Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ2875

Datum uitspraak2007-06-25
Datum gepubliceerd2009-07-16
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
ZaaknummersAWB 07/153
Statusgepubliceerd


Indicatie

Minas. Bewijs inzake onjuiste analyse fosfaathoeveelheden niet geleverd door belastingplichtige.


Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer Procedurenummer: AWB 07/153 Uitspraakdatum: 25 juni 2007 Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen [X] en S.C. van [Y], gevestigd te [Z], eiseres, en de inspecteur van de Dienst Regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder. 1. Ontstaan en loop van het geding Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2002 een naheffingsaanslag (aanslagnummer [1]) fosfaatheffing opgelegd ten bedrage van € 2.862. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 10 november 2006 de naheffingsaanslag gehandhaafd. Eiseres heeft daartegen bij brief, ontvangen bij de rechtbank op 27 december 2006, beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 mei 2007 te Arnhem. Namens eiseres is haar gemachtigde [A] verschenen, bijgestaan door [B]. Namens verweerder is verschenen [C]. 2. Feiten Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast. Eiseres heeft een fruitteeltbedrijf. Eiseres heeft in 2002 op haar bedrijf eendenmest doen aanvoeren. Eiseres doet jaarlijks aangifte voor de mineralenheffing volgens de forfaitaire methode zoals bedoeld in artikel 14 van de Meststoffenwet. De leverancier van de mest ([D]) doet jaarlijks volgens de zogenoemde verfijnde methode aangifte. Dientengevolge laat de leverancier de door hem afgevoerde eendenmest bemonsteren en analyseren. De leverancier is hierbij zelf niet aanwezig geweest. De geanalyseerde fosfaatwaarde is 23,9 kg fosfaat per 1000 kg mest. Er heeft geen heranalyse plaatsgevonden. Voor het jaar 2002 zijn er twee afleverbonnen opgemaakt waaruit zou moeten blijken dat eiseres op 31 december 2002 mest heeft geleverd aan [D]. Uit onderzoek van de AID is gebleken dat de levering pas op 2 januari 2003 heeft plaats gevonden. 3. Geschil In geschil is het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslag fosfaatheffing tot een juist bedrag is vastgesteld. Meer in het bijzonder is in geschil het antwoord op de vraag of de gemeten hoeveelheid fosfaat als uitgangspunt kan dienen voor de naheffingsaanslag. 4. Beoordeling van het geschil Ontvankelijkheid van het beroep Verweerder heeft op 10 november 2006 uitspraak op bezwaar gedaan. Op grond van artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van beroep zes weken. In onderhavig geval eindigt de termijn derhalve op 22 december 2006. De rechtbank heeft het beroepschrift van eiseres eerst op 27 december 2006 ontvangen. In artikel 6:9, tweede lid van de Awb is bepaald dat een beroepschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd en niet later dan een week na afloop van die termijn is ontvangen. Eiseres heeft haar beroepschrift per aangetekende post op 22 december 2006 verzonden. Omdat de rechtbank het beroepschrift binnen een week na afloop van de termijn heeft ontvangen moet eiseres worden ontvangen in haar beroep. Naheffingsaanslag fosfaatheffing Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Regeling hoeveelheidsbepaling dierlijke en overige organische meststoffen (hierna: de Regeling), wordt de hoeveelheid van de aangevoerde meststoffen vastgesteld op basis van het vastgestelde fosfaatgehalte van deze meststoffen, indien een bedrijf dat forfaitair aangifte doet een vracht dierlijke meststoffen aanvoert waarvan overeenkomstig de Regeling een monster is genomen en geanalyseerd. In de artikelen 4 en 5 van de Regeling hoeveelheidsbepaling dierlijke en overige organische meststoffen (hierna: Regeling) is bepaald dat het gewicht en het fosfaatgehalte worden bepaald door een monsternemer. In artikel 8 van de Regeling is bepaald dat de analyse enkel mag plaatsvinden door laboratoria welke door de Raad voor Accreditatie zijn geaccrediteerd. In artikel 9 wordt de mogelijkheid geboden om het mestmonster aan een heranalyse te onderwerpen. Deze heeft niet plaatsgevonden. Eiseres stelt zich op standpunt dat bij het bemonsteren van de mest een partij te geconcentreerde mest is gebruikt, welke een hoger fosfaatgehalte heeft, waardoor de uitslag van het monster niet als representatief voor de hele vracht heeft te gelden. De bewijslast van deze stelling rust op eiseres. Eiseres heeft haar stelling echter niet met nadere bewijsstukken onderbouwd. Het feit dat, zoals eiseres stelt, de retourpartij lagere waarden heeft zegt niets over het fosfaatgehalte van de aangevoerde mest, te meer nu zij ter zitting heeft aangegeven dat de hoogte van het fosfaatgehalte in de eendenmest beïnvloed wordt door de weersomstandigheden en de tijd dat de eendenmest opgeslagen is geweest. Tevens is noch eiseres noch de leverancier bij de bemonstering en analyse aanwezig geweest. Ook met hetgeen eiseres overigens nog heeft aangevoerd heeft zijn niet voldaan aan de op haar rustende bewijslast. Ook overigens is niet gebleken dat de analyse van het mestmonster in strijd met het bepaalde in de Regeling heeft plaatsgevonden. De rechtbank komt dan ook grond van het voorgaande tot de slotsom dat niet aannemelijk is geworden dat de geanalyseerde waarde moet worden toegeschreven aan fouten of onregelmatigheden bij de bemonstering. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard. 5. Proceskosten De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. 6. Beslissing De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Deze uitspraak is gedaan op 25 juni 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. M.C.G.J. van Well, rechter, in tegenwoordigheid van mr. L.L. van Benthem, griffier. De griffier, De rechter, Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd; 2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep.