Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ4266

Datum uitspraak2009-02-18
Datum gepubliceerd2009-07-30
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers313072 / HA ZA 08-1911
Statusgepubliceerd


Indicatie

Eiseres vordert in conventie betaling van facturen m.b.t. door haar geleverde pluggen t.b.v. het opkweken van plantmateriaal. Gedaagde betoogt dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming. Klachtplicht ex artikel 6:89 en 7:23 lid 1 BW


Uitspraak

vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 313072 / HA ZA 08-1911 Vonnis van 18 februari 2009 in de zaak van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid QUICK PLUG B.V., gevestigd te Poeldijk, gemeente Westland, eiseres in conventie, verweerster in reconventie, advocaat mr. P.S.M. van den Enden, tegen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid POTHOS PLANT B.V., gevestigd te Honselersdijk, gemeente Westland, gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, advocaat mr. R.C. van Keulen. Partijen zullen hierna Quick Plug en Pothos genoemd worden. 1. De procedure Het verloop van de procedure blijkt uit: - de dagvaarding van 5 juni 2008, met producties; - de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie, met producties; - het tussenvonnis van 13 augustus 2008; - het proces-verbaal van comparitie van 16 december 2008 met de daarin genoemde gedingstukken. 2. De feiten in conventie en in reconventie 2.1. Pothos is een veredelings- en vermeerderingsbedrijf op het gebied van - onder meer - planten van het geslacht Phalaenopsis (orchidee). Voor de veredeling/vermeerdering gebruikt Pothos zeer klein beworteld plantmateriaal dat wordt geplant in kleine pluggen, waarin het plantmateriaal wordt gekweekt. 2.2. Quick Plug heeft de V-Xcel plug (hierna: de plug) ontwikkeld en heeft vanaf november 2006 diverse partijen pluggen aan Pothos geleverd. 2.3. De heer [A.] van [A.] research B.V. heeft in opdracht van Quick Plug één plug door laboratorium Altic B.V. laten onderzoeken. De plug is op 8 november 2007 (de rechtbank begrijpt dat dit 2008 moet zijn) aangeboden en de laboratoriumrapportage is op diezelfde dag opgemaakt. [A.] heeft bij brief van 18 november 2008 een “vertaling rapportage analyses” aan Quick Plug doen toekomen waarin - onder meer - is opgenomen: “Conclusie: Al met al een heel net monster voor deze quickplug waarop een Phalaenopsis in de plug goed op kan groeien. Dit is het startmonster. De plant groeit met de mest die je erin stopt. Watergeven en bemesten is vanaf dag 1 belangrijk in combinatie met het klimaat. Een plug met substraat zonder bark is anders dan het gebruikelijke substraat met bark (schors van bomen). Bark buffert ook voedingstoffen. Bij een nieuw substraat hoort ook een andere bemesting en goede controle van de bemesting. De Phalaenopsis plant heeft een goede start met een plug van deze interne kwaliteit.” 3. Het geschil in conventie 3.1. Quick Plug vordert veroordeling van Pothos tot betaling van EUR 39.495,31, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2008 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van Pothos in de proceskosten. 3.2. Ter onderbouwing van haar vordering stelt Quick Plug dat Pothos van de in rekening gebrachte bedragen voor de pluggen in totaal EUR 37.250,11 onbetaald heeft gelaten. Op grond van de tussen partijen overeengekomen algemene voorwaarden is Pothos daarnaast wettelijke rente verschuldigd, welke rente tot 1 juni 2008 EUR 1.087,20 bedraagt en buitengerechtelijke incassokosten van EUR 1.158,- conform Rapport Voorwerk II, aldus Quick Plug. 3.3. Pothos voert gemotiveerd verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. in reconventie 3.4. Pothos vordert - zakelijk weergegeven - dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, in reconventie 1. voor recht zal verklaren dat Quick Plug aansprakelijk is voor de geleden en nog te lijden schade, voortvloeiend uit het handelen zoals in de conclusie van eis in reconventie beschreven; 2. Quick Plug zal veroordelen de geleden schade aan Pothos te betalen, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 juli 2008; 3. Quick Plug zal veroordelen om EUR 75.000,- aan Pothos te betalen aan voorschot op het toe te wijzen schadebedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 juli 2008; 4. Quick Plug zal veroordelen om aan Pothos EUR 1.788,- buitengerechtelijke kosten te betalen; in conventie en in reconventie 5. Quick Plug zal veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis en te vermeerderen met de nakosten. 3.5. Aan de vordering genoemd onder 3.4. 1 legt Pothos de stelling ten grondslag dat het plantmateriaal in de pluggen zich de eerste zes maanden (hierna: fase 1) goed heeft ontwikkeld, maar dat na het overpoten (hierna: fase 2) de verdere groei te traag is verlopen. Volgens Pothos is gebleken dat de wortels in fase 2 niet doorgroeien en zij wijt dat aan de samenstelling van de plug. Dat betekent dat Quick Plug toerekenbaar tekort is geschoten. Quick Plug heeft diverse proeven uitgevoerd om de problemen te verhelpen, maar dat is niet gelukt. Pothos is in retrospectief tot de conclusie gekomen dat zij ten onrechte als proeftuin voor de plug van Quick Plug is gebruikt, aldus Pothos. 3.6. De vorderingen genoemd onder 3.4. 2 en 3 grondt Pothos op de stelling dat zij schade heeft geleden, onder meer bestaande uit uitval van plantmateriaal, schadeclaims en omzetderving, welke schade zij vooralsnog begroot op EUR 1.954.408,-. 3.7. De buitengerechtelijke kosten, genoemd onder 3.4. 4, zijn door Pothos geënt op het rapport Voorwerk II. 3.8. Quick Plug voert gemotiveerd verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 4. De beoordeling in conventie 4.1. Ten verwere betoogt Pothos allereerst dat de vordering van Quick Plug dient te worden afgewezen omdat een deugdelijke feitelijke dan wel juridische grondslag ontbreekt. De rechtbank kan dit verweer niet plaatsen. In de dagvaarding heeft Quick Plug aangegeven dat zij pluggen heeft geleverd aan Pothos en facturen heeft gezonden, welke facturen - ondanks herhaalde aanmaning - door Pothos niet zijn voldaan. Dit feitencomplex levert wanprestatie op, welke rechtsgrond de rechtbank zonodig ambtshalve dient aan te vullen. Hiermee is de vordering van Quick Plug deugdelijk onderbouwd. 4.2. Ten tweede voert Pothos ten verwere aan dat Quick Plug toerekenbaar tekort is geschoten. Op die basis is Pothos van mening dat zij niet gehouden is om haar deel van de overeenkomst te voldoen. De rechtbank stelt voorop dat een enkel beroep op toerekenbare tekortkoming - zonder ontbinding te vorderen of een beroep te doen op opschorting (in combinatie met verrekening) - onvoldoende is om van de eigen verbintenis ontheven te worden. Dat betekent dat de gevorderde hoofdsom in conventie in beginsel toewijsbaar is. 4.3. Ten derde doet Pothos een beroep op verrekening van de vordering in conventie met (een deel van) haar vordering in reconventie. De rechtbank komt in dat kader in conventie alsnog toe aan het verweer van Pothos dat Quick Plug toerekenbaar tekort is geschoten om te kunnen beoordelen of en zo ja, tot welk bedrag, de vordering in conventie teniet is gegaan. 4.4. Quick Plug betoogt - met verwijzing naar haar algemene voorwaarden - dat beoordeling van deze vordering van Pothos niet meer aan de orde is, omdat de vordering is verjaard. Pothos heeft pas op 18 januari 2008 voor het eerst mondeling gereclameerd en in de algemene voorwaarden is een verjaringstermijn voor aansprakelijkheid voor gebreken opgenomen van drie maanden na feitelijke levering van de pluggen. Pothos betwist dat partijen toepasselijkheid van algemene voorwaarden zijn overeengekomen en voorts betwist Pothos dat - zou al sprake zijn van toepasselijkheid van algemene voorwaarden - deze voorwaarden aan haar ter hand zijn gesteld. De rechtbank constateert dat in de door Quick Plug overgelegde offertes van 11 oktober 2006 en 15 november 2006 (bijlage 1 en 2 bij de brief van 1 december 2008) wordt verwezen naar de algemene voorwaarden van Quick Plug, waarmee de toepasselijkheid is overeengekomen, nu de offertes tot koopovereenkomsten hebben geleid. Quick Plug stelt echter zelf dat zij de algemene voorwaarden niet ter hand stelt maar (slechts) op aanvraag kosteloos een exemplaar verstrekt. Daarmee is niet voldaan aan het vereiste van terhandstelling van artikel 234 lid 1 aanhef en onder a. BW, zodat Pothos zich terecht op de vernietigbaarheid van de algemene voorwaarden heeft beroepen. 4.5. Vervolgens stelt Quick Plug zich op het standpunt dat Pothos niet aan haar klachtplicht in het kader van artikel 7:23 lid 1 jo 6:89 BW heeft voldaan. De eerste (grote) partij pluggen is in november 2006 geleverd. Pothos heeft pas op 18 januari 2008 (mondeling) gereclameerd. Dat is veel te laat, aldus Quick Plug. 4.6. De rechtbank stelt voorop dat Pothos volgens artikel 7:23 lid 1 BW binnen bekwame tijd nadat zij het gebrek in de pluggen heeft ontdekt of redelijkerwijs had behoren te ontdekken, Quick Plug daarvan op de hoogte moet brengen. Voor de bepaling van het tijdstip waarop Pothos het gebrek redelijkerwijs had behoren te ontdekken, acht de rechtbank van belang dat Pothos een professionele en deskundige partij is. Volgens Pothos zijn vanuit haar bedrijf teeltdeskundige de heer [B.] betrokken geweest bij het teeltproces met betrekking tot de feitelijke en meer technische situatie van de pluggen en de heer [C.], hoofd teeltafdeling, die een orchideeënspecialist is. Voorts is de heer [D.] van de Dienst Landbouwkundige Voorlichting ten tijde van de door Pothos gestelde problemen met de pluggen op het bedrijf aanwezig geweest evenals de heer [A.], die door beide partijen met betrekking tot de beoordeling van de pluggen als deskundige wordt beschouwd. Tijdens de comparitie is door Pothos verklaard dat [D.] en [A.] al in de periode juni/oktober 2007 de plug als mogelijke oorzaak van de groeivertraging hebben aangewezen. Dat betekent naar het oordeel van de rechtbank dat de ‘onderzoeksplicht’ als onderdeel van de klachtplicht rond juni/juli 2007 is aangevangen. Uit het rapport van [A.] (vergelijk onder 2.3) volgt dat het laboratoriumonderzoek in verband met de samenstelling van de door [A.] aan het laboratorium aangeboden plug binnen één dag is afgerond. De rechtbank houdt het er dan ook voor dat met het onderzoek naar één van de door Quick Plug aan Pothos geleverde pluggen (zou Pothos dat onderzoek hebben uitgevoerd) maximaal twee weken zouden zijn gemoeid, zodat de rechtbank aanneemt dat Pothos uiterlijk eind juli 2007 redelijkerwijs had behoren te ontdekken dat de door Quick Plug geleverde pluggen non-conform waren. Vervolgens diende Pothos Quick Plug binnen bekwame tijd op de hoogte te stellen van het gebrek. Naar het oordeel van de rechtbank is deze bekwame tijd uiterlijk eind september 2007 verstreken, waarbij de rechtbank de volgende omstandigheden in aanmerking neemt. Pothos claimt dat de non-conformiteit van de pluggen grote schade harerzijds tot gevolg heeft, welke schade door de zichtbare groeivertraging en gezien Pothos’ deskundigheid voorzienbaar en te begroten was. Bij een dergelijke schadeomvang heeft Quick Plug er belang bij zo spoedig mogelijk op de hoogte gesteld te worden van non-conformiteit. Voorts heeft Pothos zelf tijdens de comparitie van partijen aangegeven dat zij (misschien) eerder had kunnen klagen. Ten slotte was het voor Quick Plug van groot belang tijdig op de hoogte gesteld te worden in verband met de vervolgleveringen aan Pothos van vergelijkbare pluggen. 4.7. De rechtbank passeert het betoog van Pothos dat zij wel degelijk tijdig heeft gereclameerd en dat de problemen met de plug al vanaf juni/juli 2007 bij Quick Plug bekend waren, hetgeen volgens Pothos zou blijken uit het feit dat Quick Plug vanaf die tijd adviezen heeft gegeven met betrekking tot het gebruik van de pluggen en proeven heeft gedaan. Quick Plug heeft gemotiveerd betwist dat haar adviezen/proeven verband houden met een klacht van Pothos met betrekking tot de samenstelling van de pluggen. Zij betoogt dat bedoelde proeven altijd worden gedaan ter optimalisatie van het product. Voorts geeft Quick Plug aan dat een deel van de uitgevoerde proeven met de pluggen noodzakelijk was vanwege de keuze van Pothos voor een verkeerde tray waardoor de pluggen te droog werden. Pothos heeft deze betwisting onvoldoende weersproken gelaten en op de comparitie van partijen slechts in zijn algemeenheid aangegeven dat de mogelijkheid dat er iets mis zou kunnen zijn met de plug eerder aan de orde is geweest, en verklaard dat zij naar de conclusie dat het de plug moest zijn, is toegegroeid. De rechtbank passeert daarom deze stellingname als onvoldoende feitelijk geadstrueerd. Zij houdt het ervoor dat voor het eerst op 18 januari 2008 door Pothos is geklaagd. Op dat moment was de klachttermijn reeds geruime tijd verstreken zodat Pothos geen beroep meer toekomt op non-conformiteit. 4.8. Pothos voert vervolgens aan dat zij op 18 januari 2008 in ieder geval tijdig heeft geklaagd met betrekking tot de vijf zendingen pluggen geleverd vanaf 4 oktober 2007 tot en met 30 november 2007. De rechtbank volgt Pothos niet in dit betoog. Nu de klachttermijn voor de zending pluggen van november 2006 uiterlijk eind september 2007 is verstreken, had Pothos bij aflevering van de zendingen vanaf 4 oktober 2007 redelijkerwijs op de hoogte kunnen zijn dat de pluggen non-conform zouden zijn, zodat redelijkheid en billijkheid aan een nieuwe klachttermijn voor deze pluggen in de weg staan. Dat betekent dat Pothos voor geen van de door Quick Plug geleverde pluggen een beroep kan doen op non-conformiteit. 4.9. Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat indien zij aan het beroep van Pothos op non-conformiteit zou zijn toegekomen, dit beroep zou zijn gepasseerd. Het is aan Pothos te stellen en zonodig te bewijzen dat er aan de door Quick Plug geleverde pluggen een gebrek kleeft dat non-conformiteit oplevert. De rechtbank constateert dat door Pothos op geen enkele wijze is onderbouwd dat de samenstelling van de plug de oorzaak is voor de vertraging van de groei in fase 2. Pothos betwist slechts de door Quick Plug gestelde oorzaken - los van de pluggen - voor deze vertraging van de groei. Voorts wijst de rapportage van [A.] (zie onder 2.3) er juist op dat de samenstelling van de plug goed is. Pothos betwist de juistheid van deze rapportage doordat zij tijdens de comparitie van partijen heeft gesteld dat bij haar geen monster is genomen zodat niet duidelijk is of het een aan haar geleverde plug betreft, maar zij heeft zelf vervolgens geen onderzoek laten doen naar een wèl aan haar geleverde plug. Het voorgaande betekent dat Pothos haar stellingen op dit punt onvoldoende feitelijk heeft geadstrueerd, waarmee haar vordering tot verrekening in conventie (en haar schadevergoedingsvordering in reconventie) zou(den) zijn afgewezen. 4.10. Naast de hoofdsom heeft Quick Plug primair op basis van de algemene voorwaarden en subsidiair op grond van de wet de wettelijke handelsrente gevorderd, welke rente tot 1 juni 2008 - onweersproken - is berekend op EUR 1.087,20. Op basis van de subsidiaire grondslag komt deze rente voor toewijzing in aanmerking. 4.11. De door Quick Plug gevorderde buitengerechtelijke incassokosten op basis van de algemene voorwaarden liggen - met verwijzing naar rechtsoverweging 4.4 - voor afwijzing gereed. Voor een op de wet gebaseerde vordering van buitengerechtelijke incassokosten stelt de rechtbank voorop dat het rapport Voorwerk-II niet (tenminste) recht geeft op het door Quick Plug berekende bedrag van EUR 1.158,-. Enkel de daadwerkelijk gemaakte buitengerechtelijke kosten komen voor toewijzing in aanmerking. Daarbij hanteert de rechtbank het uitgangspunt dat het moet gaan om verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Nu in de producties 2 tot en met 8 bij dagvaarding - waarnaar Quick Plug verwijst ter onderbouwing van haar vordering - slechts twee brieven van de raadsman van Quick Plug zijn opgenomen, dient er van te worden uitgegaan dat vóór de aanvang van het geding geen andere of meer kosten zijn gemaakt dan die welke ter voorbereiding van een geding in het algemeen redelijk en noodzakelijk zijn. Die kosten moeten worden aangemerkt als betrekking hebbende op verrichtingen waarvoor de in de artikelen 237 tot en met 240 Rv bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal daarom worden afgewezen. 4.12. Pothos zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden veroordeeld. in reconventie 4.13. Aangezien in conventie is geoordeeld dat Pothos niet tijdig heeft geklaagd, waarmee haar beroep op non-conformiteit is vervallen, ligt de reconventionele vordering voor afwijzing gereed. 4.14. Pothos zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden veroordeeld. 5. De beslissing De rechtbank in conventie 5.1. veroordeelt Pothos om aan Quick Plug te betalen een bedrag van EUR 38.337,31, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6: 119a BW vanaf 1 juni 2008 tot aan de dag der algehele voldoening, 5.2. veroordeelt Pothos in de proceskosten, aan de zijde van Quick Plug tot op heden begroot op EUR 1.447,50 aan salaris advocaat en EUR 941,80 aan verschotten, 5.3. verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad, 5.4. wijst het meer of anders gevorderde af, in reconventie 5.5. wijst de vorderingen af, 5.6. veroordeelt Pothos in de proceskosten, aan de zijde van Quick Plug tot op heden begroot op EUR 289,50 aan salaris advocaat. Dit vonnis is gewezen door mr. G.H.I.J. Hage en in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.