Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI9700

Datum uitspraak2009-06-24
Datum gepubliceerd2009-06-24
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200808596/1/H1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij onderscheiden besluiten van 1 juni 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Slochteren (hierna: het college) aan [vergunninghouder] vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het gedeeltelijk veranderen van een landbouwschuur op het perceel [locatie] te Slochteren (hierna: het perceel) in een opslag- en toiletruimte, alsmede vrijstelling en ontheffing verleend voor het houden van een minicamping op het perceel.


Uitspraak

200808596/1/H1. Datum uitspraak: 24 juni 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellanten], wonend te Slochteren, tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 14 oktober 2008 in zaak nr. 06/760 in het geding tussen: [appellanten] en het college van burgemeester en wethouders van Slochteren. 1. Procesverloop Bij onderscheiden besluiten van 1 juni 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Slochteren (hierna: het college) aan [vergunninghouder] vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het gedeeltelijk veranderen van een landbouwschuur op het perceel [locatie] te Slochteren (hierna: het perceel) in een opslag- en toiletruimte, alsmede vrijstelling en ontheffing verleend voor het houden van een minicamping op het perceel. Bij besluit van 6 april 2006 heeft het college het door [appellanten] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]) daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, de besluiten herroepen en de vrijstellingen, alsmede de bouwvergunning en ontheffing geweigerd. Bij uitspraak van 14 oktober 2008, verzonden op 17 oktober 2008, heeft de rechtbank Groningen (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 november 2008, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend. [appellant] heeft nadere stukken ingediend. Deze zijn aan andere partijen toegezonden. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 mei 2009, waar [vergunninghouder], vergezeld van [gemachtigde], als partij is gehoord. 2. Overwegingen 2.1. Hetgeen [appellant] heeft beoogd te bereiken, te weten dat het college niet positief zou beslissen op de aanvragen van [vergunninghouder], heeft hij reeds bereikt in de bezwaarfase. [appellant] heeft evenmin tot op zekere hoogte aannemelijk gemaakt dat hij schade heeft geleden ten gevolge van het besluit op bezwaar. Voorts heeft hij eerst in hoger beroep toegelicht dat hij kosten heeft gemaakt in verband met de behandeling van zijn tegen de besluiten van 1 juni 2005 gemaakte bezwaar. Bij het college heeft [appellant] echter geen verzoek als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht ingediend. Hetgeen hij in dit verband heeft aangevoerd was derhalve geen onderwerp van het geding in beroep bij rechtbank en kan ook in hoger beroep niet aan de orde komen. [appellant] heeft dan ook geen belang bij een oordeel over de juistheid van de aangevallen uitspraak. Het hoger beroep dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard. 2.2. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. 2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk. Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat. w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Lodder lid van de enkelvoudige kamer Ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 24 juni 2009 17-593.