Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ2744

Datum uitspraak2007-12-06
Datum gepubliceerd2009-07-15
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
ZaaknummersAWB 07/472 en 07/1066
Statusgepubliceerd


Indicatie

Mondelinge overeenstemming over willekeurige afschrijving pand is niet aannemelijk.


Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer Procedurenummers: AWB 07/472 en 07/1066 Uitspraakdatum: 6 december 2007 Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen [X] Beheer B.V., gevestigd te [Z], eiseres, en de inspecteur van de Belastingdienst [te P]d, verweerder. 1. Ontstaan en loop van het geding Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2002 een aanslag (aanslagnummer [V.26]) vennootschapsbelasting (hierna: vpb) opgelegd, berekend naar een belastbare winst van € 771.229, alsmede een verzuimboete van € 340. Daarnaast heeft verweerder aan eiseres voor het jaar 2003 een aanslag vpb (aanslagnummer [V.36]) opgelegd, berekend naar een belastbare winst van € 639.279. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 16 december 2006 de aanslag vpb over het jaar 2002 verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbare winst van € 589.605. De verzuimboete is nader vastgesteld op € 68. Bij uitspraak op bezwaar van 28 februari 2007 heeft verweerder de aanslag vpb over het jaar 2003 verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbare winst van € 568.749. Eiseres heeft tegen deze uitspraken op bezwaar tijdig beroep ingesteld bij de rechtbank. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 oktober 2007 te Arnhem. Namens eiseres zijn daar verschenen mr. [A], werkzaam bij [B] te [Z] en mr. [C], werkzaam bij [D] N.V. te [Q]. Namens verweerder is verschenen [E]. Eiseres heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan verweerder en de rechtbank. 2. Feiten Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast. Eiseres staat aan het hoofd van de zogenoemde [F]. Naast eiseres behoren tot deze groep [G] B.V. en [H] B.V. (voorheen genaamd [I]t B.V.). Eiseres vormt met deze vennootschappen een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. De [F] houdt zich bezig met het verkrijgen, vervreemden en exploiteren van onroerende zaken. Tot het vermogen van de fiscale eenheid behoren onder andere de volgende bedrijfspanden: - [a straat] 7 te [R]; - [b straat] 68 te [R] (ook wel genoemd ‘de gele toren’); - [b straat] 70 te [R] (ook wel genoemd de ‘blauwe toren’); - [b straat] 71 en 74 te [R] (ook wel genoemd de ‘rode torens’). De bedrijfspanden [a straat] 7 en [b straat] 68 zijn in het jaar 2000 in gebruik genomen. Bij overeenkomst van 5 september 2001 heeft eiseres opdracht verleend voor de realisatie van het bedrijfspand [b straat] 70. Dit pand is in het jaar 2002 in gebruik genomen. De bedrijfspanden [b straat] 71 en 74 zijn in het jaar 2003 in gebruik genomen. Vaststaat dat de bedrijfspanden niet zijn aangemeld bij het Bureau Investeringsregelingen en willekeurige afschrijving (Bureau IRWA). Op 20 juni 2002 heeft eiseres haar aangifte vpb voor het jaar 2000 ingediend. In deze aangifte heeft eiseres voor de bedrijfspanden [a straat] 7 en [b straat] 68 de faciliteit van de willekeurige afschrijving toegepast ter zake van nieuwe gebouwen in aangewezen regio’s. Verweerder heeft op 12 september 2003 een boekenonderzoek ingesteld bij eiseres. Onderzocht is onder meer het toepassen van de willekeurige afschrijving in het jaar 2000 voor de panden [a straat] 7 en [b straat] 68. Van dit onderzoek is met dagtekening 31 augustus 2004 een controlerapport opgemaakt door controlemedewerker [J]. Op 20 januari 2004 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen de toenmalige adviseurs van eiseres en controlemedewerker [J]. Tijdens dit gesprek heeft verweerder de toegepaste willekeurige afschrijving voor de panden [a straat] 7 en [b straat] 68 voor het jaar 2000 alsnog toegestaan. Ook op andere onderdelen van de aangifte zijn partijen tot overeenstemming gekomen. Naar aanleiding van de bespreking hebben de toenmalige adviseurs van eiseres bij brief van 13 februari 2004 een compromisvoorstel aan [J] gestuurd. In deze brief staat onder meer het volgende vermeld: “(…) Naar aanleiding van onze bespreking van 20 januari jongstleden, doen wij u hierbij namens cliënt graag het compromisvoorstel toekomen zoals wij dit hebben besproken. 1. Inleiding Het compromis heeft betrekking op de aanvaarding van de willekeurige afschrijving, de gehanteerde restwaarde, de waarde van de grond en de gehanteerde afschrijvingstermijn voor de panden aan de [a straat] en de [b straat] 68 en 70. Onderstaand hebben wij zoals afgesproken, per pand de cijfermatige uitwerking van dit compromis weergegeven. (…)” Verweerder heeft dit compromisvoorstel niet aanvaard. Nadat partijen nog een aantal malen telefonisch contact hadden gehad is uiteindelijk een compromis tot stand gekomen dat is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst, die door eiseres is ondertekend op 8 juli 2004 en door verweerder op 31 augustus 2004. Deze vaststellingsovereenkomst ziet uitsluitend op de panden [a straat] 7 en [b straat] 68. Hierin is onder meer vastgelegd dat voor deze panden de willekeurige afschrijving toegepast mag worden. Bij de stukken van het geding bevindt zich een intern memo van verweerder over het onderhavige controlerapport. Hierin wordt ten aanzien van de gang van zaken bij de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst het volgende vermeld: “(…) Met betrekking tot de afschrijvingsproblematiek heeft er op 20 januari 2004 een bespreking plaatsgevonden tussen mr. [K] en mr. [L] (werkzaam bij [D]) en [J] (bel.dienst). Tijdens deze bespreking is aan de orde gesteld de afschrijving op respectievelijk het pand [a straat] 7, het pand [b straat] 68 en in eerste instantie ook het pand [b straat] 70 te [R]. Met betrekking tot het pand [b straat] 68 speelde de vraag of de willekeurige afschrijving wel toegepast mocht worden. Met betrekking tot dit punt is in overleg met Marcel Keizers (vaco VPB) besloten om voor het jaar 2000 alsnog de willekeurige afschrijving toe te passen. Tijdens de bespreking heb ik ons standpunt in deze kenbaar gemaakt. Met betrekking tot de grondwaarde, restwaarde en afschrijvingstermijnen is uiteindelijk met de gemachtigde van belastingplichtige overeenstemming bereikt. Afgesproken werd om dit in een vaststellingsovereenkomst vast te leggen. De gemachtigde gaf aan dat zij dit compromis wel op papier wilde zetten omdat zij een en ander toch in hun jaarstukken moesten gaan corrigeren. Op 13 februari 2004 werd genoemd voorstel ontvangen. Tot mijn verbazing werd in dit voorstel ook met betrekking tot het pand [b straat] 70 willekeurige afschrijving geclaimd. (Dit speelt pas in het jaar 2002, de aangifte 2002 is overigens nog niet ingediend) Met betrekking tot dit laatste punt heb ik een aantal malen telefonisch contact gehad met de gemachtigde. Ik heb medegedeeld dat de willekeurige afschrijving met betrekking tot het pand [b straat] 70 tijdens de bespreking nooit aan de orde is geweest. Het was mij zelfs niet bekend dat m.b.t. dit pand willekeurige afschrijving geclaimd zou gaan worden. (…) Gemachtigde heeft d.d. 23 maart 2004 telefonisch verzocht om het compromisvoorstel (vaststellingsovereenkomst) om deze reden dan ook te beperken tot de panden [a straat] 7 en [b straat] 68. De afschrijvingsproblematiek met betrekking tot het pand [b straat] 70 zal eerst bij de aangifte over het jaar 2002 aan de orde komen. Voor de aanslagregeling 2002 is het wellicht interessant om te weten wat m.b.t. de afschrijving in eerste instantie afgesproken was. Het volgende werd in eerste instantie afgesproken: [b straat] 70 M.b.t dit pand zal dezelfde afschrijvingssystematiek gevolgd worden als bij de [b straat] 68 (met uitzondering van de willekeurige afschrijving, deze kan niet worden toegepast). (…)” Tot de gedingstukken behoort ook de interne notitie van het aangehaalde telefoongesprek van 23 maart 2004. Op 16 februari 2005 heeft eiseres aangifte vpb 2002 gedaan naar een negatieve winst van € 1.614.317. In deze aangifte heeft eiseres voor het bedrijfspand [b straat] 70 een bedrag van € 1.908.118 (50% van het totale investeringsbedrag) opgenomen als willekeurige afschrijving ter zake van nieuwe gebouwen in aangewezen regio’s. Bij de aanslagregeling heeft verweerder onder meer dit bedrag aan willekeurige afschrijving gecorrigeerd. Als gevolg van de correcties heeft verweerder de belastbare winst vastgesteld op € 771.229. Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder het bedrag van de belastbare winst voor het jaar 2002 verminderd tot € 589.605. De correctie inzake de willekeurige afschrijving is evenwel gehandhaafd. Op 28 februari 2005 heeft eiseres aangifte vpb voor het jaar 2003 gedaan naar een negatieve winst van € 792.748. In deze aangifte heeft eiseres een bedrag van in totaal € 1.443.285 (50% van het totale investeringsbedrag) opgenomen als willekeurige afschrijving ter zake van nieuwe gebouwen in aangewezen regio’s. Hierbij heeft eiseres vermeld dat het gaat om [b straat] 68. Bedoeld zijn echter [b straat] 71 en 74. Bij de aanslagregeling heeft verweerder onder meer dit bedrag aan willekeurige afschrijving gecorrigeerd. Als gevolg van de correcties heeft verweerder de belastbare winst vastgesteld op € 639.279. Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder het bedrag van de belastbare winst voor het jaar 2003 verminderd tot € 568.749. De correctie inzake de willekeurige afschrijving is evenwel gehandhaafd. 3. Geschil Tussen partijen is in geschil: a. of tijdens de bespreking van 20 januari 2004 mondeling overeenstemming is bereikt over de willekeurige afschrijving voor de bedrijfspanden [b straat] 70, 71 en 74; en zo nee, b. of eiseres op grond van het vertrouwensbeginsel de faciliteit van de willekeurige afschrijving voor deze panden kan toepassen. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres vanwege het niet aanmelden van de investeringen bij Bureau IRWA, niet voldoet aan de formele vereisten voor toepassing van voornoemde faciliteit. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de belastingaanslag voor het jaar 2002 tot een berekend naar een belastbaar bedrag van negatief € 1.318.513 (€ 589.605 - € 1.908.118) en vermindering van de belastingaanslag voor het jaar 2003 tot een berekend naar een belastbaar bedrag van negatief € 804.006 (€ 639.279 - € 1.443.285). Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. 4. Beoordeling van het geschil Wettelijk kader Ter bevordering van bedrijfsvestigingen in regio’s met een economisch zwakke structuur is in 1996 een tijdelijke regeling willekeurige afschrijving voor nieuwe gebouwen in aangewezen gemeenten geïntroduceerd. Deze regeling was in eerste instantie beperkt tot investeringen welke zijn gedaan vóór 1 januari 1999. De regeling is echter ook voor de jaren daarna voortgezet. Voor de jaren vanaf 2001 is in artikel 3.34 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) de wettelijke basis voor deze willekeurige afschrijving opgenomen. Ingevolge artikel 3.34 van de Wet IB 2001 kan over de aanschaffings- of voortbrengingskosten van bij regeling aangewezen bedrijfsmiddelen willekeurig worden afgeschreven indien de bedrijfsmiddelen van belang zijn voor de ontwikkeling van aangewezen gebieden met een zwakke economische structuur. Eén en ander is nader uitgewerkt in paragraaf 6 van de Uitvoeringsregeling willekeurige afschrijving 2001. Op grond van artikel 8 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 is artikel 3.34 van de Wet IB 2001 ook voor de vennootschapsbelasting van overeenkomstige toepassing. Van de faciliteit van willekeurige afschrijving kan slechts gebruik worden gemaakt indien deze tijdig is gemeld. Voor de jaren 1999 en 2000 is deze aanmeldverplichting vastgelegd in de ministeriële regelingen van 19 mei 2001 en 13 juli 2001, VN 2001/38.15 en VN 2001/40.7. Voor de jaren vanaf 2001 is deze verplichting neergelegd in artikel 23 van de Uitvoeringsregeling willekeurige afschrijving 2001. In laatstgenoemd artikel is bepaald dat een belastingplichtige de investering in de aangewezen bedrijfsmiddelen binnen drie maanden na het aangaan van de verplichting of de gemaakte voortbrengingskosten moet aanmelden bij het Bureau IRWA. Indien de aanmelding achterwege blijft, bestaat geen recht op willekeurige afschrijving. Met ingang van 1 januari 2003 is de willekeurige afschrijving op nieuwe gebouwen in aangewezen gemeenten vervallen. Hiertoe is de Uitvoeringsregeling willekeurige afschrijving 2001 op 19 december 2002 gewijzigd (Ministeriële regeling van 19 december 2002, VN 2003/3.9.3). Vast staat dat door het niet aanmelden van de bedrijfspanden bij het Bureau IRWA eiseres op grond van de wettelijke regelingen geen recht heeft op willekeurige afschrijving voor de bedrijfspanden [b straat] 70, 71 en 74. Ten aanzien van de overeenkomst Eiseres is van mening dat met verweerder tijdens de bespreking van 20 januari 2004 mondeling is overeengekomen dat ook voor de panden [b straat] 70, 71 en 74 de faciliteit van willekeurige afschrijving toegepast zou kunnen worden. De rechtbank kan eiseres hierin niet volgen. Uit de gedingstukken blijkt dat hierover met verweerder juist geen overeenstemming is bereikt. Dat anders dan uit de gedingstukken blijkt tijdens de bespreking van 20 januari 2004 mondeling overeenstemming is bereikt, heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt. Ten aanzien van het vertrouwensbeginsel Eiseres meent dat verweerder tijdens de bespreking van 20 januari 2004 het vertrouwen heeft gewekt dat eiseres evenals voor de panden [a straat] 7 en [b straat] 68 ook voor de panden [b straat] 70, 71 en 74 aanspraak kon maken op de willekeurige afschrijving. Het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel kan alleen slagen indien verweerder tijdens de bespreking van 20 januari 2004 uitlatingen heeft gedaan die zijn op te vatten als een toezegging waaraan eiseres het gerechtvaardigde vertrouwen kon ontlenen dat ze de willekeurige afschrijving ook voor de panden [b straat] 70, 71 en 74 mocht toepassen. De bewijslast hiervoor rust op eiseres. Ter onderbouwing van het beroep op het vertrouwensbeginsel wijst eiseres op het feit dat in het bij brief van 13 februari 2004 gedane compromisvoorstel ook het bedrijfspand [b straat] 70 is genoemd. Tevens wijst zij op de in beroep overgelegde verklaringen van haar toenmalige adviseurs, welke adviseurs bij de bespreking van 20 januari 2004 aanwezig waren. De rechtbank is van oordeel dat eiseres, tegenover de gemotiveerde betwisting van verweerder, niet is geslaagd in de op haar rustende bewijslast. De rechtbank neemt daarbij de volgende feiten en omstandigheden in aanmerking. De rechtbank stelt allereerst vast dat eiseres noch haar huidige gemachtigde bij de bespreking van 20 januari 2004 aanwezig is geweest. Verder is in de namens verweerder in het geding gebrachte stukken niet te lezen dat tijdens de bespreking van 20 januari 2004 is gesproken over de willekeurige afschrijving van de panden [b straat] 70, 71 en 74. Ook in de verklaringen van de toenmalige adviseurs van eiseres is dit niet te lezen. Hierin is wel te lezen dat ze ervan uitgingen dat de afspraak ook zou gelden voor [b straat] 70, maar ook dan is naar het oordeel van de rechtbank in dit geval nog geen sprake van een redelijkerwijs als een toezegging op te vatten uitlating. In deze verklaringen is immers vermeld dat niet per pand over de willekeurige afschrijving is gesproken. Ook in hetgeen overigens nog in deze verklaringen is vermeld ziet de rechtbank geen aanleiding te oordelen dat sprake is van een redelijkerwijs als toezegging op te vatten uitlating. Echter, ook indien sprake zou zijn geweest van een toezegging in bovengenoemde zin, dan nog kan het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel niet slagen. In de brief van de toenmalige adviseurs van eiseres van 13 februari 2004 is vermeld dat er ook een compromis is bereikt over de willekeurige afschrijving voor [b straat] 70. In het interne memo is vermeld dat verweerder naar aanleiding daarvan aan de toenmalige adviseurs heeft meegedeeld dat dit niet het geval was. Hiermee heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank het vertrouwen dat volgens eiseres zou zijn gewekt, tijdig herroepen. Eiseres heeft gesteld dat deze herroeping niet onverwijld is geschied. Deze stelling is door eiseres echter niet aannemelijk gemaakt. De verwijzing door eiseres naar de telefoonnotitie van 23 maart 2004 is daartoe onvoldoende. Het vorenstaande heeft tot gevolg dat ook het beroep op het vertrouwensbeginsel voor [b straat] 71 en 74 niet kan slagen. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep van eiseres ongegrond te worden verklaard. 5. Proceskosten De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. 6. Beslissing De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Deze uitspraak is gedaan op 6 december 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. D.J. Vecht, voorzitter, mr. M.C.G.J. van Well en mr. A.M.F. Geerling, rechters, in tegenwoordigheid van drs. R.P.M. Lemmen, griffier. De griffier, De voorzitter, Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd; 2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep.