Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ3319

Datum uitspraak2009-07-22
Datum gepubliceerd2009-07-22
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers08/636
Statusgepubliceerd


Indicatie

Niet in geschil is dat de gemeente Elburg ten onrechte ter invordering van de tweede termijn van de aanslag gemeentelijke belastingen 2007 gebruik heeft gemaakt van een aanmaning, dwangbevel en deurwaarder. Het beroep van eiser is gegrond. Voor toekenning van schadevergoeding op de voet van artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht op grond van de door eiser gestelde aantasting van zijn eer en goede naam bestaat geen grond.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Bestuursrecht Enkelvoudige belastingkamer Reg.nr.: 08/636 Uitspraak in het geding tussen: [eiser] te Doornspijk, eiser, en de invorderingsambtenaar van de gemeente Elburg verweerder. 1. Procesverloop Bij uitspraak op bezwaar van 17 maart 2008 heeft verweerder het door eiser gemaakte bezwaar tegen de opgelegde invorderingskosten en betekend dwangbevel met betrekking tot een aanslag gemeentelijke belastingen 2007 (nummer 990084637) ongegrond verklaard. Eiser heeft beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden. Het beroep is behandeld ter zitting van 28 april 2009, waar eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door G. Heijes-Kooistra. 2. Overwegingen 2.1 Ingevolge artikel 8 van de Invorderingswet 1990 maakt de ontvanger de belastingaanslag bekend door toezending of uitreiking van het door de inspecteur voor de belastingschuldige opgemaakte aanslagbiljet. Artikel 11, van de Invorderingswet 1990 bepaalt dat indien de belastingschuldige een belastingaanslag niet binnen de gestelde termijn betaalt, de ontvanger hem schriftelijk aanmaant om alsnog binnen tien dagen na de dagtekening van de aanmaning te betalen, onder kennisgeving dat de belastingschuldige anders door de middelen bij de wet bepaald tot betaling zal worden gedwongen. De aanmaning kan betrekking hebben op verschillende belastingaanslagen. Indien de belastingplichtige na de aanmaning in gebreke blijft, kan de invordering ingevolge artikel 12, van de Invorderingswet geschieden bij een door de ontvanger uit te vaardigen dwangbevel. Het dwangbevel kan betrekking hebben op verschillende belastingaanslagen. 2.2 Eiser heeft in beroep de opgelegde invorderingskosten en betekend dwangbevel aangevochten. Eiser heeft gesteld dat hij € 8736,11 schade heeft geleden en vraagt om vergoeding daarvan. 2.3 Niet in geschil is dat de aanslag gemeentelijke belastingen 2007 (nummer 990084637) van € 182,40 terecht is opgelegd en op de juiste wijze is bekend gemaakt. Niet (langer) is in geschil dat verweerder ten onrechte ten behoeve van de betaling van de tweede termijn van bovengenoemde aanslag een aanmaning en vervolgens een dwangbevel heeft verzonden. Dat een betaling van eiser van € 100,-- terzake van een aanslag forensenbelasting 2006 (nummer 140951 en later door verweerder vernummerd naar 60011276) als gevolg van de overgang naar een nieuw betalingssysteem, zoals gesteld door verweerder, niet goed is verwerkt, laat de rechtbank, wat verder zij van de handelwijze van eiser, voor rekening en risico van verweerder. Reeds hierom is het beroep gegrond, dient de uitspraak op bezwaar te worden herroepen en de daarbij gehandhaafde invorderingskosten en dwangbevel te worden vernietigd. Verweerder heeft ter zitting – desgevraagd – aangegeven dat dit niet is gebeurd. 2.4 Met betrekking tot de door eiser opgevoerde kosten die volgens hem voor vergoeding in aanmerking komen, overweegt de rechtbank als volgt. Verweerder heeft bij brief van 11 april 2008 eiser meegedeeld dat € 145,00 zal worden terugbetaald (inclusief rentevergoeding). Eiser heeft aangevoerd dat hij daarmee € 5,00 te weinig heeft gekregen. De rechtbank stelt vast dat het door verweerder genoemde bedrag 145,00 bestaat uit: - € 135,20 als kosten van het dwangbevel; - € 8,80 als verrekening van de betaalde forensenbelasting 2006 van € 100,00 met de tweede termijn rioleringsbelasting 2007 van € 91,20; - € 1 als wettelijke rente. De rechtbank stelt vast dat verweerder hiermee € 6,00 aanmaningskosten bij de inning van de aanslag forensenbelasting 2006, zoals opgelegd bij brief van 4 oktober 2007, niet heeft vergoed. Met vermindering van de reeds betaalde € 1,00 wettelijke rente komt eiser een bedrag toe van € 5,00. Voor vergoeding van overige kosten of schade bestaat geen aanleiding. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Als de rechtbank het beroep gegrond verklaart, zoals in deze procedure, kan zij verweerder veroordelen op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de proceskosten van de indiener van het beroepschrift. Niet is gebleken, mede gelet op de door eiser gegeven toelichting, dat het door eiser opgevoerde bedrag van € 750,00 voor het indienen van zijn beroepschrift, kosten betreffen die op grond van artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking kunnen komen, zodat geen aanleiding bestaat voor een proceskostenveroordeling. Voor zover eiser heeft beoogd te betogen dat als gevolg van de onrechtmatigheid van het dwangbevel van 6 maart 2008 zijn plicht tot betaling van de aanslag forensenbelasting 2006 en de aanslag gemeentelijke belasting 2007 is komen te vervallen, gaat eiser daarvan ten onrechte uit. Gebreken in de invordering van belasting laten de rechtmatigheid van belastingheffing als zodanig onverlet. Niet in geschil is dat de belastbare feiten zich hebben voorgedaan en dat eiser daarvoor belastingplichtig is. Ten slotte heeft eiser verzocht om een schadevergoeding van € 7.500,00 en daarbij aangevoerd dat hij door het dwangbevel en verweerders gebruik van een deurwaarder in zijn eer en goede naam is aangetast. Als de rechtbank het beroep gegrond verklaart, zoals in deze procedure, kan zij op verzoek van een partij op de voet van artikel 8:73 van de Awb een veroordeling uitspreken tot vergoeding van de schade die die partij lijdt. Voor een veroordeling tot schadevergoeding bestaat geen aanleiding. De rechtbank overweegt daarbij allereerst dat het enkele feit dat verweerder, hoewel ten onrechte, gebruik heeft gemaakt van een dwangbevel en deurwaarder op zichzelf niet noopt tot het oordeel dat eisers eer en goede naam is aangetast. Dat die deurwaarder bij eisers (vakantie-)woning is geweest, dat ook anderen dan eiser zelf daarvan op de hoogte zijn geraakt en dat daardoor zijn eer en goede naam is aangetast, baseert eiser op stellingen en aannames die hij verder niet heeft onderbouwd. Daarnaast laat de rechtbank nog wegen dat eiser het opgevoerde schadebedrag evenmin van enige onderbouwing heeft voorzien. 2.5 Op grond van al het vorenstaande is het beroep gegrond. Voor een proceskostenveroordeling of veroordeling tot vergoeding van schade bestaat geen aanleiding. De rechtbank ziet wel aanleiding te bepalen dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht vergoedt. 3. Beslissing De rechtbank: - verklaart het beroep gegrond; - vernietigt de uitspraak op bezwaar en de daarbij gehandhaafde invorderingskosten en dwangbevel; - bepaalt dat verweerder € 5,00 aan eiser restitueert; - bepaalt dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 39,00 vergoedt. Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. van Baaren. De beslissing is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2009.