Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ2728

Datum uitspraak2009-07-15
Datum gepubliceerd2009-07-15
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers10/993000-09
Statusgepubliceerd


Indicatie

Faillissementsfraude, veroordeling tot 18 maanden gevangenisstraf waarvan 6 maanden voorwaardelijk inzake feitelijk leidinggeven aan bedrieglijke bankbreuk door zeven rechtspersonen. Deze rechtspersonen hebben niet voldaan aan hun verplichtingen op grond van artikel 3:15i BW door de administratie niet te bewaren en op verzoek aan de curator uit te leveren. Het handelen van de verdachte heeft geleid tot flinke maatschappelijke schade in de vorm van frustratie van een juiste faillissementsafwikkeling en tot de benadeling van faillissementscrediteuren. Vrijspraak van valsheid in geschrifte van uittreksel uit het Handelsregister.


Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM Sector strafrecht Parketnummer: 10/993000-09 Datum uitspraak: 15 juli 2009 Tegenspraak Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte: [naam verdachte], geboren [geboortedatum] 1965 te [geboorteplaats], ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres: [adres verdachte], ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI], raadsman mr. M. de Reus, advocaat te Rotterdam. ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 1 juli 2009. TENLASTELEGGING Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting van 15 april 2009 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis. Het onder 1 ten laste gelegde komt er op neer dat de verdachte - al dan niet samen met anderen - als feitelijk leidinggevende van diverse besloten vennootschappen faillissementsfraude heeft laten plegen, danwel als bestuurder van deze vennootschappen faillissementsfraude heeft gepleegd. Onder 2 wordt de verdachte verweten dat hij - al dan niet samen met anderen - een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamers van Koophandel valselijk heeft opgemaakt of vervalst dan wel valselijk heeft doen opmaken of doen vervalsen. EIS OFFICIER VAN JUSTITIE De officier van justitie mr. Van de Kerkhof heeft gerekwireerd tot: - bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde; - veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar met aftrek van voorarrest. MOTIVERING VRIJSPRAAK Ter terechtzitting heeft de verdachte ontkend dat hij een vals adres aan de Kamer van Koophandel heeft opgegeven. De verdachte stelt dat [naam B.V. 1] B.V. wel degelijk aan de [adres B.V.] was gevestigd en dat hij een aantal keren in dat pand is geweest. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt. Tijdens het verhoor d.d. 7 januari 2009 heeft de verdachte tegenover opsporingsambtenaren van de Belastingsdienst FIOD/ECD op de vraag wat hij kon vertellen over het adres [adres B.V.] verklaard: “Op dit adres zat [naam bedrijf], een bedrijf waarvan één van mijn stichtingen bestuurder is geweest. Het adres heb ik alleen gebruikt als inschrijfadres voor de Kamer van Koophandel. Bijvoorbeeld voor [naam B.V. 1] B.V. Ik zette nog wat bedrijven op dat adres maar ik weet de namen niet meer. Ik heb gewoon wat vuile BV-tjes op dat adres gezet omdat ik geen inkomsten had gekregen uit [naam B.V. 1]. Door dit adres aan deze BV’s te hangen komt alle post hier terecht en heb ik er geen last van. Ik ben er nooit echt gevestigd geweest, ik ben er nooit geweest en ik had niet eens een sleutel ook al was ik via mijn stichting directeur”. Tevens verklaart de verdachte tijdens dit verhoor de administratie van [naam B.V. 1] B.V. opgeslagen te hebben aan de [adres 2 B.V.]. Naar aanleiding van deze verklaring hebben opsporingsambtenaren op 22 januari 2009 een bezoek gebracht aan de [adres B.V.], alwaar zij spraken met de heer [betrokkene 1], beheerder van het pand waartoe de [adres B.V.] behoort. Op 23 januari 2009 verklaart [betrokkene 1] dat in de periode van november 2006 tot en met juni 2007 het bedrijf [naam bedrijf] de huurder was van unit 28 op de [adres B.V.]. Behalve twee Marokkanen en een vrouw genaamd [betrokkene 2] die de administratie van [naam bedrijf] verzorgde, was er verder nooit iemand anders in de unit geweest aldus [betrokkene 1], die dit wist omdat hij altijd alle post van alle in het pand gevestigde bedrijven in ontvangst nam en deze persoonlijk bij alle units langs bracht. [betrokkene 1] verklaart voorts dat unit 28 niet meer werd gebruikt vanaf eind februari 2007 of ten hoogste vanaf begin maart 2007, omdat de huur niet meer werd betaald. Geconfronteerd met de foto van de verdachte verklaart [betrokkene 1] dat hij deze persoon nog nooit heeft gezien, dus ook niet op het [adres B.V.]. De bevindingen van de opsporingsambtenaren sluiten naadloos aan bij de verklaring van de verdachte zoals afgelegd op 7 januari 2009. Op grond van het voorgaande ziet de rechtbank geen enkele aanleiding om aan de juistheid van voornoemde verklaring van de verdachte en de bevindingen van de Belastingdienst/FIOD-ECD te twijfelen en hecht dan ook geen geloof aan de gewijzigde verklaring van de verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 1 juli 2009. Echter op grond van de hierna volgende overwegingen komt de rechtbank ambtshalve alsnog tot een vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde. Onder feit 2 wordt de verdachte verweten dat hij in de periode 1 tot en met 15 februari 2007 een uittreksel uit het Handelsregister- verwezen wordt naar D/061, zijnde een uittreksel gedateerd 18 mei 2007- valselijk zou hebben opgemaakt dan wel valselijk zou hebben doen opmaken door een foutief adres op te geven van [naam B.V. 1] B.V. Een uittreksel uit het Handelsregister toont de gegevens van het bedrijf op het moment van opvragen. Een uittreksel gedateerd 18 mei 2007 kan derhalve niet reeds in de periode 1 tot en met 15 februari 2007 vervalst zijn c.q. valselijk zijn opgemaakt. Uit de zich in het dossier bevindende uitdraai van de handelsregisterhistorie van de Kamer van Koophandel d.d. 27 maart 2009 blijkt dat [naam B.V. 1] B.V. sinds 15 februari 2007 aan de [adres B.V.] gevestigd is. In het licht van de hierboven vastgestelde feiten en omstandigheden kan hieruit weliswaar geconcludeerd worden dat de verdachte op of rond die 15de februari 2007 kennelijk een verkeerd adres heeft doen opnemen in het Handelsregister, dat betreft echter een ander verwijt dan thans aan de verdachte is ten laste gelegd. Dat verwijt zou meer in de lijn van overtreding van artikel 47 van de Handelsregisterwet (juncto artikel 1 van de Wet economische delicten) liggen. De rechtbank acht derhalve het onder 2 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij. BEWIJSMOTIVERING EN BEWEZENVERKLARING Ten aanzien van feit 1 Aangezien de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit, zoals hierna bewezen verklaard, op de zitting heeft bekend, wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten: 1a. de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting; 1b. een ambtsedig proces-verbaal van de Belastingsdienst/FIOD-ECD kantoor Rotterdam d.d. 7 januari 2009, bijlage V.01-03, p. 204-205 (verklaring van de verdachte d.d. 7 januari 2009); 2. een ander geschrift, te weten de aangifte faillissementsfraude van [naam B.V. 2] B.V. door de curator [naam curator 2] d.d. 14 augustus 2006, bijlage nr. D/001, alsmede de daarbij behorende bijlagen nrs. D/001-1 en D/001-2 (p. 258-269); 3a. een ambtsedig proces-verbaal van de Belastingsdienst/FIOD-ECD kantoor Zwolle d.d. 26 oktober 2006, bijlage nr. D/002, p. 270-272 (aangifte door de curator [naam curator 3] inzake het faillissement van [naam B.V. 3] B.V.); 3b. een ander geschrift, te weten het vonnis van de rechtbank Assen d.d. 9 mei 2006 houdende de faillissementsverklaring van [naam B.V. 3] B.V. bijlage nr. D/063 (p.432- 433); 3c. een ander geschrift, te weten het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel d.d. 26 oktober 2006 betrekking hebbend op de besloten vennootschap [naam B.V. 3] B.V. bijlage D/058 (p. 424); 3d. een ander geschrift, te weten de handelsregisterhistorie van de Kamer van Koophandel d.d. 26 maart 2009 betrekking hebbend op [naam B.V. 3] B.V. ; 3e. een ander geschrift, te weten het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel d.d. 26 oktober 2006 betrekking hebbend op de besloten vennootschap J.W. [naam B.V. 3] B.V. bijlage D/059 (p. 426); 3f. een ander geschrift, te weten de handelsregisterhistorie van de Kamer van Koophandel d.d. 26 maart 2009 betrekking hebbend op [naam B.V. 3] B.V. ; 4a. een ander geschrift, te weten de aangifte faillissementsfraude van [naam B.V. 4] B.V. door de curator [naam curator 4] d.d.16 april 2007, bijlage nr. D/003, alsmede de daarbij behorende bijlagen D/003-1 t/m D/003-5 (p. 273-311); 4b. een ander geschrift, te weten het vonnis van de rechtbank ’s-Gravenhage d.d. 10 januari 2007 houdende de faillissementsverklaring van [naam B.V. 4] B.V. bijlage D/065 (p. 436-437); 5a. een ambtsedig proces-verbaal van de Belastingdienst/FIOD-ECD kantoor Rotterdam d.d. 10 augustus 2007, bijlage nr. D/004, p.312-314 (aangifte door de curator [naam curator 5] inzake het faillissement van [naam B.V. 5] B.V.); 5b. een ander geschrift, te weten het vonnis van de rechtbank Rotterdam d.d. 6 maart 2007 houdende de faillissementsverklaring van [naam B.V. 5] B.V. bijlage D/066 (p. 438-439); 5c. een ander geschrift, te weten het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel d.d. 31 juli 2007 betrekking hebbend op [naam B.V. 5] B.V. bijlage nr. D/60 (p 427); 5d. een ander geschrift, te weten de handelsregisterhistorie van de Kamer van Koophandel d.d. 26 maart 2009 betrekking hebbend op [naam B.V. 5] B.V. ; 5e. een ander geschrift, te weten het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel d.d.15 februari 2007 betrekking hebbend op Stichting [naam stichting 1] bijlage nr. D/60-1 (p. 428) 5f. een ander geschrift, te weten de handelsregisterhistorie van de Kamer van Koophandel d.d. 26 maart 2009 betrekking hebbend op Stichting [naam stichting 1] ; 6a. een ambtsedig proces-verbaal van de Belastingdienst/FIOD-ECD kantoor Rotterdam d.d.10 augustus 2007, bijlage nr. D/005, p.315-316 (aangifte door de curator [naam curator 1] inzake het faillissement van [naam B.V. 1] B.V.); 6b. een ander geschrift, te weten het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad d.d. 16 mei 2007 houdende de faillissementsverklaring van [naam B.V. 1] B.V. bijlage nr. D/067 (p.440); 6c. een ander geschrift, te weten het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel d.d.18 mei 2007 betrekking hebbend op [naam B.V. 1] B.V. bijlage nr. D/061 (p.429); 6d. een ander geschrift, te weten de handelsregisterhistorie van de Kamer van Koophandel d.d. 27 maart 2009 betrekking hebbend op [naam B.V. 1] B.V. 6e. een ander geschrift, te weten het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel d.d.14 augustus 2007 betrekking hebbend op Stichting [naam stichting 2]bijlage nr. D/061-1 (p 430); 6f. een ander geschrift, te weten de handelsregisterhistorie van de Kamer van Koophandel d.d. 26 maart 2009 betrekking hebbend op Stichting [naam stichting 2]; 7a. een ander geschrift, te weten een memo inzake het faillissement van [naam B.V. 6] B.V., behorende bij het schrijven d.d. 13 augustus 2007 van de curator [naam curator 6] bijlage nr. D/006 (p. 317- 320); 7b. een ander geschrift, te weten het vonnis van de rechtbank Dordrecht d.d. 8 november 2006 houdende de faillissementsverklaring van [naam B.V. 6] B.V., bijlage D/068 (p. 442- 443); 7c. een ander geschrift, te weten het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel d.d. 11 september 2006, betrekking hebbend op de besloten vennootschap [naam B.V. 6] B.V. bijlage nr. D/015 (p 329-330) ; 7d. een ander geschrift, te weten de handelsregisterhistorie van de Kamer van Koophandel d.d. 26 maart 2009 betrekking hebbend op de besloten vennootschap [naam B.V. 6] B.V.; 7e. een ander geschrift, te weten het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel d.d. 11 september 2006, betrekking hebbend op de besloten vennootschap [naam B.V. 6] B.V. bijlage nr. D/016 (p 331-332) ; 7f. een ander geschrift, te weten de handelsregisterhistorie van de Kamer van Koophandel d.d. 26 maart 2009 betrekking hebbend op de besloten vennootschap [naam B.V. 6] B.V.; 8a. een ander geschrift, te weten de aangifte faillissementsfraude van [naam B.V. 7] B.V. door de curator [naam curator 7] d.d. 2 oktober 2008, bijlage nr. D/023, alsmede de daarbij behorende bijlagen nrs. D/023-1 t/m D/023-8 (p. 347-372); 8b. een ander geschrift, te weten het vonnis van de rechtbank Alkmaar d.d. 24 augustus 2006 houdende de faillissementsverklaring van [naam B.V. 7] B.V. bijlage nr. D/069; 8c. een ander geschrift, te weten het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel d.d.15 augustus 2008 betrekking hebbend op [naam B.V. 7] B.V. bijlage nr. D/062 (p.431); 8d. een ander geschrift, te weten de handelsregisterhistorie van de Kamer van Koophandel d.d. 26 maart 2009 betrekking hebbend op de besloten vennootschap [naam B.V. 7] B.V. Gelet op het bovenstaande is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat: 1 primair. De besloten vennootschappen [naam B.V.2]. en [naam B.V. 3] B.V. en [naam B.V. 4] B.V. en [naam B.V. 5] B.V. en [naam B.V. 1] B.V. en [naam B.V. 6] B.V. en [naam B.V. 7] B.V. welke rechtspersonen bij vonnissen van de (arrondissements)rechtbank Arnhem d.d. 10 mei 2006 en de (arrondissements)rechtbank Assen d.d. 9 mei 2006 en de (arrondissements)rechtbank 's-Gravenhage d.d. 10 januari 2007 en de (arrondissements)rechtbank Rotterdam d.d. 6 maart 2007 en de (arrondissements)rechtbank Zwolle-Lelystad d.d. 16 mei 2007 en de (arrondissements)rechtbank Dordrecht d.d. 8 november 2006 en de (arrondissements)rechtbank Alkmaar d.d. 24 augustus 2006, in staat van faillissement zijn verklaard, in of omstreeks de periode van 15 februari 2005 tot en met 6 januari 2009 te Rotterdam en/of Grevenbicht en/of Dirksland en/of Nijmegen en/of Meppel en/of Leiderdorp en/of Sliedrecht en/of Almere en/of Alkmaar en/of Sittard en/of Assen en/of Barendrecht en/of Zwanenburg en/of Arnhem en/of Wormer en/of Heerhugowaard en/of Menaldum en/of (elders) in Nederland, telkens ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers van genoemde rechtspersonen niet hebben voldaan aan de op genoemde rechtspersonen rustende verplichting ingevolge artikel 15i, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek het bewaren en/of te voorschijn brengen van boeken en/of bescheiden en/of andere gegevensdragers in dat artikel bedoeld, immers hebben genoemde rechtspersonen niet hun (gehele) administraties bewaard en/of (op verzoek) uitgeleverd aan de curatoren in hun faillissementen, tot het plegen van welke bovenomschreven strafbare feiten verdachte (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven; Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken. STRAFBAARHEID FEITEN De bewezen feiten leveren op: 1 primair. bedrieglijke bankbreuk begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd; Deze feiten zijn strafbaar. STRAFBAARHEID VERDACHTE De verdachte is strafbaar. STRAFMOTIVERING De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich als feitelijk leidinggever van een zevental besloten vennootschappen (hierna: B.V.’s) niet gehouden aan de aan die B.V.’s wettelijk opgedragen plicht om de administratie te bewaren en deze na faillissement desgevraagd over te leggen aan de curatoren. De raadsman van de verdachte heeft aangevoerd dat gezien de omstandigheden waaronder de feiten hebben plaatsgevonden - de inmiddels van berouw getuigende verdachte was feitelijk niet meer dan een katvanger, het aanzienlijke tijdsverloop sinds het plegen van de feiten - een straf dient te worden opgelegd die de duur van het voorarrest niet te boven gaat. Naar het oordeel van de rechtbank is de zaak behandeld binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM, zodat het door de raadsman gestelde tijdsverloop in het kader van de straftoemeting geen rol zal spelen. Faillissementsfraude is een ernstig delict. Het handelen van de verdachte heeft geleid tot flinke maatschappelijke schade in de vorm van frustratie van een juiste faillissementsafwikkeling en tot de benadeling van faillissementscrediteuren. Deze onvermijdelijke consequenties van zijn activiteiten moet de verdachte zich ook ten tijde van het plegen van de feiten hebben gerealiseerd, kennelijk heeft dat hem er jarenlang toch niet van weerhouden daarmee door te gaan. De verdachte heeft zich alleen laten leiden door zijn eigen financieel gewin en is daarmee achteloos voorbij gegaan aan de financiële gevolgen voor anderen. Hierbij past een stevige gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is in het nadeel van de verdachte in aanmerking genomen dat hij blijkens het op zijn naam gesteld uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 9 januari 2009 reeds eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Met een straf conform het reeds ondergane voorarrest zoals bepleit door de raadsman kan dan ook niet worden volstaan. In het feit dat het financiële voordeel dat de verdachte van zijn frauduleus handelen heeft genoten naar het zich laat aanzien beperkt is gebleven, wordt wel reden gezien de gevangenisstraf, ten opzichte van de eis van de officier van justitie, enigszins te matigen. Door de reclassering is een (aanvullend) voorlichtingsrapport d.d. 1 juli 2009 uitgebracht waarin wordt beschreven dat er ten aanzien van de verdachte sprake is van problemen op een flink aantal leefgebieden en dat hij niet goed in staat wordt geacht om zonder hulp en begeleiding zijn leven zodanig te herstructureren dat het recidiverisico wordt verlaagd. De reclassering vindt daarom hulpverlening in een verplicht kader nodig, aangezien de verdachte zich naar verwachting in een vrijwillig kader niet zal houden aan de voorwaarden die een hulpverlenende instantie stelt. De reclassering adviseert een plan van aanpak, waarbij de verdachte niet alleen door de reclassering wordt begeleid met daarbij aandacht voor huisvesting, werk, financiën, sociaal milieu, houding en gedrag, maar waarbij de verdachte ook wordt begeleid en behandeld bij de Stichting Mozaïek. De rechtbank zal dit advies volgen. Teneinde de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen, zal een gedeelte van de straf die passend en geboden wordt geacht, voorwaardelijk worden opgelegd. Hierbij zal als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht worden opgelegd, omdat de rechtbank het van belang acht dat de verdachte wordt ondersteund in zijn oprecht voorkomende wens om zijn leven een andere wending te geven. Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht. TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN Gelet is op de artikelen 14a (oud) en 14a, 14b (oud) en 14b, 14c, 14d, 51, 57 en 341(oud) en 341 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING De rechtbank: verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij; verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan; verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij; stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten; verklaart de verdachte strafbaar; veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 18 (achttien) maanden en bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten; stelt daarbij een proeftijd vast van 2 (twee) jaren; de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien: - de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt; - de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarde niet naleeft; - stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen die zullen worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, zolang deze instelling dit noodzakelijk vindt, welke aanwijzingen mede kunnen inhouden begeleiding en behandeling bij de Stichting Mozaïek. verstrekt aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de voorwaarden; beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht. Dit vonnis is gewezen door: mr. Trotman, voorzitter, en mrs. Van Boven en Frankruijter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Versloot, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 juli 2009. De oudste rechter is buiten staat het vonnis te ondertekenen. Bijlage bij vonnis van: 15 juli 2009 TEKST GEWIJZIGDE TENLASTELEGGING Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat 1. De besloten vennootschap(pen) [naam B.V. 2]. en/of [naam B.V. 3] B.V. en/of [naam B.V. 4] B.V. en/of [naam B.V. 5] B.V. en/of [naam B.V. 1] B.V. en/of [naam B.V. 6] B.V. en/of [naam B.V. 7] B.V. welke rechtsperso(o)n(en) bij vonnis(sen) van de (arrondissements)rechtbank Arnhem d.d. 10 mei 2006 en/of de (arrondissements)rechtbank Assen d.d. 9 mei 2006 en/of de (arrondissements)rechtbank 's-Gravenhage d.d. 10 januari 2007 en/of de (arrondissements)rechtbank Rotterdam d.d. 6 maart 2007 en/of de (arrondissements)rechtbank Zwolle-Lelystad d.d. 16 mei 2007 en/of de (arrondissements)rechtbank Dordrecht d.d. 8 november 2006 en/of de (arrondissements)rechtbank Alkmaar d.d. 24 augustus 2006, in staat van faillissement is/zijn verklaard, op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 februari 2005 tot en met 6 januari 2009 te Rotterdam en/of Grevenbicht en/of Dirksland en/of Nijmegen en/of Meppel en/of Leiderdorp en/of Sliedrecht en/of Almere en/of Alkmaar en/of Sittard en/of Assen en/of Barendrecht en/of Zwanenburg en/of Arnhem en/of Wormer en/of Heerhugowaard en/of Menaldum en/of (elders) in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers van genoemde rechtsperso(o)n(en) niet heeft/hebben voldaan aan de op genoemde rechtsperso(o)n(en) rustende verplichting ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 15i, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en/of het bewaren en/of te voorschijn brengen van boeken en/of bescheiden en/of andere gegevensdragers in dat artikel bedoeld, immers - hebben/heeft (elk van) genoemde rechtsperso(o)n(en) geen (volledige) (deugdelijke) (bedrijfs)administratie(s) gevoerd, in elk geval hebben/heeft (elk van) genoemde rechtsperso(o)n(en) hun/haar administratie(s) niet zodanig gevoerd dat te allen tijde hun/haar rechten en verplichtingen van konden worden gekend, en/of hebben/heeft (elk van) genoemde rechtsperso(o)n(en) niet hun/haar (gehele) administratie(s) bewaard en/of (op verzoek) uitgeleverd aan de curator(en) in hun/haar (respectievelijke) faillissement(en), tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) verdachte (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven; Art. 341 ond a sub 4 Wetboek van Strafrecht Art. 51 lid 2 sub 2 Wetboek van Strafrecht Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: Hij, op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 februari 2005 tot en met 6 januari 2009 te Rotterdam en/of Grevenbicht en/of Dirksland en/of Nijmegen en/of Meppel en/of Leiderdorp en/of Sliedrecht en/of Almere en/of Alkmaar en/of Sittard en/of Assen en/of Barendrecht en/of Zwanenburg en/of Arnhem en/of Wormer en/of Heerhugowaard en/of Menaldum en/of (elders) in Nederland, (telkens) als middelijk bestuurder van een of meer rechtsperso(o)n(en), te weten [naam B.V. 1}. (bestuurder middels [naam B.V. 8] B.V.)en/of [naam B.V. 3] B.V.(bestuurder middels [naam B.V. 3] B.V.) en/of [naam B.V. 4] B.V. en/of [naam B.V. 5] B.V. (bestuurder middels Stichting [naam stichting 1]) en/of [naam B.V. 1] B.V (bestuurder middels Stichting [naam stichting 2] )en/of [naam B.V. 6] B.V. (bestuurder middels [naam B.V. 6] B.V.) en/of [naam B.V. 7] B.V., welke rechtsperso(o)n(en) bij vonnis(sen) van de (arrondissements)rechtbank Arnhem d.d. 10 mei 2006 en/of de (arrondissements)rechtbank Assen d.d. 9 mei 2006 en/of de (arrondissements)rechtbank 's-Gravenhage d.d. 10 januari 2007 en/of de (arrondissements)rechtbank Rotterdam d.d. 6 maart 2007 en/of de (arrondissements)rechtbank Zwolle-Lelystad d.d. 16 mei 2007 en/of de (arrondissements)rechtbank Dordrecht d.d. 8 november 2006 en/of de (arrondissements)rechtbank Alkmaar d.d. 24 augustus 2006, in staat van faillissement is/zijn verklaard, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers van genoemde rechtsperso(o)n(en) niet heeft voldaan aan de op hem (verdachte) en/of genoemde rechtsperso(o)n(en) rustende verplichting ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en/of artikel 15i, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en/of het bewaren en/of te voorschijn brengen van boeken en/of bescheiden en/of andere gegevensdragers in dat/die artikel(en) bedoeld, immers - hebben/heeft hij (verdachte) en/of (elk van) genoemde rechtsperso(o)n(en) geen (volledige) (deugdelijke) (bedrijfs)administratie(s) van genoemde rechtsperso(o)n(en) gevoerd, in elk geval hebben/heeft hij (verdachte) en/of (elk van) genoemde rechtsperso(o)n(en) de administratie(s) van genoemde rechtsperso(o)n(en) niet zodanig gevoerd dat te allen tijde de rechten en verplichtingen van [naam B.V.2] en/of [naam B.V. 3] B.V. en/of [naam B.V. 4] B.V. en/of [naam B.V. 5] B.V. en/of [naam B.V. 1] B.V. en/of [naam B.V. 6] B.V. en/of [naam B.V. 7] B.V. konden worden gekend, en/of hebben/heeft hij (verdachte) en/of (elk van) genoemde rechtsperso(o)n(en) niet de (gehele) administratie(s) van genoemde rechtsperso(o)n(en) bewaard en/of (op verzoek) uitgeleverd aan de curator(en) in het/de faillissement(en) van de rechtsperso(o)n(en) [naam B.V. 2] en/of [naam B.V. 3] B.V. en/of [naam B.V. 4]B.V. en/of [naam B.V. 5] B.V. en/of [naam B.V. 1] B.V. en/of [naam B.V. 6] en/of [naam B.V. 7] B.V.; Art. 343 sub 4 Wetboek van Strafrecht 2. Hij, op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 februari 2007 tot en met 15 februari 2007, te Rotterdam en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, - een Uittreksel uit het Handelsregister van de Kamers van Koophandel van [NAAM B.V. 1] BV (D/061), zijnde (elk) (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) valselijk heeft opgemaakt of vervalst, en/althans valselijk heeft doen opmaken en/of doen vervalsen door (een) ander(en), immers heeft/hebben verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s) valselijk - immers opzettelijk in strijd met de waarheid - (zakelijk weergegeven) op voormeld uittreksel vermeld, en/althans door die/een ander(en) doen vermelden - het adres: [adres B.V.], (terwijl [NAAM B.V. 1] BV op dit adres niet gevestigd was), zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door (een) ander(en) te doen gebruiken; Art. 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht "U dient er rekening mee te houden dat degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een op deze dagvaarding vermeld strafbaar feit, zich terzake van zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij kan voegen in het Strafproces. Conform het bepaalde in artikel 51 b van het Wetboek van Strafvordering is het mogelijk dat de vordering later schriftelijk, namelijk voor de aanvang van de terechtzitting, danwel mondeling tijdens de terechtzitting wordt ingediend. Indien thans aan het openbaar ministerie bekend is of benadeelde partij zich heeft gevoegd, treft u de inhoud van diens vordering en de daarbij vermelde gronden op deze dagvaarding aan."