Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI9621

Datum uitspraak2009-06-19
Datum gepubliceerd2009-06-24
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/2379 WSF
Statusgepubliceerd


Indicatie

Afwijzing verzoek om toepassing van de zogeheten Ritzenregeling. Omdat de Ritzenregeling onlosmakelijk is verbonden met een aanvraag om draagkrachtmeting en draagkrachtmeting niet meer kan plaatsvinden omdat alle termijnen reeds zijn vervallen. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat niet is gebleken dat onverkorte toepassing van de Wsf 2000 heeft geleid tot een onbillijkheid van overwegende aard op grond waarvan de IB-Groep niet in redelijkheid heeft kunnen weigeren om toepassing te geven aan de hardheidsclausule. In de Wsf 2000 is met de draagkrachtmeting een regeling opgenomen voor die gevallen waarin de ex-studerende niet in staat is zijn studieschuld af te lossen. Deze regeling heeft mede tot doel het ontstaan van studieschulden te voorkomen in die gevallen waarin de aflossing een te grote last is. De wetgever heeft uitdrukkelijk niet gekozen voor een systeem waarin om kwijtschelding van reeds ontstane studieschulden kan worden gevraagd.


Uitspraak

08/2379 WSF Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 21 maart 2008, 07/704 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (hierna: IB-Groep). Datum uitspraak: 19 juni 2009 I. PROCESVERLOOP Namens appellant heeft mr. W.G.H. Janssen, advocaat te Leiden, hoger beroep ingesteld. De IB-Groep heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 april 2009. Appellant noch zijn gemachtigde is verschenen. De IB-Groep was vertegenwoordigd door mr. P.E. Merema. II. OVERWEGINGEN 1.1. Naar aanleiding van een aanmaning van de deurwaarder heeft appellant de IB-Groep bij brief van 17 mei 2006 verzocht om toepassing van de zogeheten Ritzenregeling. Naar zijn stelling hoeft hij, omdat hij een uitkering op bijstandsniveau geniet, niets terug te betalen. 1.2. Bij besluit van 11 juni 2007 heeft de IB-Groep -beslissende op bezwaar- gehandhaafd haar besluit van 4 juli 2006 waarbij appellants verzoek is afgewezen omdat de Ritzenregeling onlosmakelijk is verbonden met een aanvraag om draagkrachtmeting en draagkrachtmeting niet meer kan plaatsvinden omdat alle termijnen reeds zijn vervallen. 2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van 11 juni 2007 ongegrond verklaard. 3. Appellant heeft in hoger beroep wederom aangevoerd dat het volstrekt onredelijk is om louter op formele punten toepassing van de Ritzenregeling af te wijzen en gesteld dat wegens het ontvangen van een bijstandsuitkering toepassing dient te worden gegeven aan de hardheidsclausule. 4.1. De Raad overweegt als volgt. 4.2. Ingevolge artikel 6.10, eerste lid, van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) kan de debiteur gedurende de aflosfase bij de IB-Groep een aanvraag indienen om zijn draagkracht vast te stellen voor de resterende aflosfase. De zogenoemde Ritzenregeling uit 1997 was onlosmakelijk verbonden met een verzoek om draagkrachtmeting en hield in dat bij debiteuren met een inkomen op bijstandsniveau bij de vaststelling van draagkracht de aflossingstermijn in afwijking van het door de wet voorgeschreven minimumbedrag op nihil werd gesteld. 4.3. Tussen partijen is niet in geschil dat ten tijde van appellants verzoek op 17 mei 2006 alle door appellant verschuldigde termijnen waren vervallen en derhalve de aflosfase reeds was beëindigd. Gelet op overweging 4.2 is in zo’n situatie draagkrachtmeting en derhalve ook toepassing van de Ritzenregeling niet meer mogelijk. 4.4. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat niet is gebleken dat onverkorte toepassing van de Wsf 2000 heeft geleid tot een onbillijkheid van overwegende aard op grond waarvan de IB-Groep niet in redelijkheid heeft kunnen weigeren om toepassing te geven aan de hardheidsclausule. In de Wsf 2000 is met de draagkrachtmeting een regeling opgenomen voor die gevallen waarin de ex-studerende niet in staat is zijn studieschuld af te lossen. Deze regeling heeft mede tot doel het ontstaan van studieschulden te voorkomen in die gevallen waarin de aflossing een te grote last is. De wetgever heeft uitdrukkelijk niet gekozen voor een systeem waarin om kwijtschelding van reeds ontstane studieschulden kan worden gevraagd. 5. Het hoger beroep van appellant treft derhalve geen doel. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 6. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter en G.J.H. Doornewaard en J. Brand als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.L. de Gier als griffier, uitgesproken in het openbaar op 19 juni 2009. (get.) G. van der Wiel. (get.) A.L. de Gier. JL