Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ3488

Datum uitspraak2009-07-21
Datum gepubliceerd2009-07-23
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/1799 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Herziening WAO-uitkering. Belastingaspect in fbc 111174 is ontoereikend gemotiveerd. Functie heeft geen hoog handelingstempo. De toelichting van de bezwaararbeidsdeskundige voldoet aan de volgens vaste jurisprudentie van de Raad geldende eisen met betrekking tot inzichtelijkheid, verifieerbaarheid en toetsbaarheid voor een met behulp van het Claimbeoordelings- en borgingssysteem (CBBS) gerealiseerde schatting. De voor betrokkene geldende gangbare arbeid bestaat uit 6 fbcs met in iedere fbc voldoende arbeidsplaatsen. Dit betekent dat, al zou fbc 111174 niet kunnen worden gebruikt, het bestreden besluit toch op een toereikende grondslag is gebaseerd. De Raad is van oordeel dat alle aan betrokkene voorgehouden functies in medisch opzicht voor hem geschikt zijn te achten.


Uitspraak

08/1799 WAO Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 7 februari 2008, 07/2164 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen [Betrokkene], wonende te [woonplaats] (hierna: betrokkene) en appellant. Datum uitspraak: 21 juli 2009 I. PROCESVERLOOP Appellant heeft hoger beroep ingesteld. Namens betrokkene is een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 april 2009. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L. Smid. Betrokkene is niet verschenen. II. OVERWEGINGEN 1. Voor een uitvoeriger uiteenzetting van de feiten waarvan de Raad uitgaat bij zijn oordeelsvorming verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hier wordt volstaan met het volgende. Na een eerdere beroepsprocedure heeft appellant bij besluit van 7 mei 2007 (het bestreden besluit), het bezwaar van betrokkene opnieuw ongegrond verklaard tegen het besluit van 28 oktober 2005, waarbij de mate van betrokkenes arbeidsongeschiktheid met ingang van 29 december 2005 is herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%, terwijl voordien die arbeidsongeschiktheid werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%. Het bestreden besluit rust op een verzekeringsgeneeskundige en arbeidskundige grondslag. 2. De rechtbank heeft het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit gegrond verklaard en dit besluit vernietigd. De rechtbank heeft de beroepsgronden van medische aard die betrokkene tegen het bestreden besluit heeft aangevoerd verworpen. De rechtbank heeft het bestreden besluit in strijd geacht met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht omdat - zo begrijpt de Raad de aangevallen uitspraak dienaangaande - zij van oordeel is dat de signalering “M” bij belastingaspect 1.9.8 van de ten aanzien van betrokkene geselecteerde voorbeeldfunctie onder de functiebestandcode (fbc)111174 ontoereikend is gemotiveerd door appellant. 3. Het oordeel van de Raad over de aangevallen uitspraak. 3.1. Appellant keert zich tegen de aangevallen uitspraak voor zover die betrekking heeft op de arbeidskundige kant van de onderhavige besluitvorming. Betrokkene heeft in hoger beroep verwezen naar al hetgeen hij in eerste aanleg heeft aangevoerd. Voor zover betrokkene hiermee zijn in eerste aanleg tegen de medische kant van de in geding zijnde besluitvorming aangevoerde gronden wenst te richten tegen de aangevallen uitspraak moet de Raad aan die gronden voorbijgaan. De rechtbank heeft die gronden uitdrukkelijk en zonder voorbehoud verworpen. De in hoger beroep door appellant aangevoerde gronden strekken zich niet uit tot die oordelen van de rechtbank. Die oordelen kunnen dan ook in hoger beroep niet opnieuw aan de orde komen. De Raad verwijst hier naar zijn uitspraak van 22 oktober 2008, LJN BG1621. 3.2. Appellant keert zich tegen de aangevallen uitspraak voornamelijk met twee gronden. 3.2.1. In de eerste plaats betoogt appellant, dat de rechtbank ten onrechte het vermelde belastingaspect in fbc 111174 ontoereikend gemotiveerd acht. Die grond slaagt. Uit de rapporten van de arbeidsdeskundige van 28 maart 2006 en 23 april 2007 blijkt dat de arbeidsdeskundige bij dit aspect opmerkt dat het handelingstempo van betrokkene door de verzekeringsarts beperkt wordt geacht en dat derhalve werk moet worden geduid waarin geen hoog handelingstempo is vereist. In de desbetreffende functie wordt het tempo door de machine bepaald, welk tempo bijgehouden moet worden. Het aldus te volgen handelingstempo is als normaal te beschouwen en vormt dus voor betrokkene geen probleem. Uit de beschrijving van die functie in het zogenoemde Resultaat functiebeoordeling blijkt dat het werk betreft in een bedrijf voor de vervaardiging van geschenkdozen. De daarbij behorende werkzaamheden betreffen een zeer beperkt aantal handelingen per doos waarvoor 72 seconden beschikbaar zijn. Volgens de bezwaararbeidsdeskundige - op wiens rapporten appellant zich baseert - kan hier dan ook niet gesproken worden van een hoog handelingstempo. De Raad heeft geen aanleiding appellant hierin niet te volgen. Die toelichting voldoet aan de volgens vaste jurisprudentie van de Raad geldende eisen met betrekking tot inzichtelijkheid, verifieerbaarheid en toetsbaarheid voor een met behulp van het Claimbeoordelings- en borgingssysteem (CBBS) gerealiseerde schatting. De Raad is voorts van oordeel dat er geen aanleiding is die toelichting inhoudelijk voor onjuist te houden. 3.2.2. Voorts heeft appellant aangevoerd dat, zelfs al zou de vermelde fbc buiten beschouwing moeten worden gelaten, er voldoende functies resteren om de onderhavige schatting op te baseren. Ook hierin volgt de Raad, met inachtneming van hetgeen in 3.2.3 wordt overwogen, appellant. De voor betrokkene geldende gangbare arbeid bestaat uit 6 fbcs met in iedere fbc voldoende arbeidsplaatsen. Dit betekent dat, al zou fbc 111174 niet kunnen worden gebruikt, het bestreden besluit toch op een toereikende grondslag is gebaseerd. 3.2.3. Als gevolg van de door haar gekozen benadering is de rechtbank niet toegekomen aan een beoordeling van de medische geschiktheid van de overige aan betrokkene voorgehouden functies. De Raad zal dat doen en overweegt in de eerste plaats dat blijkens de vermelde arbeidskundige rapporten alle door het CBBS gegenereerde signaleringen van de zijde van appellant zijn toegelicht. Ook die toelichtingen voldoen aan de daaromtrent in de vaste jurisprudentie van de Raad geformuleerde criteria van inzichtelijkheid en toetsbaarheid. Voorts heeft de Raad geen aanleiding om die toelichtingen inhoudelijk voor onjuist te houden. Op grond hiervan is de Raad van oordeel dat alle aan betrokkene voorgehouden functies in medisch opzicht voor hem geschikt zijn te achten. 3.3. Hetgeen in 3.2 is overwogen leidt ertoe dat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd en dat het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond zal worden verklaard. 4. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Vernietigt de aangevallen uitspraak; Verklaart het beroep ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door T. Hoogenboom in tegenwoordigheid van I.R.A. van Raaij als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 juli 2009. (get.) T. Hoogenboom. (get.) I.R.A. van Raaij. MH