Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ4012

Datum uitspraak2009-07-24
Datum gepubliceerd2009-07-29
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers24-002290-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte wordt ter zake van een tweetal diefstallen in vereniging veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken. Voor overtreding van artikel 2.4.8 van de Algemene Plaatselijke Verordening Deventer (1994) heeft het hof toepassing gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.


Uitspraak

Parketnummer: 24-002290-08 Parketnummer eerste aanleg: 07-400232-07 Arrest van 24 juli 2009 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 5 november 2007 in de strafzaak tegen: [verdachte], geboren op [.... ] 1959 te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats], [adres], niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsvrouw van verdachte mr. M.B.W.G. Beutener, advocaat te Deventer. Het vonnis waarvan beroep De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf en heeft verdachte schuldig verklaard aan een overtreding zonder oplegging van een straf, zoals in dat vonnis omschreven. Gebruik van het rechtsmiddel De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep De raadsvrouw van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen. Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. De vordering van de advocaat-generaal De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken en verdachte ter zake van het onder 3 ten laste gelegde schuldig zal verklaren zonder oplegging van een straf. De beslissing op het hoger beroep Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen. Tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: 1. hij op of omstreeks 14 mei 2007 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen handschoenen, een poncho, een spin, gereedschap, regenkleding en/of een zadeltasje, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s); 2. hij op of omstreeks 14 mei 2007 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een trainingsbroek en/of een handdoek, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s); 3. hij op of omstreeks 24 april 2006 in de gemeente [gemeente] op de openbare weg, de [straat], alcoholhoudende drank (bier) heeft genuttigd, althans een aangebroken blikje met alcoholhoudende drank (bier) bij zich heeft gehad. Bewezenverklaring Het hof acht ten aanzien van verdachte bewezen dat: 1. hij op 14 mei 2007 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen handschoenen, een poncho, een spin, gereedschap, regenkleding en een zadeltasje toebehorende aan anderen dan aan verdachte en zijn mededader; 2. hij op 4 mei 2007 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een trainingsbroek en een handdoek, toebehorende aan [slachtoffer 2]; 3. hij op 24 april 2006 in de gemeente [gemeente] op de openbare weg, de [straat], een aangebroken blikje met alcoholhoudende drank (bier) bij zich heeft gehad. Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen. Kwalificatie Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven: onder 1 en 2 telkens: diefstal door twee of meer verenigde personen; en de overtreding: onder 3:overtreding van artikel 2.4.8 van de Algemene Plaatselijke Verordening Deventer (1994). Strafbaarheid Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht. Strafmotivering Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft samen met een ander goederen gestolen uit een tweetal fietstassen. Hij heeft hiermee inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de rechthebbenden. Daarnaast heeft verdachte een bepaling uit de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente [gemeente] overtreden door een aangebroken blikje bier bij zich te hebben op de openbare weg. Verdachte heeft bovendien bij de politie erkend zich schuldig te hebben gemaakt aan overtreding van artikel 4.4.6 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente [gemeente], welk ad-informandum gevoegd feit (met parketnummer 07-540346-07) thans, als meegewogen in de op te leggen straf, als afgedaan dient te worden beschouwd. Uit een verdachte betreffend uittreksel uit het Justitiƫle Documentatieregister van 16 april 2009 blijkt dat verdachte veelvuldig is veroordeeld ter zake van soortgelijke strafbare feiten. Ondanks eerder opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraffen is verdachte doorgegaan met het plegen van strafbare feiten. Ter zitting van het hof heeft de raadsvrouw van verdachte betoogd dat er sprake is van gewijzigde persoonlijke omstandigheden. Verdachte heeft een eigen woning en er kan gezocht worden naar een intensieve ambulante begeleiding van verdachte. De raadsvrouw heeft het hof verzocht om oplegging van een werkstraf. Alles overwegend zal het hof, conform de beslissing van de rechtbank en de vordering van de advocaat-generaal, voor het onder 1 en 2 bewezenverklaarde een gevangenisstraf van na te melden duur opleggen. Een andere, lichtere, strafmodaliteit zoals door de raadsvrouw is verzocht is - gelet op verdachtes justitiƫle verleden - niet meer aan de orde. Daarnaast zal het hof, eveneens conform de beslissing van de rechtbank en de vordering van de advocaat-generaal, voor het onder 3 bewezenverklaarde toepassing geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Toepassing van wetsartikelen Het hof heeft gelet op artikel 154 van de Gemeentewet, artikel 2.4.8 van de Algemene Plaatselijke Verordening Deventer (1994) en de artikelen 9a, 57 (oud), 62, 63 (oud), 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak HET HOF, RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP: vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende: verklaart het verdachte onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij; bepaalt dat aan [verdachte] ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd; veroordeelt verdachte [verdachte] ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken. Dit arrest is aldus gewezen door mr. G. Dam, voorzitter, mr. J.J. Beswerda en mr. W.F. van Zant, in tegenwoordigheid van mr. M. Koster als griffier, zijnde mr. Van Zant voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.