Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI9624

Datum uitspraak2009-03-24
Datum gepubliceerd2009-06-24
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureRaadkamer
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersK08/0327
Statusgepubliceerd


Indicatie

Art. 12 Sv. Het overlijden van klager tijdens de beklagprocedure – na de eerste behandeling in raadkamer, maar voor het nemen van de eindbeslissing door het hof – hoeft niet van invloed te zijn op de vraag of al dan niet tot vervolging moet worden overgegaan. Ondanks het overlijden van de klager kunnen er (maatschappelijke) belangen aanwezig zijn, die een (verdere) vervolging van beklaagde verlangen.


Uitspraak

K08/0327 GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH Beschikking van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 24 maart 2009 inzake het beklag ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering van: [klager], wonende te Prinsenbeek, hierna te noemen: klager, over de beslissing van de officier van justitie te Breda tot het niet vervolgen van: [beklaagde 1], wonende te Breda en [beklaagde 2], wonende te Prinsenbeek, hierna te noemen: beklaagden en ieder afzonderlijk beklaagde. wegens mishandeling. De feitelijke gang van zaken. Op 22 april 2008 heeft klager aangifte gedaan van mishandeling, beweerdelijk jegens hem gepleegd door beklaagden. Op 14 juli 2008 is vanwege de officier van justitie aan klager bericht dat de zaak niet zal worden vervolgd omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om te komen tot strafrechtelijke vervolging. Hierop heeft klager bij schrijven van 12 augustus 2008 een klaagschrift ingediend bij het hof, ingekomen ter griffie van het hof op 14 augustus 2008, met het verzoek de vervolging te bevelen. De advocaat-generaal heeft in het schriftelijk verslag van 28 oktober 2008 het hof geraden het beklag af te wijzen. Op 16 december 2008 is het klaagschrift in raadkamer van het hof behandeld. Klager is, met kennisgeving daarvan, niet verschenen. De advocaat-generaal heeft verklaard te persisteren bij het schriftelijk verslag. Bij tussenbeschikking van 27 januari 2009 heeft het hof bepaald dat beklaagden zullen worden opgeroepen ten einde hen in de gelegenheid te stellen opmerkingen te maken over het in het beklag gedane verzoek en de gronden waarop dit berust. Op 24 februari 2009 is het klaagschrift in raadkamer van het hof behandeld in aanwezigheid van beklaagden. Beklaagden zijn afzonderlijk van elkaar gehoord. De advocaat-generaal heeft verklaard te persisteren bij het schriftelijk verslag. De beoordeling. Klager ging op 17 april 2008 samen met zijn buurman (getuige [getuige 1]) naar de woning van zijn moeder. Toen klager daar aan kwam bemerkte hij dat het slot van de voordeur was veranderd. Klager heeft hierop een slotenmaker gebeld om een nieuw slot in de deur te plaatsen. Klager heeft in de woning van zijn moeder gewacht. Klager zag dat zijn beide broers (beklaagden) binnenkwamen. Klager stelt dat beklaagde [beklaagde 1] hard tegen zijn linkerarm duwde en dat hij hierdoor ten val kwam. Voorts stelt klager dat beklaagde [beklaagde 1] hem bij de kraag van zijn jas vastpakte en de badkamer in sleurde. Klager stelt dat beklaagde [beklaagde 1] hem in de badkamer met de vlakke hand heeft geslagen, naar hij vermoed wel 5 of 6 maal. Klager stelt dat beklaagde [beklaagde 2] stond te kijken hoe hij geslagen werd. Beklaagde [beklaagde 2] zou hebben gezegd: “Dit is de laatste voor jou”. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij zag dat beklaagde [beklaagde 1] klager tegen de grond sloeg. Beklaagde [beklaagde 1] heeft verklaard dat hij zag dat klager struikelde en op de grond viel tegen de deur van de badkamer. Beklaagde [beklaagde 1] ontkent klager te hebben geduwd of geslagen. Beklaagde [beklaagde 1] heeft in raadkamer van het hof tijdens de behandeling van het klaagschrift verklaard dat getuige [getuige 1] niet kan hebben gezien dat er geslagen is omdat hij reeds buiten de woning, namelijk op de algemene gang van het appartementencomplex stond. Beklaagde [beklaagde 2] heeft verklaard dat hij zag dat klager een stap achteruit deed, dat klager hierdoor achterover struikelde en dat hij op de grond viel waarbij hij met zijn hoofd tegen de badkamerdeur viel. Beklaagde [beklaagde 2] verklaart verder dat toen klager op wilde staan hij wederom tegen de deur van de badkamer viel. Beklaagde [beklaagde 2] heeft in raadkamer van het hof verklaard dat getuige [getuige 1] de woning verliet op het moment dat beklaagden binnenkwamen. Tijdens de behandeling van het klaagschrift op 24 februari 2009 werd het hof in kennis gesteld van het feit dat klager inmiddels is overleden. Het hof betuigt zijn medeleven. Het hof overweegt dat, wordt een strafbaar feit niet vervolgd of wordt de vervolging niet voortgezet, de rechtstreeks belanghebbende daarover schriftelijk beklag kan doen bij het gerechtshof binnen het rechtsgebied waarvan de beslissing tot niet vervolging of niet verdere vervolging is genomen, aldus artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering. Nu klager zelf aangifte heeft gedaan en hij ná het bekend worden met de sepotbeslissing een klaagschrift heeft ingediend, dient hij als ‘rechtstreeks belanghebbende’ te worden aangemerkt en zal klager derhalve in zijn beklag dienen te worden ontvangen. Het overlijden van klager tijdens de beklagprocedure – na de eerste behandeling in raadkamer, maar voor het nemen van de eindbeslissing door het hof – hoeft niet van invloed te zijn op de vraag of al dan niet tot vervolging moet worden overgegaan. Ondanks het overlijden van de klager kunnen er (maatschappelijke) belangen aanwezig zijn, die een (verdere) vervolging van beklaagde verlangen. Het hof acht in deze zaak, gelet op de in raadkamer afgelegde verklaringen en de uit het dossier blijkende feiten en omstandigheden, echter onvoldoende wettig en overtuigend bewijs van een of meer strafbare feiten aanwezig om de vervolging van beklaagden te bevelen. Voorts mag naar het oordeel van het hof niet verwacht worden dat verder onderzoek nader bewijs zal opleveren. Gelet op het vorenstaande dient het beklag te worden afgewezen. De beslissing. Het hof wijst het beklag af. Aldus gegeven door mr. J.P.F. Rijken, als voorzitter, mrs. G.A.M. Stevens en P.A.M. Hendriks, als raadsheer, in tegenwoordigheid van mw. B.A.C. Volkerts, als griffier. op 24 maart 2009.