Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ3458

Datum uitspraak2009-09-08
Datum gepubliceerd2009-09-08
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers07/12272
Statusgepubliceerd


Indicatie

Conclusie AG over “misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht”, art. 250a (oud) Sr (thans 273f Sr). HR: 81 RO.


Conclusie anoniem

Nr. 07/12272 Zitting: 7 juli 2009 (bij vervroeging)(1) Mr. Vellinga Conclusie inzake: [Verdachte] 1. Verdachte is door het Gerechtshof te Arnhem wegens "een ander door een feitelijkheid dwingen en door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en door misleiding bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en onder voornoemde omstandigheden enige handeling ondernemen waarvan hij weet dat die ander zich daardoor tot het verrichten van die handelingen beschikbaar stelt, terwijl de feiten worden gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd", "een ander door een feitelijkheid dwingen en door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en door misleiding bewegen hem uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met een derde te bevoordelen, terwijl de feiten worden gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd", en "opzettelijk voordeel trekken uit seksuele handelingen van een ander met een derde tegen betaling, terwijl hij weet dat die ander zich door een andere feitelijkheid en door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en door misleiding beschikbaar stelt tot het plegen van die handelingen, terwijl de feiten worden gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd", veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden. Voorts heeft het Hof de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk verklaard.. 2. Er bestaat samenhang tussen de zaken met de nummers 08/00178, 08/01992 en 07/12272. In al deze zaken zal ik vandaag concluderen. 3. Namens verdachte heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, één middel van cassatie voorgesteld. 4. Het Hof heeft ten laste van verdachte bewezenverklaard dat: "hij in de periode van 1 januari 2000 tot en met 31 december 2004 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) en te Deventer en te Arnhem, tezamen en in vereniging met anderen, [slachtoffer 6], - door feitelijkheden heeft gedwongen of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling of onder voornoemde omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan verdachte en zijn mededaders wisten dat die ander zich daardoor tot het verrichten van die (seksuele) handelingen beschikbaar stelde, en - door feitelijkheden heeft gedwongen of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding heeft bewogen hem, verdachte, en zijn mededaders te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met een derde, en - meermalen, (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van die vrouw met een derde tegen betaling, terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders wisten dat die vrouw zich door feitelijkheden en door misleiding beschikbaar heeft gesteld tot het plegen van die handelingen, bestaande die feitelijkheden en die handelingen hieruit dat verdachte en/of zijn mededaders - met die vrouw een relatie is/zijn aangegaan, en - die vrouw opdracht heeft/hebben gegeven en onder druk heeft/hebben gezet en/of ertoe heeft/hebben aangezet en gebracht om als prostituee te werken, en - een kamer in Deventer en in Arnhem heeft/hebben geregeld, alwaar die vrouw haar prostitutiewerkzaamheden kon/moest verrichten en die vrouw naar die plaats heeft/hebben gebracht, alwaar zij als prostituee moest en ging werken en - heeft/hebben zorggedragen voor controle en/of toezicht op de prostitutiewerkzaamheden en de verdiensten (daaruit) van die vrouw en het afdragen van de verdiensten door die vrouw aan verdachte en/of zijn mededaders en heeft/hebben bepaald/gezegd tegen welke prijs die vrouw haar prostitutiewerkzaamheden moest verrichten, en - die vrouw (een aanzienlijk deel van) haar verdiensten heeft/hebben laten afgeven aan verdachte en/of zijn mededaders, en - die vrouw in een door verdachte en/of zijn mededaders gecontroleerde situatie heeft/hebben gehouden". 5. Het middel klaagt dat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat, zoals het Hof heeft bewezenverklaard, de verdachte tezamen en in vereniging met anderen het slachtoffer door feitelijkheden heeft gedwongen of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde. 6. Voor zover voor de beoordeling van het middel relevant, heeft het Hof de bewezenverklaring doen steunen op de navolgende bewijsmiddelen: "1 Het als bijlage bij het stamproces-verbaal gevoegde, in de wettelijke vorm door [verbalisant 1], hoofdagent van politie, afdeling commerciële zedenzaken, Twente Zuid, en [verbalisant 2], brigadier van politie, afdeling zedenzaken, Twente Zuid, opgemaakte proces-verbaal van 25 januari 2006, (ordner 02 [verdachte], Zaaksdossier [slachtoffer 6], pagina 13633 e.v.) voorzover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 6], zakelijk weergegeven: Ik wil aangifte doen omdat ik tegen mijn wil in de prostitutie ben gebracht. Ook ben ik van mijn vrijheid beroofd en ben ik bedreigd. Als ik terugreken zou het in het jaar 2000 geweest kunnen zijn dat ik [betrokkene 2] op de chat tegen kwam. Hij vertelde mij dat hij mij aan veel geld kon helpen. Ik vertelde hem dat ik om geld verlegen zat. [Betrokkene 2] zei tegen mij via de MSN dat ik ook wel voor geld met jongens naar bed kon gaan. Hij vertelde dat hij meerdere meisjes had die met mannen naar bed gingen voor geld. [Betrokkene 2] zei dat hij mij een toekomst met veel geld kon bieden. Op een gegeven moment hebben we afgesproken bij café [A] in [plaats]. Hij stelde zich voor als [betrokkene 3], Ik moet erbij zeggen dat ik tot op dat moment de naam [betrokkene 2] niet kende. In het café kwam er een andere jongen bij. Hij noemde zich [betrokkene 4]. Ik heb deze [betrokkene 4] later vaker gezien. Na korte tijd in het café te zijn geweest zijn we naar de auto gelopen van [betrokkene 3]. Dat was een zwarte Ford Escort. [betrokkene 4] ging mee. We gingen kijken hoe we veel geld konden verdienen. Dat zou richting Deventer zijn. We kwamen in Deventer waar de vrouwen achter de ramen zitten. [Betrokkene 3] zei tegen mij : "Dit is het". Ik durfde geen nee te zeggen. Zij waren met z'n tweeën en ik was bang dat ze me wat aan zouden doen. [Betrokkene 3] stapte uit om de huurbaas te zoeken. [Betrokkene 4] zei nog tegen mij dat, wanneer het niets zou zijn, wij ergens anders konden kijken. [Betrokkene 3] kwam terug en wij konden uitstappen. We gingen bij een raam naar binnen. [Betrokkene 3] vroeg of ik gelijk kon beginnen. Ik zei dat dat niet kon. Dat ik niets bij mij had. [Betrokkene 3] zei dat dat niets uitmaakte. Ik kon alleen in mijn ondergoed gaan staan. Ik was verslagen. Ik was bang voor [betrokkene 3] en [betrokkene 4]. Ik ben toen achter het raam gaan staan. Ik denk van 20.00 uur tot 02.00 uur. Volgens mij heb ik twee klanten gehad. Ik voelde mij smerig na de eerste klant. Ik heb dat gezegd tegen [betrokkene 3]. Hij zei dat dat normaal was in het begin. Ik kreeg per klant 100 gulden. [Betrokkene 3] zei dat het zo weinig was dat hij dat nodig had voor de huur en de benzine. Ik kreeg niet wat mij beloofd was, een deel van het geld. De 200 gulden van die avond heb ik dus aan [betrokkene 3] moeten geven. [betrokkene 3] belde regelmatig om te vragen hoe het er voor stond. Hij belde wel om het halve uur. Na mijn werkzaamheden zijn we naar Hengelo gereden. Daar vertelde [betrokkene 3] dat ik geen geld kreeg en dat wij de volgende dag weer naar Deventer zouden gaan. Ik heb er over nagedacht om er niet naar toe te gaan. Maar [betrokkene 3] wist waar ik woonde en ik was bang dat hij aan mijn deur zou komen en dat hij mij zou halen. Na mijn werk ben ik naar huis gegaan. Ik heb mij gedouched en een mooie onderbroek aangedaan. Dit was op verzoek van [betrokkene 3]. Hij had mij verteld dat ik iets moois aan moest doen. Omstreek 20.00 uur ben ik naar de afgesproken parkeerplaats gegaan. Daar stond ene [verdachte] op mij te wachten. Ik vond hem er eng uitzien. Ik vroeg aan hem waar [betrokkene 3] was. [Verdachte] zei tegen mij: "Vanaf nu doe ik het". Hiermee bedoelde hij het brengen en halen van mij van Hengelo naar Deventer. Ik ben toch bij hem in de auto gestapt. [verdachte] zat naast de bestuurder. De bestuurder wordt "[betrokkene 5]" genoemd. Zijn echte naam ken ik niet, maar het lijkt iets op [betrokkene 5] of zo. Ik had nog wel overwogen om weg te rennen, maar dat durfde ik niet. We zijn naar Deventer gereden. In Deventer zou ik achter het raam werken als prostituee. [verdachte] en ik zijn uit de auto gestapt. [Verdachte] heeft de huurbaas gebeld en heeft volgens mij 100 gulden voor de kamer betaald. Ik heb gewerkt achter het raam en ik heb ongeveer drie uur gewerkt. Ik heb geen klanten ontvangen. [Verdachte] en [betrokkene 5] reden in de auto steeds voor het raam langs waar ik stond. Omdat ik na drie uur geen klanten had ontvangen zei [verdachte] dat wij ergens naar toe zouden gaan. Hij zei dat wij naar Arnhem zouden gaan. Ik zei tegen hem dat ik naar huis wilde. [Verdachte] zei: "Dat gaat niet door, wij gaan naar Arnhem". De manier waarop hij dat zei leek wel of hij een dictator was. Ik durfde niets meer tegen hem te zeggen. In Arnhem wisten [verdachte] en [betrokkene 5] waar wij moesten zijn. [verdachte] heeft de huur betaald. Ik zei dat ik om 02.00 uur naar huis wilde gaan. [Verdachte] zei dat ik er net was. Ik ben achter het raam gaan staan en heb denk ik zeven klanten gehad. Ik heb condooms gebruikt. De condooms had ik van [betrokkene 3] gekregen. De dag ervoor had [betrokkene 3] mij ongeveer 20 condooms gegeven en zei hij tegen mij: "Ik hoop dat je ze allemaal opmaakt". Per klant heb ik 100 gulden gehad. Van een klant heb ik 300 gulden gekregen. Van die 300 gulden heb ik 200 gulden verstopt. Ik heb tot ongeveer 04.00 uur gewerkt. Tijdens het werk heb ik meerdere keren met [verdachte] gebeld. Ik zei dat ik wilde stoppen met werken. Hij zei iedere keer dat hij mij niet kon ophalen omdat hij niet in de buurt was. Toen ik daar begon te werken hebben [verdachte] en [betrokkene 5] een uurtje voor mijn raam gestaan. Omstreeks 04.00 uur zijn [verdachte] en [betrokkene 5] mij komen halen. [Verdachte] vroeg aan mij hoeveel ik had verdiend. Ik zei dat ik 700 gulden had verdiend. Ik liet het geld zien. [Verdachte] griste het uit mijn hand en hij vond het niet veel geld. [Verdachte] zei tegen mij dat ik in Deventer te weinig geld had verdiend en dat de kamer door hen betaald was. [Verdachte] had de kamerhuur in Arnhem en de benzinekosten betaald. Dat was de reden dat ik mijn eigen geld niet mocht houden. In Hengelo aangekomen zei [verdachte] dat ik het beste in het weekend kon gaan werken. Dan zou ik meer klanten krijgen en dan zou ik ook geld krijgen. In het weekend wilde ik eigenlijk niet werken want dan ging ik meestal uit. Dit heb ik ook tegen [verdachte] gezegd maar hij zei: "Dan ga je maar een keer niet uit". Ik vond het werk verschrikkelijk en ik heb gezegd dat ik niet meer wilde werken. [Verdachte] zei: "Dat zullen we nog wel zien". Ik begreep hieruit dat ik wel moest werken. Ik ben hierna nog enkele keren met [verdachte] in Arnhem geweest. [Betrokkene 5] was er ook bij. Hij was de chauffeur. [Verdachte] heeft mij vaak gebeld en sms-jes gestuurd op mijn mobiel. [verdachte] bedreigde mij ook. Hij zei dat ik al heel veel geld had gekost en dat ik haast niets opleverde. Ik denk dat [verdachte] elke keer tussen de 500 en 700 gulden van mij heeft afgenomen. Dit moet ongeveer 4000 gulden zijn geweest. De laatste keer dat wij in Arnhem zijn geweest wilde ik omstreeks 02.00 uur naar huis. Ik belde [verdachte], maar hij nam niet op. Ik heb vervolgens [betrokkene 3] gebeld en hij is mij toen op komen halen. Ik zei tegen [betrokkene 3] dat ik er mee stopte. [Betrokkene 3] zei dat [verdachte] dat niet leuk zou vinden. Ik was toen wel bang voor [verdachte]. (...) 7. Het proces-verbaal van getuigenverhoor, d.d. 2 oktober 2006, opgemaakt door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank te Almelo, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 6], zakelijk weergegeven: Op de vraag hoe ik [verdachte] heb leren kennen antwoord ik: via [betrokkene 2]. Ik denk dat dit ongeveer 5 jaar geleden was. [betrokkene 2] zou mij wegbrengen naar Deventer om te gaan werken in de prostitutie. Maar toen zat [betrokkene 2] niet in die auto maar [verdachte]. Met [betrokkene 5] als bestuurder geloof ik. In Deventer was niks en toen zijn wij doorgereden naar Arnhem. Het zal rond middernacht zijn geweest dat wij daar aan kwamen. Het geld dat ik verdiende moest ik inleveren bij [verdachte]. Hij griste het geld uit mijn hand. Hij kwam dan mijn kamer binnen. Het ging iedere keer zo, dat hij het geld uit mijn handen griste. Bij alle gelegenheden. Toen ik de eerste keer instapte en [verdachte] de bestuurder bleek, zou ik die avond gaan werken in de prostitutie. Wel met vreselijke tegenzin. Ik durfde geen nee te zeggen. Ik werd gemanipuleerd, door [betrokkene 2] en [verdachte]. Ik was bang voor [betrokkene 2] en later ook voor [verdachte]. Ik had uit de auto kunnen stappen maar dat durfde ik niet. Hoe [verdachte] er uitzag, ik dacht ik kan beter maar meegaan want anders krijg ik er problemen mee. Het was pas in Arnhem dat ik mij bedreigd voelde. Hij pakte al mijn geld af. Ik voelde mij bedreigd omdat [verdachte] en [betrokkene 5] voor mijn raam bleven staan om te controleren hoeveel klanten ik kreeg. Daarvoor had ik ook al angst voor [verdachte] maar dat kwam echt door zijn uiterlijk. Een woeste kop. [Betrokkene 2] beloofde mij dat ik geld zou krijgen van het werk. Ze zeiden dat ik niks was als ik het werk niet zou doen. Ik stond in die tijd niet echt sterk in mijn schoenen. Ze wisten in ieder geval wel wie ze uitkozen. Daar hebben ze een neus voor. Ze wisten dat ik ziek was. Op de vraag hoe vaak ik werkzaam ben geweest voor [verdachte] antwoord ik: 3 keer, als ik het goed heb. Alle 3 keer in Arnhem. Toen ben ik gestopt. Toen ging [verdachte] mij stalken en bedreigen met de dood. Hij zei dat ik weer voor hem moest komen werken omdat ik hem veel geld gekost had. Waarschijnlijk had hij al kamers gehuurd. Ik weet het niet. Alle 3 keren waren binnen 1 of 2 weken. De 2e keer met [verdachte] had hij tegen mij gezegd dat hij wist waar ik woonde en dat ik maar klaar moest gaan staan op de parkeerplaats. Hij heeft mij daar opgepikt. Nee, ik heb [verdachte] mijn telefoonnummer niet gegeven, dat had [betrokkene 2] al gedaan. Dit heeft [betrokkene 2] tegen mij gezegd. De 3e keer dat ik met hen mee ben gegaan hebben ze me achtergelaten in Arnhem, nadat ze mijn geld hadden afgepakt. Ik weet niet waarom, ik denk dat ze vonden dat ik niet genoeg verdiende. Later is [betrokkene 2] mij op komen halen, midden in de nacht. Ze stonden altijd voor mijn raam maar ineens waren ze weg. Het was het idee van [betrokkene 2] dat ik in de prostitutie moest gaan werken. Zonder geld was ik niks waard, zei [betrokkene 2]. Hij zei ook dat ik met dure kleren meer zou bereiken. Hij beloofde mij van alles. Ik voelde mij min of meer gemanipuleerd om te gaan werken. Ik ben er toen ingestonken, ik ben het gaan doen. Ik ben erin gestonken, in die verhaaltjes van hem. Ik voelde mij al niks waard en als een ander dat dan ook nog eens zegt. Er werd mij van alles beloofd, mooie kleren. Ik zag het als een uitweg, ik had schulden door de drank. [Betrokkene 2] zou kleren voor mij gaan kopen als ik zou gaan werken in de prostitutie. Hij heeft het nooit gedaan. Ik zou [betrokkene 2] 100 gulden geven van wat ik verdiend had per keer. [Verdachte] heeft mij bedreigd dat hij mij dood zou maken als hij mij tegen zou komen op straat. Hij bedreigde mij via sms-jes en via telefoontjes. Ik zag dat die sms-jes van hem afkomstig waren omdat ik zijn nummer ken en herkende. Op de vraag wat de achternaam van [verdachte] is antwoord ik: [achternaam verdachte]". 7. Anders dan aan de toelichting op het middel ten grondslag ligt, is voor het bewijs van bewegen door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht niet vereist dat uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat het slachtoffer door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht werd gedwongen. 8. Met de term "misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht" had de wetgever het oog op het brengen van een ander in een afhankelijke situatie waarin deze in diens keuzevrijheid wordt beperkt.(2) De wetgever heeft erop gewezen dat dergelijke situaties zich onder meer nogal eens zullen voordoen ten aanzien van personen die uit het buitenland komen, personen die verslaafd zijn aan verdovende middelen en zeer jonge personen, en heeft in het kader van die eerste groep personen en meer in het algemeen gebrek aan voldoende financiële middelen uitdrukkelijk als voorbeeld genoemd.(3) 9. In het onderhavige geval kan de misleiding worden afgeleid uit de omstandigheid dat de verdachte het slachtoffer heeft voorgehouden dat zij veel geld kon verdienen maar dat haar het door haar verdiende geld steeds is afgepakt, het door feitelijkheden dwingen en door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht bewegen uit de omstandigheden dat verdachtes medeverdachten haar van Deventer naar Arnhem hebben gebracht om als prostituee te werken hoewel zij naar huis wilde, zij voor het raam hebben gestaan toen zij daar als prostituee werkte om te controleren hoeveel klanten zij kreeg, verdachtes medeverdachte [verdachte] meermalen heeft geweigerd in te gaan op haar verzoek haar naar huis te brengen, en hij haar niet naar huis heeft laten gaan. 10. Het middel faalt in al zijn onderdelen, en kan worden afgedaan met de in art. 81 RO bedoelde motivering. 11. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden AG 1 Het cassatieberoep is ingesteld op 14 september 2009 2 HR 18 april 2000, NJ 2000, 443, rov. 3.3.1. als ook de conclusie van mijn voormalig ambtgenoot mr. Wortel ten behoeve van dat arrest. 3 Kamerstukken II 1988-1989, 21 027, nr. 3, p. 3-4 en nr. 5, p. 2-3.


Uitspraak

8 september 2009 Strafkamer nr. 07/12272 Hoge Raad der Nederlanden Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 3 september 2007, nummer 21/000985-07, in de strafzaak tegen: [Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978, wonende te [woonplaats]. 1. Geding in cassatie Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. 2. Beoordeling van het middel Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. 3. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 8 september 2009.