Zij heeft zich bevoordeeld ten koste van de Nederlandse gemeenschap en heeft het vertrouwen en de solidariteitsgedachte, waarop het stelsel van sociale voorzieningen in Nederland onder meer is gebaseerd, geschaad. Ook heeft zij, door valsheid in geschrift te plegen, het vertrouwen dat in het algemeen in het maatschappelijk verkeer moet kunnen worden gesteld in het gebruik van geschriften die tot bewijs dienen, geschaad.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte - blijkens een haar betreffend Uittreksel uit het Justitiële Documentatieregister d.d. 2 april 2009 - niet eerder is veroordeeld ter zake van een soortgelijk strafbaar feit.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat aan verdachte een combinatie van een leerstraf en een werkstraf - zoals door de rechtbank opgelegd en door de advocaat generaal gevorderd - van na te melden duur dient te worden opgelegd. Daarnaast legt het hof in verband met de bijzondere ernst van het bewezenverklaarde een - door de rechtbank opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde - voorwaardelijke gevangenisstraf op. Deze straf is mede bedoeld om verdachte ervan te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan (soortgelijke) strafbare feiten.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c(oud), 22d, 47, 57(oud), 63(oud) en 225 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van drie maanden;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt verdachte tevens tot een taakstraf, bestaande uit een combinatie van een leerstraf (arbeidsmotivatietraining) voor de duur van veertig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de leerstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van twintig dagen zal worden toegepast, alsmede een werkstraf, voor de duur van honderdzestig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van tachtig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de voormelde werkstraf geheel in mindering wordt gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. G. Dam, voorzitter, mr. J. Hielkema en mr. H.K. Elzinga, in tegenwoordigheid van mr. A. Meester als griffier, zijnde mr. Elzinga voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.