Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ4002

Datum uitspraak2009-07-24
Datum gepubliceerd2009-07-28
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers24-000571-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte wordt ter zake van uitkeringsfraude veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair te vervangen door 30 dagen hechtenis, waarvan 30 uren, subsidiair te vervangen door 15 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.


Uitspraak

Parketnummer: 24-000571-08 Parketnummer eerste aanleg: 19-810229-06 Arrest van 24 juli 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 22 februari 2008 in de strafzaak tegen: [verdachte], geboren op [1980] te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats], [adres], verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. L.S. Slinkman, advocaat te Hoogezand. Het vonnis waarvan beroep De politierechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven. Gebruik van het rechtsmiddel De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. De vordering van de advocaat-generaal De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 90 uren, subsidiair te vervangen door 45 dagen hechtenis. De beslissing op het hoger beroep Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen. Tenlastelegging Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat: hij op een of meer tijdstippen, althans op enig tijdstip in of omstreeks de periode van 01 januari 2005 tot en met 13 juni 2006 en/of de periode van 26 augustus 2006 tot en met 07 februari 2007 te [plaats], gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 17 van de Wet Werk en Bijstand, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens (schriftelijk) te verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een WWB-uitkering via de gemeente [gemeente], dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk aan de (afdeling Maatschappelijke zaken van de) gemeente [gemeente] en/of (vervolgens) de ISD te Assen, in het geheel niet (schriftelijk) gemeld dat hij, verdachte, in genoemde periode(n) met [medeverdachte] samenwoonde, althans een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd, dan wel dat die [medeverdachte] haar hoofdverblijf had in de door verdachte bewoonde woning aan de [adres] te [woonplaats], zulks terwijl dat toen telkens wel het geval was; Bewezenverklaring Het hof acht ten aanzien van verdachte bewezen dat: hij op tijdstippen in de periode van 26 augustus 2006 tot en met 07 februari 2007 te [plaats], gemeente [gemeente], in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 17 van de Wet Werk en Bijstand, opzettelijk heeft nagelaten de benodigde gegevens (schriftelijk) te verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf, terwijl verdachte redelijkerwijze moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een WWB-uitkering via de gemeente [gemeente], dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk aan de ISD te Assen, in het geheel niet (schriftelijk) gemeld dat [medeverdachte] haar hoofdverblijf had in de door verdachte bewoonde woning aan de [adres] te [woonplaats], zulks terwijl dat toen telkens wel het geval was. Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen. Kwalificatie Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf: in strijd met een hem bij of krachtens een wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf, en terwijl hij redelijkerwijze moet vermoeden dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn recht op een verstrekking of tegemoetkoming. Strafbaarheid Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht. Strafmotivering Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft in de periode van 26 augustus 2006 tot en met 7 februari 2007 nagelaten om aan de Intergemeentelijke Sociale Dienst (ISD) te Assen te melden dat hij samenwoonde met zijn vriendin. Verdachte was daartoe verplicht daar hij een uitkering genoot krachtens de Wet Werk en Bijstand (WWB). Door aldus relevante gegevens aan de ISD te onthouden, heeft verdachte de gemeente en de ISD de mogelijkheid ontnomen om volledig inzicht te krijgen in feiten en omstandigheden die van belang zijn voor de beoordeling van (de hoogte van) zijn aanspraak op een uitkering. Het hof houdt rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit het Justitiƫle Documentatieregister d.d. 16 april 2009 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk strafbaar feit is veroordeeld. Gelet op het feit dat het hof tot een beperktere bewezenverklaring komt dan de advocaat-generaal zal het hof een deels voorwaardelijke werkstraf opleggen van kortere duur dan door de advocaat-generaal gevorderd. Toepassing van wetsartikelen Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c (oud), 22d, en 227b van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak HET HOF, RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP: vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende: verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij; veroordeelt verdachte [verdachte] tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van zestig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van dertig dagen zal worden toegepast; beveelt dat een gedeelte van de werkstraf groot dertig uren, subsidiair vijftien dagen vervangende hechtenis, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Dit arrest is aldus gewezen door mr. J.J. Beswerda, voorzitter, mr. G. Dam en mr. W.F. van Zant, in tegenwoordigheid van mr. M. Koster als griffier, zijnde mr. Dam en mr. Van Zant voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.