Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ2517

Datum uitspraak2009-07-09
Datum gepubliceerd2009-07-15
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/3281 AKW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Het recht op kinderbijslag is terecht beëindigd bij het bereiken van de 18 jarige leeftijd.


Uitspraak

08/3281 AKW Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellante], wonende te [woonplaats], Marokko (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 6 mei 2008, 06/5378 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellante en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb). Datum uitspraak: 9 juli 2009 I. PROCESVERLOOP Appellante heeft hoger beroep ingesteld. De Svb heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 mei 2009. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.C.J. van de Nes. II. OVERWEGINGEN 1. Bij besluit van 24 augustus 2006 heeft de Svb appellante medegedeeld dat zij met ingang van het vierde kwartaal van 2006 geen recht meer heeft op kinderbijslag voor haar zoon [N.], aangezien deze op de eerste dag van het vierde kwartaal van 2006 de leeftijd van 18 jaar had bereikt. In bezwaar heeft appellante er op gewezen dat haar zoon invalide is en heeft zij verzocht weer in aanmerking te worden gebracht voor kinderbijslag. Bij besluit op bezwaar van 11 oktober 2006 (hierna: bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar ongegrond verklaard. 2. De rechtbank heeft zich geheel kunnen verenigen met het standpunt van de Svb en heeft derhalve het beroep ongegrond verklaard. 3. In hoger beroep bestrijdt appellante de aangevallen uitspraak met in grote lijnen dezelfde gronden als de bezwaargronden. 4.1. De Raad overweegt als volgt. 4.2. Evenals de rechtbank is de Raad van oordeel dat uit artikel 7 van de Algemene kinderbijslagwet (AKW) volgt dat het recht op kinderbijslag eindigt zodra het kind de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt. Vaststaat dat [N.] op de eerste dag van het vierde kwartaal van 2006 18 jaar was, nu hij is geboren op 10 augustus 1988. Tot 1 oktober 1986 had de verzekerde overeenkomstig de bepalingen van de AKW recht op kinderbijslag voor door hem verzorgde eigen, aangehuwde en pleegkinderen tussen de 16 en 27 jaar, die in belangrijke mate door hem werden onderhouden en wier voor werkzaamheden beschikbare tijd in beslag werd genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of van een beroepsopleiding. Met ingang van 1 oktober 1986 is de leeftijdsgrens van 27 jaar naar 18 jaar verlaagd. Het nieuwe AKW-regime is echter niet onmiddellijk in volle omvang op alle AKW-verzekerden van toepassing geworden. Voor kinderen geboren vóór 1 oktober 1986 is een overgangsregeling getroffen op grond waarvan, conform het oude regime, tot het bereiken van aanvankelijk de 27-jarige leeftijd, maar later de 25-jarige leeftijd, recht bleef bestaan op kinderbijslag. Deze overgangsregeling was laatstelijk neergelegd in artikel 26 van de AKW. 4.3. Bij wet van 21 december 1995 (Stb. 1995, 691) is artikel 26 van de AKW per 1 januari 1996 geschrapt. In de wet van 21 december 1995 is een overgangsregeling opgenomen op grond waarvan het recht op kinderbijslag ondanks het wegvallen van artikel 26 van de AKW, nog enige tijd blijft bestaan. Op grond van deze overgangsregeling blijft het rechtop kinderbijslag bestaan voor kinderen die: - Op 30 september 1995 17 jaar of ouder waren, en - In het vierde kwartaal onderwijs 1995 volgden, waarvoor recht op kinderbijslag bestaat. Het recht op kinderbijslag blijft bestaan zolang het kind de leeftijd van 25 jaar nog niet heeft bereikt en het dezelfde opleiding blijft volgen als op 1 oktober 1995. Nu [N.] op 30 september 1995 nog geen 17 jaar was, voldoet hij niet aan de voorwaarden voor de overgangsregeling. Derhalve is het recht op kinderbijslag voor [N.] ook in zoverre terecht beëindigd bij het bereiken van de 18 jarige leeftijd. 5. Uit het voorgaande volgt dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt. 6. De Raad ziet geen aanleiding toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door H.J. Simon. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. Pijper als griffier, uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2009. (get.) H.J. Simon. (get.) M. Pijper. RB