Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ2867

Datum uitspraak2009-07-09
Datum gepubliceerd2009-07-16
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHerziening
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/3329 TW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Afwijzing verzoek om herziening. Bij de uitspraak waarvan thans om herziening wordt gevraagd, heeft de Raad de uitspraak van 11 juni 2003, 02/3503 van de rechtbank Amsterdam bevestigd. Hij heeft daarbij overwogen dat verzoeker geen rechtsmiddel heeft aangewend tegen het besluit van het Uwv om verzoekers toeslag op zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering over een periode van drie jaar af te bouwen ingevolge de Wet Beperking Export Uitkeringen. Voorts heeft de Raad overwogen dat het Uwv verplicht was om de te veel betaalde toeslag van verzoeker terug te vorderen. Ten slotte is de Raad niet gebleken van dringende redenen om geheel of gedeeltelijk af te zien van de terugvordering. Geen sprake van nieuwe feiten of omstandigheden.


Uitspraak

08/3329 TW Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K als bedoeld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet op het verzoek om herziening van: [Verzoeker], wonende te [woonplaats], Marokko (hierna: verzoeker), tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 3 april 2008, 03/3331, in het geding tussen: verzoeker en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 9 juli 2009 I. PROCESVERLOOP Verzoeker heeft verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 3 april 2008, 03/3331. Voorts heeft hij nadere stukken ingestuurd. Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een verweerschrift in te dienen. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 mei 2009. Voor verzoeker is verschenen A. Benlahbib. Het Uwv heeft zich met voorafgaand bericht niet laten vertegenwoordigen. II. OVERWEGINGEN 1.1. Op grond van artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), in verbinding met artikel 21 van de Beroepswet, kan een onherroepelijk geworden uitspraak van de Raad, op verzoek van een partij, worden herzien op grond van feiten of omstandigheden die: a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak, b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden. 1.2. Bij de uitspraak waarvan thans om herziening wordt gevraagd, heeft de Raad de uitspraak van 11 juni 2003, 02/3503 van de rechtbank Amsterdam bevestigd. Hij heeft daarbij overwogen dat verzoeker geen rechtsmiddel heeft aangewend tegen het besluit van het Uwv om verzoekers toeslag op zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering over een periode van drie jaar af te bouwen ingevolge de Wet Beperking Export Uitkeringen. Voorts heeft de Raad overwogen dat het Uwv verplicht was om de te veel betaalde toeslag van verzoeker terug te vorderen. Ten slotte is de Raad niet gebleken van dringende redenen om geheel of gedeeltelijk af te zien van de terugvordering. 2. Verzoeker heeft aan het verzoek om herziening ten grondslag gelegd dat de Raad in zijn uitspraak van 3 april 2008 een onjuiste beslissing heeft genomen aangezien hij gehandicapt en ernstig ziek is en derhalve recht heeft op een toeslag tot en met zijn 65e levensjaar. Teneinde zijn stellingname te onderbouwen heeft verzoeker een verklaring van een cardioloog ingestuurd. 3.1. Zoals de Raad reeds eerder heeft overwogen in zijn uitspraak van 3 oktober 2003 (LJN AN7982), is het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet gegeven om anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb in verbinding met artikel 21 van de Beroepswet, een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de juistheid van de betrokken uitspraak te openen. De Raad is niet gebleken dat verzoeker enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid, zoals bedoeld in artikel 8:88 van de Awb, naar voren heeft gebracht. 3.2. Gelet op het vorenstaande dient het verzoek om herziening dan ook te worden afgewezen. 4. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Wijst het verzoek om herziening af. Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier, uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2009. (get.) M.M. van der Kade. (get.) W. Altenaar. RB