Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ1618

Datum uitspraak2009-06-18
Datum gepubliceerd2009-07-06
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07/440071-09
Statusgepubliceerd


Indicatie

bewijs, fotoconfrontatie, belediging Politieman.


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer Parketnr. : 07.440071-09 Uitspraak: 18 juni 2009 Vonnis in de zaak van: het openbaar ministerie tegen (verdachte), geboren op (geboortejaar), zonder vaste woon- of verblijfplaats, thans verblijvende in (xxx). Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 4 juni 2009. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. C.S.P.M. de Kock, advocaat te Zwolle. De officier van justitie, mr. S.T.C. van der Werf, heeft ter terechtzitting gevorderd verdachte terzake het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde voor de duur van twee jaren in een inrichting voor stelselmatige daders te plaatsen (ISD-maatregel) en de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij (naam slachtoffer) tot een bedrag van € 225,00, alsmede oplegging van de maatregel tot schadevergoeding ten behoeve van dit slachtoffer tot voornoemd bedrag. TENLASTELEGGING De verdachte is ten laste gelegd dat: (volgt tenlastelegging) BEWIJS De raadsman van verdachte heeft aangevoerd, dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om verdachte voor het onder 1 ten laste gelegde te veroordelen. Hij stelt dat er gemakkelijk een persoonsverwisseling plaats zou kunnen hebben gevonden.. De rechtbank overweegt dat ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde verklaringen in het dossier aanwezig zijn van aangever (naam 1), en van de getuigen (naam 2) en (naam 3, waarbij het door deze getuigen gegeven signalement overeenstemt met het signalement van verdachte. Opvallend daarbij is, dat verdachte ten tijde van de aanhouding witte Nike Airmax schoenen droeg met oranje veters, welke schoenen ook door de diverse getuigen werden beschreven. Voorts heeft aangever (naam 1) verdachte herkend bij de sequentiële fotobewijsconfrontatie. De rechtbank acht hiermee wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte ten laste is gelegd, met dien verstande dat: 1. hij op 07 maart 2009 in de gemeente Deventer met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoontoestel toebehorende aan J. (naam 1); 2. hij op 06 maart 2009 in de gemeente Deventer wederrechtelijk vertoevende in een woning gelegen aan de (adres) en in gebruik bij (naam 4) zich niet op de vordering van de rechthebbende aanstonds heeft verwijderd; 3. hij op 06 maart 2009 in de gemeente Deventer opzettelijk en wederrechtelijk een deur toebehorende aan (naam 5) heeft beschadigd; 4. hij op 06 maart 2009 in de gemeente Deventer opzettelijk beledigend de politieambtenaar van de Regiopolitie IJsselland, te weten (naam 6), gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "hey je bent de hoerenzoon van de moeder, ik wil zo graag in jouw gezicht spugen". Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht. STRAFBAARHEID De raadsman van verdachte heeft ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde aangevoerd, dat de door verdachte geuite mededelingen niet beledigend zijn. De rechtbank is van oordeel, dat de woorden “hey je bent de hoerenzoon van de moeder” beledigend zijn jegens de betrokken politieambtenaar. De context waarin de uitlatingen worden gedaan, spelen vooral dan een rol als het gaat om woorden waarvan het gebruik op zichzelf in het algemeen niet beledigend is. Daarvan is hier geen sprake. De onderhavige woorden kunnen slechts worden begrepen als een uiting van minachting jegens de betrokken politieambtenaar en hebben daarmee de strekking de ander aan te randen in zijn eer en goede naam. De opvatting dat woorden minder spoedig als beledigend kunnen worden aangemerkt indien zij zijn gericht tot politieagenten, omdat dergelijke functionarissen uit hoofde van hun functie, waar het beledigende uitlatingen betreft, meer moeten kunnen verdragen dan anderen, vindt geen steun in het recht. De rechtbank is evenwel van oordeel, dat de woorden “ik wil zo graag in jouw gezicht spugen” geen belediging vormen. Dit betekent dat voor dit gedeelte van het bewezene ontslag van rechtsvervolging zal volgen. Het bewezene, met uitzondering van de woorden onder 4 “ik wil zo graag in jouw gezicht spugen”, levert op: 1. diefstal, strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht; 2. in de woning, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk aldaar vertoevende, zich niet op de vordering van de rechthebbende aanstonds verwijderen, strafbaar gesteld bij artikel 138 van het Wetboek van Strafrecht; 3. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort beschadigen, strafbaar gesteld bij artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht; 4. eenvoudige belediging van een ambtenaar gedurende of terzake de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, strafbaar gesteld bij artikel 266 juncto 267 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten. OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL De raadsman van verdachte heeft gepleit voor afwijzing van de vordering tot het opleggen van de maatregel ISD. Hij voert daartoe aan, dat ingevolge de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige zeer actieve veelplegers (hierna te noemen de Richtlijn) een ISD maatregel alleen gevorderd wordt als er ten hoogste vier maanden aan onherroepelijke vonnissen openstaan. Bij verdachte staan nog 218 dagen open. De rechtbank overweegt als volgt. De door de verdachte begane feiten onder 1 en 3 betreffen misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 7 april 2009 blijkt dat verdachte in de afgelopen jaren meermalen is veroordeeld. De rechtbank benoemt op deze plaats onder meer de volgende veroordelingen: - Politierechter Zwolle d.d. 31 oktober 2008: 9 maanden gevangenisstraf; - Politierechter Assen d.d. 21 juli 2008: 6 weken gevangenisstraf; - Politierechter Zutphen d.d. 14 december 2006: 2 maanden gevangenisstraf; - Politierechter Zwolle d.d. 17 oktober 2005: 4 weken gevangenisstraf. Deze straffen zijn volledig ten uitvoer gelegd. Dit betekent, dat verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan de thans bewezen verklaarde feiten ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld en dat de hier bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. De rechtbank heeft kennis genomen van de uitgebreide retourzending rapportageverzoek d.d. 28 mei 1999 door Tactus verslavingszorg, ondertekend door R. Zandbergen, reclasseringsmedewerker, en W.L. de Vos, hoofd afdeling verslavingsreclassering. In dit stuk staat dat verdachte niet wenst mee te werken aan de rapportage, zodat het niet mogelijk is gebleken te voldoen aan het verzoek tot voorlichtingsrapportage. Wel is in deze retourzending de meest recente rapportage, zijnde het voorlichtingsrapport van 21 oktober 2008, woordelijk opgenomen en is verslag gedaan van het casusoverleg Veelplegers IJsselland. Naar het oordeel van de rechtbank kan deze uitgebreide retourzending ingevolge artikel 38m lid 5 van het Wetboek van Strafrecht gezien worden als een ander advies dat over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de maatregel kan voorlichten. Uit de woordelijke weergave van het voorlichtingsrapport van 21 oktober 2008 komt naar voren “dat verdachte in 1999 op vijftienjarige leeftijd in aanraking kwam met politie en justitie. Een aantal jaren was het rustig, maar vanaf 2005 is verdachte in beeld bij de afdeling reclassering van Tactus verslavingszorg. Verdachte is geregistreerd veelpleger. De delicten worden niet ernstiger van aard, echter wel frequenter vanaf 2005. Vanuit de totaalscore van RISc kan worden geconstateerd dat de kans op recidive hoog is. Het ontbreekt verdachte op dit moment aan middelen om deze te voorkomen. Op 11-jarige leeftijd heeft betrokkene op een zeer gewelddadige manier zijn vader verloren. Uiteindelijk is verdachte op 14-jarige leeftijd als AMA in Nederland gekomen. Uit een eerdere rapportage van Jongerenhuis “Harreveld” blijkt dat verdachte getraumatiseerd en in pedagogisch en affectief opzicht verwaarloosd is. Verdachte gebruikt structureel een aantal verkeerde oplossingsstrategieën. Zijn leven is gehard door het opgroeien zonder veiligheid en het latere leven op straat. Het inzien van zijn problemen en het oplossen daarvan zijn zwak te noemen. Verdachte heeft de neiging om zorg op te roepen, maar als hij eenmaal de zorg krijgt en is ingekaderd, dan wijst hij deze af en gaat hij de strijd aan met de behandelaars. Verdachte is zich niet bewust van de effecten van zijn gedrag op de samenleving als geheel, aangezien hij sterk is gefocust op het verkrijgen van drugs en leefonderhoud. De veranderingsgezindheid wordt behoorlijk beïnvloed door de huidige (ten tijde van de rapportage van 21 oktober 2008) detentie. Na detentie zal de motivatie om mee te werken met de hulpverlening weer sterk afnemen. Op het moment van rapportage (21 oktober 2008) ziet men geen mogelijkheden voor gedragsbeïnvloeding. Een Terugdringen Recidive traject lijkt het meest aangewezen aanbod. Bij herhaling van het delictgedrag in de toekomst zal moeten worden gedacht aan plaatsing in een Inrichting voor Stelselmatige Daders”. Zandbergen en De Vos van Tactus verslavingszorg concluderen in hun uitgebreide retourzending, op basis van eerdere contacten met de hulpverlening en de reclassering, dat er sprake is van een zeer verslaafde en getraumatiseerde man die als gevolg van zijn middelengebruik en psychische problemen veel delicten pleegt. Zoals ook uit de rapportage van 21 oktober 2008 blijkt, is in de visie van Tactus de kans zeer groot dat verdachte zich in een nieuwe reclasseringscontact zal onttrekken aan het toezicht. Plaatsing in een ISD-setting geniet derhalve de voorkeur. Binnen de ISD kan de mogelijkheid van verdere diagnostiek en behandeling worden onderzocht. Gezien het vorenstaande moet er naar het oordeel van de rechtbank ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Verdachte is blijkens het hiervoor genoemde uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister vele malen veroordeeld voor onder meer vermogensdelicten (ook met geweld), vernieling, belediging van gezagsdragers en verstoring van de openbare orde. Gezien dit justitieel verleden, en gezien het middelengebruik van verdachte en de psychische problemen en mede gezien het feit dat verdachte zich in het verleden steeds heeft onttrokken aan hulpverlening, is de rechtbank van oordeel dat niet valt te verwachten dat verdachte zal stoppen met het plegen van strafbare feiten zonder begeleiding en behandeling in een setting waaraan hij zich niet kan onttrekken, zodat de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel ISD eist. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat een ISD-maatregel niet kan worden opgelegd, omdat een onherroepelijke vrijheidsstraf van langer dan vier maanden openstaat. Het betreffende onderdeel van de Richtlijn is – gelet op de bewoordingen van de wet en van die Richtlijn – geen waarborgnorm voor de verdachte, maar een instructienorm voor leden van het openbaar ministerie, aan welke beperking de rechter niet is gebonden. Voor oplegging van de ISD-maatregel is ingevolge artikel 38m, eerste lid, onder 2, Wetboek van Strafrecht vereist, dat de verdachte in een periode van vijf jaren voorafgaande aan het feit waarvoor die maatregel wordt opgelegd, ten minste drie maal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of een taakstraf is veroordeeld en dat het feit is begaan nadat in ieder geval die drie veroordelingen geheel ten uitvoer zijn gelegd. Indien aan deze voorwaarde is voldaan, staat aan oplegging van de maatregel niet in de weg dat ten tijde van de berechting sprake was van een nog openstaande straf voor andere feiten (HR 14-11-2006, NJ 2007, 221). Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven, alsook ter optimale bescherming van de maatschappij en van verdachte zelf, acht de rechtbank het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders ten uitvoer te leggen. De rechtbank zal daarom de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel. De rechtbank acht het daarbij wel noodzakelijk dat negen maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel een tussentijdse beoordeling van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel zal plaatsvinden. De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 38m, 38n, 38s en 57 van het Wetboek van Strafrecht. BENADEELDE PARTIJ De raadsman van verdachte heeft verzocht tot afwijzing van de vordering van de benadeelde partij, dan wel tot het niet ontvankelijk verklaren van de benadeelde partij. De benadeelde partij heeft ter onderbouwing van zijn vordering een offerte van de (xxx) te Wapenveld overgelegd. De rechtbank heeft bij deze summiere opgave nog zoveel vragen dat zij van oordeel is dat de vordering van de benadeelde partij (naam 5) niet van zo eenvoudige aard is, dat deze zich leent voor behandeling in het strafgeding. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij in die vordering niet ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. BESLISSING Het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven. De rechtbank ontslaat de verdachte ten aanzien van de woorden “ik wil zo graag in jouw gezicht spugen”, zoals onder 4 ten laste gelegd, van alle rechtsvervolging. Het bewezene levert voor het overige de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar. Het meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. De rechtbank legt op de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaar. De rechtbank bepaalt daarbij dat uiterlijk negen maanden na aanvang van de maatregel een tussentijdse beoordeling zal plaatsvinden omtrent de noodzaak van voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel en bepaalt dat de officier van justitie uiterlijk veertien dagen vóór dat tijdstip de rechtbank bericht zal doen toekomen als bedoeld in artikel 38s eerste lid van het Wetboek van Strafrecht. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij (naam 5) De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij (naam 5) in zijn vordering niet ontvankelijk is en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Dit vonnis is gewezen door mr. H. Heins, voorzitter, mrs. G.P. Nieuwenhuis en A.P. de Jong-de Goede, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C. van Druten als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 18 juni 2009.