Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ3828

Datum uitspraak2009-01-21
Datum gepubliceerd2009-07-27
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Middelburg
Zaaknummers62341/ HA ZA 08-171
Statusgepubliceerd


Indicatie

Partijen hebben in 2006 een kop overeenkomst gesloten met betrekking tot een woonboot. Partijen en hebben hierin afspraken gemaakt over ontbinding van de overeenkomst. De uiterste datum voor ontbinding is in overleg tussen partijen vier keer gewijzigd. Opposant heeft voor of op vrijdag 29 december 2006 geen beroep gedaan op een ontbindende voorwaarde. Opposant heeft op 5 januari 2007 de makelaar van geopposeerden bericht dat hij geen hypothecaire geldlening heeft kunnen verkrijgen. Geopposeerden hebben op 7 februari 2007 de overeenkomst ontbonden. Zij hebben opposant gesommeerd de contractuele boete uiterlijk op 14 februari 2007 te voldoen.


Uitspraak

Uitspraak vonnis RECHTBANK MIDDELBURG 62341 / HA ZA 08-171 Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 62341 / HA ZA 08-171 Vonnis in verzet van 21 januari 2009 in de zaak van [opposant], wonende te Koudekerke, gemeente Veere, opposant, advocaat: mr. drs. J. Wouters, tegen [geopposeerden] beiden wonende te Borssele, gemeente Borsele, geopposeerden, advocaat: mr. M.J.F. Sul. De procedure Het verloop van de procedure blijkt uit: het door deze rechtbank op 20 februari 2008 tussen [geopposeerden] als eisers en [opposant] als gedaagde bij verstek gewezen vonnis onder zaaknummer / rolnummer 61082 / HA ZA 08-30; de verzetdagvaarding d.d. 27 maart 2008; de conclusie van antwoord in oppositie; de conclusie van repliek in oppositie. De feiten Partijen hebben op 22 november 2006 een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot de woonboot gelegen aan de [adres] te Middelburg voor een koopprijs van € 198.000,-- (hierna: de woonboot). 2.2. In de koopovereenkomst staat onder andere het volgende: “(…)Artikel 12 (…)3. Wanneer het verzuim betrekking heeft op het meewerken aan de feitelijke en/of juridische levering danwel op voldoening van de koopprijs zal de nalatige partij daarnaast ten behoeve van de wederpartij een zonder rechterlijke tussenkomst opeisbare boete verbeuren. De hoogte van deze boete is gelijk aan tien procent van de totale koopprijs. Voor zover de wederpartij meer schade lijdt, heeft hij, naast de boete, recht op aanvullende schadevergoeding. (…) Ontbindende voorwaarden. Artikel 13 Deze overeenkomst zal, mits met inachtneming van het navolgende, ontbonden (kunnen) worden in elk van de volgende gevallen: Als koper niet vóór één december tweeduizend zes een toezegging heeft verkregen voor het aangaan van een of meer hypothecaire geldleningen tegen een maximale rente van 6,5% bij een rentevastperiode van 20 jaar ter financiering van het bij deze gekochte tot een totale hoofdsom van tenminste de koopprijs vermeerderd met de kosten van verwerving onder de bij de grote geldverstrekkende instellingen gebruikelijke bepalingen, (…). Koper zal ter verkrijging van de financiering al het hem mogelijke verrichten en kan op deze ontbindende voorwaarde alleen een beroep doen door aan verkoper tenminste twee schriftelijke afwijzingen over te leggen. (…) Op vervulling van een in lid 1 en lid 2 gemelde voorwaarden kan slechts koper zich beroepen. Dit beroep moet geschieden door middel van een schriftelijke mededeling aan de notaris. Deze mededeling dient uiterlijk op twee december tweeduizend zes in het bezit van de notaris te zijn. (…)” 2.3. De uiterste datum voor ontbinding is in overleg tussen partijen vier keer gewijzigd. De laatste afspraak daarover was dat de ontbindende voorwaarden uiterlijk op 29 december 2006 ingeroepen zou kunnen worden. [opposant] heeft vóór of op vrijdag 29 december 2006 geen beroep gedaan op een ontbindende voorwaarde. 2.5. [opposant] heeft op vrijdag 5 januari 2007 de makelaar van [geopposeerden] bericht dat hij geen hypothecaire geldlening heeft kunnen verkrijgen . 2.6. [geopposeerden] hebben [opposant] op 5 januari 2007 in gebreke gesteld. 2.7 [geopposeerden] hebben de woonboot op 26 januari 2007 aan een derde verkocht voor een bedrag van € 192.500,--. 2.8. [geopposeerden] hebben op 7 februari 2007 de overeenkomst ontbonden. Zij hebben [opposant] gesommeerd de contractuele boete uiterlijk op 14 februari 2007 te voldoen. Het geschil [geopposeerden] hebben in de verstekprocedure gevorderd dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [opposant] zal veroordelen aan [geopposeerden] tegen kwijting te betalen een boete van € 19.800,--, buitengerechtelijke proceskosten van € 1.500,-- en de kosten van de procedure. [geopposeerden] stellen daartoe dat [opposant] in eerste instantie vóór 1 december 2006 de ontbindende voorwaarde had moeten inroepen, maar dat deze uiterste datum in overleg tussen partijen vier keer is gewijzigd tot laatstelijk 29 december 2006. [opposant] heeft de koopovereenkomst niet ontbonden vóór of op 29 december 2006. Daarmee is voornoemd ontbindingsrecht komen te vervallen. Vervolgens heeft [opposant] nagelaten de woonboot af te nemen. [geopposeerden] hebben [opposant] op 5 januari 2007 in gebreke gesteld. [opposant] heeft daaraan geen gehoor gegeven en is per 18 januari 2007 in verzuim. [geopposeerden] doen een beroep op de opeisbare contractuele boete van 10% van de koopprijs. 3.3. Bij het - hiervoor onder 1 genoemde - verstekvonnis zijn de vorderingen van [geopposeerden] toegewezen, behoudens de vordering wegens buitengerechtelijke proceskosten. [opposant] is veroordeeld in de kosten van de procedure, aan de zijde van [geopposeerden] tot de dag van de uitspraak begroot op in totaal € 1.141,77. [opposant] vordert in verzet dat hij wordt ontheven van de veroordeling uit het verstekvonnis, althans gedeeltelijk ontheven, in die zin dat de boete wordt gematigd en [geopposeerden] te veroordelen in de kosten van het oorspronkelijke geding en het verzet. [opposant] doet primair een beroep op nietigheid van de dagvaarding, omdat geen maand vermeld staat bij de zittingsdag. Subsidiair brengt [opposant] naar voren dat hij niet in verzuim is geraakt. Meer subsidiair verzoekt [opposant] om rechterlijke matiging van de overeengekomen boete. 3.5. [opposant] heeft zijn subsidiair en meer subsidiair gevoerde verweer tegen de oorspronkelijke vordering van [geopposeerden] onder meer als volgt onderbouwd. [opposant] heeft een derde, NHV Verzekeringen, ingeschakeld om financiering te verkrijgen. [opposant] heeft bij twee hypotheekverstrekkers hypotheek gevraagd. [opposant] wilde niets liever dan de levering te laten doorgaan en aan hem kan geen persoonlijk verwijt worden gemaakt. Ondanks alle inspanningen van [opposant] stelde NHV Verzekeringen hem pas op 5 januari 2007 op de hoogte van de afwijzingen van de verzochte hypotheken. Reden voor het niet verstrekken van hypotheek was gelegen in het feit dat [opposant] nog een andere woning op zijn naam had staan, omdat hij verwikkeld was in een echtscheidingsprocedure. NHV heeft niet gevraagd naar zijn huwelijkse staat. Verder voert [opposant] aan dat [geopposeerden] geen schade hebben geleden, omdat de woonboot reeds op 26 januari 2007 is verkocht aan een derde voor een prijs van € 192.500,-- waarbij alleen de woonboot is verkocht en niet ook de ligplaats en de inboedel. In elk geval bedraagt de schade maximaal € 5.500,--. [opposant] stelt verder dat hij in tegenstelling tot [geopposeerden] geen professionele bijstand bij het sluiten van de koopovereenkomst had. [opposant] had al snel een offerte van de Rabobank voor financiering, maar de Rabobank heeft deze offerte ingetrokken. [opposant] heeft direct na het verkrijgen van duidelijkheid over de financiering [geopposeerden] ingelicht en dat was maar een paar dagen na het verstrijken van de termijn voor ontbinding. Verder was de termijn voor ontbinding korter dan gebruikelijk. Ten slotte bestaat er, aldus nog steeds [opposant], een wanverhouding tussen de boete en de geleden schade. 3.6. [geopposeerden] voeren ten aanzien van de nietigheid in de dagvaarding aan dat [opposant] niet onredelijk in zijn belangen is geschaad en dat het beroep op nietigheid daarom verworpen moet worden. [geopposeerden] stellen voorts dat [opposant] de koopovereenkomst niet tijdig heeft ontbonden en hij aan zijn verplichtingen om de koopovereenkomst na te komen niet heeft voldaan, waardoor de overeengekomen boete verschuldigd is. [geopposeerden] betwisten gemotiveerd dat er reden is voor matiging van de boete. De beoordeling De roldatum moet op straffe van nietigheid opgenomen worden in een dagvaarding. In de oorspronkelijke aan [opposant] betekende dagvaarding d.d. 11 januari 2008 staat de maand waarin de terechtzitting zal plaatsvinden, niet vermeld (dit in tegenstelling tot de bij de rechtbank ingediende dagvaarding; daarop staat als zittingsdag 30 januari 2008 vermeld). [opposant] is echter in verzet gekomen van het vonnis dat gewezen is op de in beginsel nietige dagvaarding. Naar het oordeel van de rechtbank heeft voornoemd gebrek in de dagvaarding [opposant] niet onredelijk in zijn belangen geschaad. Het beroep op nietigheid wordt dan ook verworpen. [opposant] heeft echter wel onnodig extra kosten moeten maken voor betekening van de verzetdagvaarding en een conclusie van repliek in oppositie. [geopposeerden] zullen worden veroordeeld tot betaling van die extra kosten. 4.2. De rechtbank overweegt het volgende. De koopovereenkomst tussen partijen is rechtsgeldig. De termijn voor het inroepen van een ontbindende voorwaarde in de koopovereenkomst liep af op 29 december 2006. [opposant] heeft niet vóór of op 29 december 2006 een beroep gedaan op een ontbindende voorwaarde van de overeenkomst, zodat de overeenkomst niet door hem is ontbonden. [opposant] heeft de woonboot vervolgens niet betaald en is dus zijn verplichting uit de koopovereenkomst niet nagekomen. [opposant] is met betrekking tot het afnemen van de woonboot in verzuim geraakt op 18 januari 2007 en is daarom de overeengekomen boete verschuldigd. 4.3. Matiging van een overeengekomen boete door de rechter is alleen mogelijk indien de billijkheid dat klaarblijkelijk eist. Het woord ‘klaarblijkelijk’ in de voorgaande zinsnede geeft aan dat niet snel een uitzondering mag worden aangenomen, omdat de samenleving er groot belang bij heeft dat overeenkomsten worden nagekomen, zeker in dit geval waar het onroerend goed betreft. De feiten die [opposant] heeft aangevoerd, dienen voor zijn risico te blijven. Zo komen de gedragingen van personen die hij heeft ingeschakeld bij de verkrijging van financiering voor zijn rekening. Daarnaast heeft hij zelf als partij de afspraken gemaakt die in de overeenkomst staan, zoals de korte termijn voor levering en inroeping van de ontbindende voorwaarden evenals de contractuele boete op niet nakoming van de overeenkomst. Ten derde had hij moeten begrijpen dat het van belang was te vertellen bij het verkrijgen van financiering dat hij nog een huis in eigendom had. Voorts is het enkele feit dat er een wanverhouding zou bestaan tussen de boete en de daadwerkelijke schade onvoldoende om aan te nemen dat de billijkheid het klaarblijkelijk eist dat de boete moet worden gematigd. De rechtbank ziet derhalve geen aanleiding de boete te matigen. 4.4. Nu de verweren falen, zal de rechtbank het verzet ongegrond verklaren. 4.5. Als de dagvaarding in de oorspronkelijke procedure op de juiste wijze was betekend dan had [opposant] de onder 4.1. genoemde extra kosten niet hoeven maken. [geopposeerden] zullen in de extra proceskosten worden veroordeeld die aan de zijde van [opposant] worden begroot op: - verzetdagvaarding € 85,44 - salaris advocaat € 579,-- (1 punt x tarief € 579,--) € 664,44 4.6. [opposant] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [geopposeerden] worden begroot op: - betaald vast recht nihil - salaris advocaat € 579,-- (1 punt × tarief € 579,--) Totaal € 579,-- De beslissing De rechtbank verklaart het verzet ongegrond; veroordeelt [geopposeerden] tot betaling aan [opposant] van de extra kosten van de verzetprocedure ad € 664,44; veroordeelt [opposant] in de proceskosten, aan de zijde van [geopposeerden] tot op heden begroot op EUR 579,--; verklaart beide proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is gewezen door mr. H.K.N. Vos en in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2009.