Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ2459

Datum uitspraak2009-03-24
Datum gepubliceerd2009-07-14
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers200.018.509/01
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verzoek tot verwijdering van gegevens uit het herkenningsdienstsysteem (HKS). Artikel 23 Wet Politieregisters (oud).


Uitspraak

GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE Sector handel Zaaknummer: 200.018.509/01 Zaak-/Rekestnummer rechtbank: 298571/ HA RK 08-2 Beschikking van de eerste civiele kamer d.d. 24 maart 2009 inzake [Naam], wonende te Rotterdam, appellant, hierna te noemen: [appellant], advocaat: mr. W.J. Dammingh te Woerden, tegen De KORPSBEHEERDER van de Politieregio Hollands Midden, gevestigd te Leiderdorp, geïntimeerde, hierna te noemen: de Korpsbeheerder, gemachtigde: mr.drs. G.E. Treffers. Het geding 1. Bij een op 3 oktober 2008 gedateerd appelschrift, ter griffie binnengekomen op 6 oktober 2008, is [appellant] in hoger beroep gekomen van de door de rechtbank Rotterdam gegeven beschikking van 4 juli 2008, waarbij de rechtbank het verzoek tot verwijdering van gegevens betreffende [appellant] uit het herkenningsdienstsysteem (HKS) heeft afgewezen. In zijn appelschrift (met producties) heeft [appellant] vier grieven tegen voormelde beschikking opgeworpen, welke door de Korpsbeheerder bij een verweerschrift zijn bestreden. 2. Het appelschrift is behandeld ter zitting van 5 februari 2009, waarbij de raadslieden van partijen zich hebben bediend van pleitnotities, die zij aan het hof hebben overgelegd. Van de zitting is proces-verbaal opgemaakt. Na afloop is arrest gevraagd. Beoordeling van het hoger beroep 3. Uitgaande van hetgeen de rechtbank in haar beschikking heeft vastgesteld en door partijen niet is weersproken, gaat het hier om het volgende. 3.1 In januari 2006 is tegen [appellant], zelf werkzaam bij het politiekorps Utrecht, proces-verbaal opgemaakt nadat tegen hem aangifte was gedaan van stalking en mishandeling. Deze gegevens zijn opgenomen in het HKS-register. Voor zover betrekking hebbend op de verdenking van stalking is de zaak geseponeerd met sepotcode 02, staande voor "onvoldoende bewijs". Met betrekking tot de verdenking van mishandeling is [appellant] door de politierechter in augustus 2006 vrijgesproken. Naar aanleiding hiervan is in het HKS-register achter de delictsomschrijving ter zake van de mishandeling "vrijspraak" vermeld. 3.2 Op 22 mei 2007 heeft (de gemachtigde van) [appellant] aan de Korpsbeheerder verzocht om de vorengenoemde gegevens op de voet van artikel 22, eerste lid Wet politieregisters (oud) (hierna: Wet polr) uit het HKS-register te verwijderen. Bij een op 30 juli 2007 aan (de gemachtigde van) [appellant] verzonden besluit heeft de Korpsbeheerder dit verzoek geweigerd. [appellant] heeft zich daarop tot de rechtbank gewend met het verzoek de Korpsbeheerder ingevolge artikel 23 Wet Polr te bevelen alsnog aan het verwijderingsverzoek te voldoen. 4. In de bestreden beschikking is dit verzoek afgewezen. De rechtbank heeft daarbij, samengevat, overwogen dat een sepot onder code 02 niet meebrengt dat [appellant] niet langer als verdachte van stalking kan worden beschouwd, voorts dat de registratie, gelet op de korte duur en het mogelijke belang daarvan voor het vaststellen van de mate van recidive, nog steeds past binnen het doel van het HKS en tot slot dat niet is gebleken dat [appellant] door de registratie concreet in zijn carrière wordt belemmerd, terwijl bovendien de mogelijkheid bestaat tot afscherming van de gegevens. 5. In (de toelichting op) zijn eerste twee grieven heeft [appellant] betoogd dat hij in de stalkingszaak niet langer heeft te gelden als verdachte in de zin van artikel 27, tweede lid Wetboek van Strafvordering (Sv), nu tengevolge van het sepot geen vervolging tegen hem is gericht. [appellant] heeft zich daarbij beroepen op de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 16 maart 2006 (LJN: AV 5266). Omdat geen veroordeling heeft plaatsgevonden kan van recidive voorts geen sprake zijn en zijn de gegevens ook niet meer nodig voor het doel dat met de HKS-registratie wordt beoogd, aldus [appellant]. 6. Het hof zal de eerste twee grieven gezamenlijk bespreken en overweegt dienaangaande als volgt. 7. Per 1 januari 2008 is in werking getreden de Wet politiegegevens (Wet Pol) en is de Wet Polr ingetrokken. Aangezien het hier gaat om een voor 1 januari 2008 bij de rechtbank ingekomen verzoekschrift is de (oude) Wet Polr (nog) van toepassing. 8. Ingevolge artikel 4, eerste lid Wet Polr vindt het aanleggen van een politieregister slechts plaats voor een bepaald doel en voor zover dit noodzakelijk is voor een goede uitvoering van de politietaak. Het doel is nader uitgewerkt in artikel 2, eerste lid van het Modelreglement HKS, dat luidt, voor zover hier van belang: "Het register heeft tot doel de informatievoorziening in het kader van de uitvoering van artikel 2 van de Politiewet 1993 binnen het korps mogelijk te maken voor zover het betreft : a. de opsporing en vervolging van verdachten van misdrijven b. (.. ) c. het vaststellen van de mate van recidive van verdachten van misdrijven" 9. In artikel 5, aanhef en onder a van het Modelreglement HKS is aangegeven dat in het register gegevens kunnen worden opgenomen van personen tegen wie als verdachte van enig misdrijf proces-verbaal is opgemaakt. 10. Anders dan [appellant] heeft aangevoerd is het hof van oordeel dat het enkele feit dat de strafzaak, wat de stalking betreft, onder vermelding van code 02 is geseponeerd niet betekent dat [appellant] niet langer heeft te gelden als verdachte in de zin van artikel 27 Sv. De vermelding van sepotcode 02 betekent slechts dat onvoldoende (steun)bewijs voorhanden was, terwijl ook overigens niet is gebleken dat de grond voor de verdenking (inmiddels) is vervallen. De aangifte die tegen [appellant] is gedaan is niet ingetrokken. De Korpsbeheerder heeft daarnaast terecht uiteengezet dat de registratie (nog) van belang kan zijn voor het geval dat jegens [appellant] over de periode rond de aangifte een vergelijkbare verdenking zou ontstaan of indien (kort) na de sepotbeslissing nieuwe bezwaren zouden rijzen. Registratie kan tevens dienstig zijn voor de vraag of sprake is van een ten aanzien van één en dezelfde persoon, danwel wisselende personen, terugkerend (gedrags)patroon, nu de stalking volgens de aangifte meermalen zou zijn gepleegd. Naar het oordeel van het hof past de registratie dan ook binnen het kader van de in artikel 2 van het Modelreglement nader omschreven doelstellingen. 11. De verwijzing van [appellant] naar de beschikking van de rechtbank Haarlem van 16 maart 2006 kan hem niet baten, reeds nu in die zaak geen sprake was van een sepot 02, maar de betrokkene in die zaak van het hem telastegelegde was vrijgesproken. De grieven kunnen dan ook geen doel treffen. 12. In zijn derde en vierde grief heeft [appellant] betoogd dat de geregistreerde gegevens bekend kunnen worden bij potentiële nieuwe werkgevers, bijvoorbeeld wanneer in het kader van een sollicitatie bij een ander politiekorps een betrouwbaarheids- of geschiktheidsonderzoek wordt gedaan. [appellant] vindt dat zijn (privacy)belang bij verwijdering van de gegevens zwaarder dient te wegen dan het belang van de Korpsbeheerder bij handhaving van de registratie. 13. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat het tijdsbestek dat lag tussen de aangifte (2006) en het door [appellant] ingediende verwijderingsverzoek (2007), dusdanig kort is dat het belang dat de Korpsbeheerder had bij het kunnen vaststellen van (verdenkingen van) eventuele recidiverende gedragingen vooralsnog zwaarder diende te wegen dan het belang van [appellant] bij verwijdering van de gegevens. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat het belang van de registratie afneemt naarmate de tijd zonder verdere, vergelijkbare incidenten verstrijkt en ook de gemachtigde van de Korpsbeheerder ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft verklaard dat een eventueel thans door [appellant] nieuw in te dienen verzoek, gelet op de inmiddels verstreken tijd, kan leiden tot een andere belangenafweging. Terecht heeft de rechtbank voorts geoordeeld dat de Korpsbeheerder in de belangenafweging tevens gewicht mocht toekennen aan de omstandigheid dat, naar [appellant] ook in hoger beroep niet heeft weersproken, de mogelijkheid bestaat om (bepaalde gegevens in) de HKS-registratie te laten afschermen, waardoor eventuele schade voor [appellant] kan worden beperkt of voorkomen. Dat betekent dat ook deze grieven dienen te stranden. 14. Nu geen van de grieven kan leiden tot het daarmee beoogde doel, zal de bestreden beschikking worden bekrachtigd. Beslissing Het hof: - bekrachtigt de bestreden beschikking; - draagt de griffier op een afschrift van deze uitspraak te zenden aan het College bescherming persoonsgegevens. Deze beschikking is gegeven door mrs. A. Dupain, A.E.A.M. van Waesberghe en J.P. Heering en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 maart 2009 in aanwezigheid van de griffier.