Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ2133

Datum uitspraak2009-07-07
Datum gepubliceerd2009-07-09
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07.607003-09; 07.607307-09
Statusgepubliceerd


Indicatie

zwaar lichamelijk letsel bewijs strafmaatmotivering


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer Parketnummers : 07.607003-09 en 07.607307-09 (gevoegd ter terechtzitting) (P) Uitspraak: 7 juli 2009 Tegenspraak Vonnis in de zaak van: het openbaar ministerie tegen [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats], thans verblijvende in de P.I. Flevoland - HvB Almere Binnen. 1. Onderzoek ter terechtzitting Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het onderzoek is gehouden ter openbare terechtzitting van 23 juni 2009. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie, mr. N.M. van Collenburg, en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. N.C. Milani, advocaat te Lelystad, naar voren is gebracht. 2. Tenlastelegging De verdachte is, zoals door de officier van justitie ter terechtzitting is gewijzigd, ten laste gelegd dat: Parketnummer 07.607003-09 1. a. hij op of omstreeks 31 december 2008, te Almere, (althans) in de gemeente Almere, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [adres], in elk geval op of aan de openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon genaamd [benadeelde partij 1], welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal (met kracht) slaan met een bierflesje en/of een scherp en/of puntig voorwerp in het gezicht en/of tegen de (zijkant) van het hoofd van die [benadeelde partij 1], en/of b. hij op of omstreeks 31 december 2008, te Almere, (althans) in de gemeente Almere, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [adres], in elk geval op of aan de openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon genaamd [benadeelde partij 2], welk geweld bestond uit het (dreigend) richten en/of gericht houden van een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) en/of een honkbalknuppel op die [benadeelde partij 2], althans, indien het vorenstaande onder 1 a en/of b niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: a. hij op of omstreeks 31 december 2008, te Almere, (althans) in de gemeente Almere, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging, althans alleen aan een persoon genaamd [benadeelde partij 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet tezamen met een ander of anderen, althans alleen, die [benadeelde partij 1] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met een bierflesje en/of een scherp voorwerp in het gezicht en/of tegen het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, althans, indien het vorenstaande onder a niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 31 december 2008, te Almere opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde partij 1]), meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met een bierflesje en/of een scherp voorwerp in het gezicht en/of tegen het hoofd heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden, en/of b. hij op of omstreeks 31 december 2008 te Almere, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een persoon genaamd [benadeelde partij 2], heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op die [benadeelde partij 2] gericht en/of gericht gehouden, en/of een honkbalknuppel (die onder de kleding verborgen was) tevoorschijn gepakt/gehaald en/of (vervolgens) op die [benadeelde partij 2] gericht en/of gericht gehouden; 2. hij op of omstreeks 31 december 2008 te Almere, (althans) in de gemeente Almere, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon genaamd [benadeelde partij 3], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (ernstig oogletsel), heeft toegebracht, door deze opzettelijk meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met een bierflesje en/of een scherp voorwerp in het gezicht en/of tegen (de zijkant van het hoofd) te slaan; althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 31 december 2008, te Almere, met een ander of anderen, op aan de openbare weg, de [adres] 63, in elk geval op of aan de openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon genaamd [benadeelde partij 3], welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal (met kracht) slaan met een bierflesje en/of een scherp en/of puntig voorwerp in het gezicht en/of tegen de (zijkant) van het hoofd; althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 31 december 2008, te Almere, (althans) in de gemeente Almere, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde partij 3]), meermalen, althans eenmaal, met een bierflesje en/of een scherp voorwerp (met kracht) in het gezicht en/of tegen het hoofd heeft geslagen, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (ernstig oogletsel), althans enig lichamelijk letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden. De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een kennelijke schrijffout. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad. Parketnummer 07.607309-09 hij op of omstreeks 05 april 2008 in de gemeente Almere met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een opslagbox/loods aan de [adres] heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid kledingstuk(ken), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (een) tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming. De rechtbank nummert het bij de dagvaardingen met de parketnummers 07.607003-09 en 07.607307-09 ten laste gelegde respectievelijk als de feiten 1. tot en met 3. 3. De voorvragen De dagvaarding is geldig. De rechtbank is bevoegd. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er is geen reden voor schorsing van de vervolging. 4. Bewijsmotivering 4.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1. primair onder a. en b., het onder 2. primair en het onder 3. tenlastegelegde. 4.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging stelt zich op het standpunt dat niet kan worden bewezen dat de verdachte jegens [benadeelde partij 1] openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd dan wel dat hij hem heeft mishandeld. Evenmin kan worden bewezen dat verdachte [benadeelde partij 3] heeft mishandeld. Wel kan worden bewezen dat verdachte jegens [benadeelde partij 2] openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd. Voor wat betreft de openlijke geweldpleging jegens [benadeelde partij 3] refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank. Ten slotte is de raadsvrouw van mening dat de tenlastegelegde inbraak bewezen kan worden verklaard. 4.3 De beoordeling van de tenlastelegging Feit 1. Op grond van de voorhanden bewijsmiddelen en het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank voorts van oordeel dat is komen vast te staan dat verdachte het hem onder 1. primair onder a. ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt. Aangever [benadeelde partij 1] heeft het volgende verklaard. Op 31 december 2008 was hij ’s avonds op visite bij een vriend die in de [adres] in Almere woont. Om 23.45 uur is hij naar buiten gegaan. Hij werd toen gebeld op zijn mobiele telefoon. Er werd gezegd dat [benadeelde partij 3] ruzie had. Ineens hoorde hij geroep en gescheld van de hoek van de straat komen. Hij is toen in de richting van de hoek gerend. Hij zag vervolgens [benadeelde partij 3] stilstaan op de stoep. Ongeveer een meter bij [benadeelde partij 3] vandaan stond een groep van vier à vijf jongens. Hij zag dat er vanuit de groep een jongen op [benadeelde partij 3] af kwam lopen met een heel bierflesje in zijn hand. Die jongen had het flesje op zijn kop bij de hals vast. [benadeelde partij 1] is tussen [benadeelde partij 3] en die jongen gaan staan. Hij heeft toen die jongen weggeduwd. Vervolgens kwam er een andere jongen uit de groep en aangever werd door hem vastgepakt. Het leek erop alsof die jongen aangever wilde slaan. Aangever bukte zich om de armen van die jongen te ontwijken en heeft hem vervolgens geslagen. Hij draaide zich toen half om en zag ineens een arm met een voorwerp, waarop een etiketje zat, richting zijn gezicht komen. Volgens aangever was het zeker geen mes. Hij voelde dat het voorwerp zijn gezicht aan de linkerkant raakte, te weten tussen zijn linkeroog en -oor. Ineens zag hij dat er bloed uit spoot. Getuige [getuige 1] heeft het volgende verklaard. Op 31 december 2008 was [benadeelde partij 1] bij hem op visite. Rond 23.30 uur ging onder meer [benadeelde partij 3] naar buiten. Op een gegeven moment werd [benadeelde partij 1] gebeld, omdat [benadeelde partij 3] ruzie had. [getuige 1] is toen naar buiten gegaan. Hij zag dat er drie jongens tegenover [benadeelde partij 3] stonden. Hij ging naast [benadeelde partij 1] staan, schuin achter [benadeelde partij 3]. Hij zag dat de jongens [benadeelde partij 3] wilden aanvallen. Hij zag dat [medeverdachte 1], de langste van alle drie, een bierflesje in zijn handen had. Hij zag dat [medeverdachte 1] naar [benadeelde partij 3] liep om hem kennelijk aan te vallen. [benadeelde partij 1] ging ervoor staan en duwde [medeverdachte 1] weg. Er ontsond een woordenwisseling. Het was in ieder geval ruzie. Er werd gezegd: “hou je bek” en dat soort dingen. Bovendien werden er veel scheldwoorden geuit. [getuige 1] zag vervolgens dat een andere jongen achter [medeverdachte 1] vandaan kwam en dat die jongen [benadeelde partij 1] wilde slaan. Toen heeft [benadeelde partij 1] die jongen geslagen. [getuige 1] heeft verder verklaard dat hij nog een jongen herkende, te weten verdachte. Hij verklaart dan dat of verdachte of een andere jongen uit de groep uithaalde naar [benadeelde partij 1]. Verdachte had op dat moment een bierflesje in zijn handen. Vervolgens zag hij dat [benadeelde partij 1] gewond was aan zijn hoofd, namelijk bij zijn slaap. Hij zag dat [benadeelde partij 1] veel bloed op zijn hoofd had. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft het volgende verklaard. Na het incident eerder op de avond zijn [medeverdachte 2], [medeverdachte 3], verdachte en hij naar de woning van [medeverdachte 3] gegaan. Rond 23.30 uur zijn ze weer naar buiten gegaan. Verdachte heeft toen twee mensen gelukkig Nieuwjaar gewenst. Op een gegeven moment kwam er een jongen bij, die erg agressief deed. Verdachte en [medeverdachte 3] gingen ruzie zoeken. Vervolgens liep die jongen weg. Verdachte ging er achter aan en was verbaal agressief. Die jongen liep toen een huis binnen. Later bleek dat hij vrienden ging halen. De vriend van de jongen die naar binnen liep die nam het voor hem op. Verdachte werd helemaal gek. Die jongen sloeg verdachte op zijn gezicht. [medeverdachte 3] nam het toen op voor verdachte en heeft toen die jongen op zijn gezicht geslagen. Volgens [medeverdachte 1] heeft [medeverdachte 3] met zijn vuist geslagen. Die jongen liep toen weg. [medeverdachte 1] zag toen dat allemaal bloed bij zijn hoofd had. Verder heeft [medeverdachte 1] verklaard dat verdachte eerder op de avond een bierfles in zijn handen had. Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft het volgende verklaard. Na het incident met [benadeelde partij 2] zijn verdachte, [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en hij naar zijn huis gegaan. Op een gegeven moment zijn zij naar buiten gelopen. Ze kwamen toen een groepje van drie meisjes en twee jongens tegen. Hij wenste iedereen gelukkig Nieuwjaar. Er was een jongen die hem geen hand gaf. [medeverdachte 3] hoorde verdachte toen zeggen: “wat doe je nou stoer tegen mijn broertje.”. Verdachte noemt hem altijd zijn broertje, omdat ze vaak samen zijn. In het dossier bevindt zich een geneeskundige verklaring. Deze verklaring houdt onder meer in dat [benadeelde partij 1]: een pletwond met verscheuring van de huid aan de linkerslaap op twee plaatsen, heeft. Gelet op voormelde verklaringen gaat de rechtbank ervan uit dat de groep, waarin verdachte zich bevond, rond 23.30 uur eerst ruzie heeft gehad met [benadeelde partij 3] en daarna met [benadeelde partij 1]. [benadeelde partij 3] is immers eerst naar buiten gelopen. Daarna is er gebeld met [benadeelde partij 1], waarop deze zich naar buiten heeft begeven. Gelet op het letsel dat [benadeelde partij 1] heeft opgelopen is de rechtbank van oordeel dat het ervoor moet worden gehouden dat [benadeelde partij 1] met hard voorwerp tegen de zijkant van zijn hoofd is geslagen. Nu geen van de getuigen een ander voorwerp dan een bierflesje heeft gezien, kan het niet anders dan dat [benadeelde partij 1] met een bierflesje is geslagen. De rechtbank overweegt voorts dat [benadeelde partij 1] door een jongen uit de groep [medeverdachte 3], [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en verdachte is geslagen en dat dit op de openbare weg is gebeurd. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank het openlijk in vereniging geweld plegen wettig en overtuigend bewezen. Op grond van de voorhanden bewijsmiddelen en het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank van oordeel dat is komen vast te staan dat verdachte het hem onder 1. primair onder b. ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt. Aangever [benadeelde partij 2] heeft verklaard dat hij op 31 december 2008 tussen 22.15 en 22.30 uur met zijn vriendin ([getuige 2]) op een bruggetje bij de Simon van Collemstraat te Almere stond. Op een gegeven moment kwam er een scooter langs rijden, die even verderop stopte. De passagier heeft vervolgens ruzie met hem gemaakt. Een paar minuten later is deze jongen vertrokken. Kort daarna is deze jongen met drie andere jongens teruggekomen. Deze jongen heeft vervolgens een vuurwapen op hem gericht en hem daarmee bedreigd. Op een gegeven moment kwam een van de andere jongens, te weten een lange jongen, tussenbeide en heeft eerdergenoemde jongen die met het vuurwapen dreigde, rustig gekregen. [benadeelde partij 2] wilde vervolgens weglopen. Toen kwam een van de andere jongens tevoorschijn. Deze heeft tegen hem geroepen: “Sta stil, kom terug of moet ik je vriendin wat aandoen.”. Deze jongen heeft vervolgens een honkbalknuppel onder zijn vest vandaan gehaald en in de richting van aangever gehouden. De vriendin van [benadeelde partij 2] is er toen tussen gesprongen. Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij op 31 december 2008 ’s avonds bij [medeverdachte 2] achter op de scooter zat en dat zij op een gegeven moment bij een bruggetje kwamen. Daar stonden een jongen en een meisje. Hij heeft toen ruzie met die jongen gemaakt. Vervolgens is hij naar huis gereden en heeft hij aan [medeverdachte 1] en verdachte verteld dat hij ruzie met een jongen had gemaakt. Hij heeft toen een op een vuurwapen gelijkende aansteker gepakt. Hij wilde samen met verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] teruggaan naar die jongen op de brug om hem een lesje te leren. Hij heeft de op een vuurwapen gelijkende aansteker meegenomen om daarmee te dreigen. Vervolgens zijn zij met z`n vieren naar het bruggetje gelopen. [medeverdachte 3] heeft toen ruzie gemaakt met aangever. Hij heeft erkend dat hij aangever met de op een vuurwapen gelijkende vuuraansteker heeft bedreigd. Daarna heeft [medeverdachte 3] gezien dat verdachte nog een stukje doorliep met aangever en dat verdachte een knuppel bij zich had. Hij heeft echter niet gezien wat verdachte daarmee heeft gedaan. Getuige [getuige 2], de vriendin van aangever, heeft bevestigd dat [medeverdachte 3] haar vriend heeft bedreigd met een vuurwapen en dat verdachte haar vriend met een honkbalknuppel heeft bedreigd. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft de lezing van [medeverdachte 3] bevestigd. Hij heeft gezien dat [medeverdachte 3] een schietbeweging maakte in de richting van aangever. Verder heeft hij gezien dat verdachte een honkbalknuppel bij zich had en dat deze in zijn broek zat. Tevens heeft hij gezien dat verdachte op een gegeven moment de knuppel in zijn hand had en dat hij daarmee is gaan dreigen. Ook medeverdachte [medeverdachte 1] heeft gezien dat [medeverdachte 3] het op een vuurwapen gelijkende voorwerp op aangever heeft gericht. Hij heeft verklaard dat verdachte op een gegeven moment terugging naar [benadeelde partij 2] om hem met de honkbalknuppel te dreigen. Feit 2. Op grond van de voorhanden bewijsmiddelen en het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank van oordeel dat is komen vast te staan dat verdachte het onder 2. primair ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt. Aangever [benadeelde partij 3] heeft het volgende verklaard. Op 31 december 2008 verliet hij omstreeks 23.30 uur de woning van een vriend, die woonachtig is op het adres [adres] 63 te Almere. Een vriend en een vriendin liepen mee. Op een bepaald moment komt er een groep jongens aan. Verdachte behoorde tot die groep. Het ging om vier à vijf jongens. Aangever ging een gesprek met de groep aan over een incident eerder dat jaar. Toen [benadeelde partij 3] aan het praten was, werd hij door verdachte onderbroken. Verdachte begon ineens te schreeuwen en zei: “je moet niet stoer doen tegenover mijn vrienden.”. [benadeelde partij 3] stond dicht bij de groep. Opeens voelde hij een harde klap op zijn linkeroog. Toen aangever aan het praten was met de groep, hadden de jongens bierflesjes in de hand. Hij heeft gezien dat verdachte een bierflesje in de hand had. Aangever is toen weer naar het huis van zijn vriend gelopen. Hij zag toen met het linkeroog druppeltjes naar beneden vallen. Verder zag hij dat zijn overhemd onder het bloed zat. In het dossier bevindt zich een geneeskundige verklaring. Deze verklaring houdt in dat [benadeelde partij 3] snijwonden, kneuzingen en een bloeduitstorting rond het oog (links) heeft en dat deze zijn ontstaan door het slaan met een fles in het gezicht. De moeder van [benadeelde partij 3] heeft verklaard dat haar zoon tweemaal aan zijn linkeroog is geopereerd, dat hij naar verwachting nog tweemaal moet worden geopereerd en dat er volgens de behandelend artsen een van de twee traanbuizen van het linkeroog onherstelbaar beschadigd is. Verder heeft hij in januari als gevolg van het incident 18 dagen en na de tweede operatie op 30 maart 2009 acht dagen niet kunnen werken. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft op 1 januari 2009 het volgende verklaard. Na het incident eerder op de avond zijn [medeverdachte 2], [medeverdachte 3], verdachte en hij naar de woning van [medeverdachte 3] gegaan. Rond 23.30 uur zijn ze weer naar buiten gegaan. Verdachte heeft toen twee mensen gelukkig Nieuwjaar gewenst. Op een gegeven moment kwam er een jongen bij, die erg agressief deed. Verdachte en [medeverdachte 3] gingen ruzie zoeken. Vervolgens liep die jongen weg. Verdachte ging er achter aan en was verbaal agressief. Die jongen liep toen een huis binnen. Later bleek dat hij vrienden ging halen. De vriend van de jongen die naar binnen liep nam het voor hem op. Verdachte werd helemaal gek. Die jongen sloeg verdachte op zijn gezicht. [medeverdachte 3] nam het toen op voor verdachte en heeft toen die jongen op zijn gezicht geslagen. Volgens [medeverdachte 1] heeft [medeverdachte 3] met zijn vuist geslagen. Die jongen liep toen weg. [medeverdachte 1] zag toen dat allemaal bloed bij zijn hoofd had. Verder heeft [medeverdachte 1] verklaard dat verdachte eerder op de avond een bierfles in zijn handen had. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft op 5 januari 2009 het volgende verklaard. Later op de avond van 31 december 2008 zijn verdachte, [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en hij naar buiten gegaan. Verdachte heeft toen een aantal mensen gelukkig Nieuwjaar gewenst. [benadeelde partij 3] gaf geen antwoord. Hij was agressief. [medeverdachte 1] herkende [benadeelde partij 3] van een incident eerder dat jaar. Er ontstond toen een gesprek. Op een gegeven moment kwam verdachte ertussen en ging hij ruzie maken met die jongen. Een jongen die bij [benadeelde partij 3] was liep weg. Verdachte ging er achter aan. Die jongen ging naar huis of zijn vrienden halen. Daarna liep iedereen naar het grasveld. Verdachte kreeg toen ruzie met die andere jongen en daarna met [benadeelde partij 3]. Verdachte gaf [benadeelde partij 3] een duw en daarop sloeg [benadeelde partij 3] verdachte. [medeverdachte 3] sloeg toen [benadeelde partij 3] terug op zijn hoofd. Verdachte heeft [benadeelde partij 3] ook nog geslagen. [medeverdachte 1] zag dat het oog van [benadeelde partij 3] bloedde. Verdachte had op dat moment een bierflesje in zijn hand. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij te dronken was om zich het incident te kunnen herinneren, maar dat het zou kunnen dat hij een bierflesje in zijn hand had. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij verdachte hoorde opscheppen dat niemand aan zijn broertjes kwam. [medeverdachte 2] heeft tegen verdachte gezegd dat hij de jongen wel had kunnen verblinden. Hij hoorde vervolgens verdachte zeggen dat hij wel weet hoe hij steken moet. Gelet op voormelde verklaringen in onderling verband bezien is naar het oordeel van de rechtbank bewezen dat verdachte [benadeelde partij 3] tezamen en in vereniging met anderen eenmaal met een bierflesje heeft geslagen. De rechtbank is voorts van oordeel dat in dit geval, gelet op de aard van het letsel, sprake is van zwaar lichamelijk letsel, mede in aanmerking genomen het feit dat de traanbuis onherstelbaar beschadigd is en er daarmee geen uitzicht op volledig herstel is. Naar het oordeel van de rechtbank kan verder worden bewezen dat verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel aan [benadeelde partij 3] heeft toegebracht. Verdachte heeft immers door [benadeelde partij 3] met een bierflesje in het gezicht te slaan willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat deze zwaar lichamelijk letsel zou bekomen. Feit 3.: De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van de stukken van het onderliggende strafdossier en van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gebracht. De bewezenverklaring van de diefstal door middel van braak van een hoeveelheid kleding op 5 april 2008 in Almere baseert de rechtbank op de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen: - de bekennende verklaring van verdachte afgelegd op de zitting van 23 juni 2009; - het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, nummer 2008025167-31, opgemaakt en ondertekend door de verbalisant M.H. de Jong op 6 januari 2009, inhoudende de verklaring van verdachte; - het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, nummer 2008025167-25, opgemaakt en ondertekend door de verbalisant M.H. de Jong op 7 april 2008, inhoudende de verklaring van [getuige 3]; - het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, nummer 2008025167-16, opgemaakt en ondertekend door de verbalisant S.T. Kasanwidjojo op 5 april 2008; - het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, nummer 2008025167-9, opgemaakt en ondertekend door de verbalisanten C.C. Beek en M.P.J. de Bruijn op 5 april 2008. Op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, volstaat de rechtbank met een opgave van voornoemde bewijsmiddelen. 5. Bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1. primair onder a. en b., onder 2. primair en het onder 3. ten laste is gelegd, met dien verstande dat: 1. a. hij op 31 december 2008 te Almere met anderen op of aan de openbare weg openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon genaamd [benadeelde partij 1], welk geweld bestond uit het eenmaal (met kracht) slaan met een bierflesje tegen de zijkant van het hoofd van die [benadeelde partij 1], en/of b. hij op 31 december 2008 te Almere met anderen op of aan de openbare weg openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon genaamd [benadeelde partij 2], welk geweld bestond uit het dreigend richten en/of gericht houden van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een honkbalknuppel op die [benadeelde partij 2]; 2. hij op 31 december 2008 te Almere tezamen en in vereniging met anderen aan een persoon genaamd [benadeelde partij 3], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (ernstig oogletsel), heeft toegebracht, door deze opzettelijk (met kracht) met een bierflesje in het gezicht te slaan; 3. hij op 5 april 2008 in de gemeente Almere met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een opslagbox/loods aan de [adres] heeft weggenomen een hoeveelheid kledingstukken, geheel of ten dele toebehorende aan (een) tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en), waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming. Van het onder 1. primair onder a. en b., het onder 2. primair en het onder 3. meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht. 6. Kwalificatie Het bewezenverklaarde levert op: 1. primair onder a. en b. telkens: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, strafbaar gesteld bij artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht; 2. primair: Medeplegen van zware mishandeling, strafbaar gesteld bij artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht; 3. diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming, strafbaar gesteld bij artikel 311, juncto 310, van het Wetboek van Strafrecht. Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Dit levert de genoemde strafbare feiten op. Er zijn evenmin feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar. 7. Strafoplegging De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte ter zake van openlijke geweldpleging, zware mishandeling en inbraak tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van de Wetboek van Strafrecht. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de reclassering, ook indien dit inhoudt een behandeling bij De Waag. De officier van justitie heeft voorts de tenuitvoerlegging gevorderd van de werkstraf, die de politierechter van deze rechtbank bij vonnis van 25 maart 2008 voorwaardelijk aan verdachte heeft opgelegd, aangezien verdachte de algemene en de bijzondere voorwaarde heeft overtreden. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] (hoofdelijk) tot een bedrag van € [bedrag] en toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] (hoofdelijk) tot een bedrag van € [bedrag], alsmede in beide gevallen oplegging van de maatregel tot schadevergoeding ten behoeve van deze slachtoffers tot voormelde bedragen. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, aangezien het rechtstreekse verband tussen de door hem gevorderde schade en het bewezen verklaarde feit niet kan worden vastgesteld. Ten slotte heeft de officier van justitie gevorderd de teruggave aan de verdachte van de onder hem in beslag genomen mobiele telefoon. De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat in deze zaak een voorwaardelijke gevangenisstraf de voorkeur heeft. De raadsvrouw heeft in dit verband erop gewezen dat verdachte inmiddels drie maanden in voorarrest heeft gezeten, dat hij vanaf februari 2009 werk heeft gevonden, dat hij bij zijn werkgever terug kan komen, maar dat deze niet te lang kan wachten op zijn terugkeer en dat behandeling van verdachte bij De Waag en begeleiding door de reclassering het meest aangewezen is. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] is de raadsvrouw van mening dat toekomstige schade niet moet worden vergoed. De immateriële schadevergoeding zou fors moeten worden gematigd. Voor wat betreft de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] stelt de raadsvrouw zich op het standpunt dat deze niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard. De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van de verdachte. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft op 31 december 2008 onder invloed van een grote hoeveelheid drank tezamen met anderen op verschillende momenten openlijk geweld gepleegd jegens [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2]. Eerstgenoemde heeft hierbij letsel in het gezicht bekomen. Ter terechtzitting is gebleken dat de gebeurtenis op oudejaarsavond een grote impact op [benadeelde partij 2] en zijn vriendin hebben gehad. Voorts heeft verdachte op die zelfde avond [benadeelde partij 3] mishandeld. Deze heeft daarbij fors letsel aan het gezicht opgelopen. Naar het zich nu laat uitzien is er onherstelbare schade opgetreden aan één van de traanbuisjes van het linkeroog, waarvan het slachtoffer blijvend last zal ondervinden. Ten slotte heeft verdachte ingebroken in een loods. Naar het oordeel van de rechtbank is hier sprake van ernstige strafbare feiten. De rechtbank is daarom van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig. Wat de persoon van de verdachte betreft, heeft de rechtbank in het bijzonder acht geslagen op: - een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 2 juni 2009; - een de verdachte betreffend psychologisch rapport d.d. 29 mei 2009, uitgebracht door drs. M.G.J. Nijhuis-Quanjel, klinisch psycholoog. Voormeld uittreksel houdt in dat verdachte eerder ter zake van het plegen van strafbare feiten is veroordeeld. De deskundige Nijhuis-Quanjel komt tot de conclusie dat verdachte lijdende is aan een narcistische persoonlijkheidsstoornis met antisociale kenmerken. Verdachte was vanwege zijn persoonlijkheidsstoornis ten tijde van de tenlastegelegde feiten in verminderde mate in staat tot het maken van gedragskeuzes. Deze deskundige acht verdachte dan ook licht verminderd toerekeningsvatbaar voor de hem ten laste gelegde feiten. De rechtbank neemt de conclusie van de deskundigen over, maakt deze tot de hare en heeft deze betrokken bij haar oordeelsvorming. De rechtbank concludeert op grond van dit rapport dat het bewezen verklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend. De rechtbank acht verdachte in zoverre strafbaar. Met betrekking tot de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat een deel van die straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, mits de verdachte zich gedurende een hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken en de hierna te melden bijzondere voorwaarden naleeft. De rechtbank wijst in dit verband op het rapport van Nijhuis-Quanjel, waarin deze heeft aangegeven dat zonder behandeling er een groot risico is dat verdachte zal recidiveren. De deskundige heeft om die reden behandeling bij De Waag en verplicht reclasseringscontact geadviseerd. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij inziet dat hij dient te worden behandeld en dat hij bereid is om behandeling bij De Waag te volgen. Door het opleggen van een deels voorwaardelijke straf wil de rechtbank invloed uitoefenen op het gedrag van de verdachte, zodat het door hem opnieuw plegen van een strafbaar feit wordt voorkomen. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en alles daarbij afwegende, acht de rechtbank de na te noemen straf passend en geboden. Vorderingen benadeelde partijen Voor aanvang van de terechtzitting heeft [benadeelde partij 3] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2. ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € [bedrag], bestaande uit materiële schade ad € [bedrag] en immateriële schade ad € [bedrag]. Een deel van de immateriële schade, te weten een bedrag van € [bedrag], is reeds door het Schadefonds Geweldsmisdrijven vergoed. De vader van [benadeelde partij 3] heeft ter terechtzitting verklaard dat , indien de rechtbank ter zake een vergoeding toekent, dit bedrag aan het Schadefonds Geweldsmisdrijven terug dient te worden betaald. Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [benadeelde partij 3] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder 2. primair bewezen verklaarde feit. De reeds gemaakte kosten ad € [bedrag] zijn niet door verdachte bestreden. De hoogte daarvan is daarom genoegzaam komen vast te staan. Ten aanzien van de opgevoerde pro memorie posten ad € [bedrag] is de rechtbank van oordeel dat deze niet onredelijk hoog zijn en dat een vergoeding bij wijze van voorschot kan worden toegekend. Het door de benadeelde partij gevorderde bedrag aan immateriële schadevergoeding acht de rechtbank niet onredelijk. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende komen vast te staan dat het slachtoffer bij toewijzing van dit bedrag het door hem van het Schadefonds Geweldsmisdrijven ontvangen bedrag terug dient te betalen. Om die reden acht de rechtbank de vordering ter zake in zijn geheel toewijsbaar. De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar. De kosten worden - tot op heden - begroot op nihil. De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk. De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een geldsom van € [bedrag] ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 3]. Voor aanvang van de terechtzitting heeft [benadeelde partij 1] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1. primair onder a. ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € [bedrag]. Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [benadeelde partij 1] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder 1. primair onder a. bewezen verklaarde feit. Naar het oordeel van de rechtbank is de hoogte van die schade genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € [bedrag], vermeerderd met de kosten die - tot op heden - worden begroot op nihil. De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar. De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk. De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een geldsom van € [bedrag] ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1]. Voor aanvang van de terechtzitting heeft [benadeelde partij 2] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1. primair onder b. ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € [bedrag]. De benadeelde partij [benadeelde partij 2] stelt dat hij als gevolg van het onder 1. primair onder b. bewezen verklaarde feit concentratieproblemen heeft gekregen. Daardoor heeft hij op 4 januari 2009 een aanrijding veroorzaakt. Daarbij is schade aan de auto waarin hij reed ontstaan. Voormeld bedrag van € [bedrag] heeft betrekking op de reparatiekosten. Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende komen vast te staan dat deze schade rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit is toegebracht. Daarom dient de benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk in zijn vordering te worden verklaard. De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de onder hem in beslag genomen mobiele telefoon (merk: Nokia). 8. Toepasselijke wettelijke voorschriften De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 47, 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING Het onder 1. primair onder a. en b., het onder 2. primair en het onder 3. ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar. Het onder 1. primair onder a. en b., het onder 2. primair en het onder 3. meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf (12) maanden. De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht. Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot zes (6) maanden, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee (2) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd. Als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de Reclassering Nederland, dan wel een soortgelijke instelling, ook als dit inhoudt behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling voor forensische psychiatrie, zulks zolang deze instelling of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht; De rechtbank gelast de teruggave aan verdachte van de onder hem in beslag genomen mobiele telefoon (merk Nokia). Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 3] te Almere een bedrag van € [bedrag] vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 31 december 2008, tot de dag van de voldoening, hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover een van zijn mededaders betaalt, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd. De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging te maken. De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € [bedrag], ten behoeve van [benadeelde partij 3] te Almere, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door [ aantal] dagen hechtenis. De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte en/of zijn mededaders (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 3] te Almere (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of zijn mededaders (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 3] te Almere, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] te Almere een bedrag van € [bedrag] vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 31 december 2008, tot de dag van de voldoening, hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover een van zijn mededaders betaalt, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd. De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging te maken. De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € [bedrag], ten behoeve van [benadeelde partij 1] te Almere, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door [aantal] dagen hechtenis. De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte en/of zijn mededaders (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] te Almere (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of zijn mededaders (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] te Almere, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen. De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 2] in zijn vordering niet ontvankelijk is en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging De rechtbank wijst de vordering toe. De rechtbank gelast de tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 07.602062-08 bij vonnis van de politierechter van deze rechtbank d.d. 25 maart 2008 voorwaardelijk aan verdachte opgelegde straf, te weten tien uur werkstraf. De rechtbank beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door vijf dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren werkstraf. Aldus gewezen door mr. L.G. Wijma, voorzitter, mrs. C.E. Buitendijk en W.F. Roelink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.G. Dees als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 juli 2009. Mr. W.F. Roelink is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.