Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ4343

Datum uitspraak2009-07-31
Datum gepubliceerd2009-08-03
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers04/650007-09
Statusgepubliceerd


Indicatie

Overval op twee fritures. Bewijs en strafmaat.


Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND Sector strafrecht Parketnummer : 04/650007-09 Datum uitspraak : 31 juli 2009 Tegenspraak Vonnis van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen: [verdachte 9], [geboortedatum plaats], [adres en woonplaats], thans gedetineerd 1. Het onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 juli 2009 en 17 juli 2009. 2. De tenlastelegging De verdachte staat terecht ter zake dat: 1. hij op of omstreeks 20 december 2008 te Blerick, in elk geval in de gemeente Venlo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan '[plaats delict 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld heeft bestaan in het zich lostrekken uit de greep van genoemde [slachtoffer 3] en/of welke bedreiging met geweld heeft bestaan in het tonen van een pistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan genoemde [slachtoffer 2] en/of het richten van een pistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd, althans lichaam van genoemde [slachtoffer 2] en/of (daarbij) tegen genoemde [slachtoffer 2] heeft gezegd: "Geld" en/of dat genoemde [slachtoffer 2] het geld moest afgeven, althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking; (zaak 2) (art. 312 Wetboek van Strafrecht) 2. hij in of omstreeks de nacht van 30 november 2008 op 1 december 2008 te Panningen, in elk geval in de gemeente Helden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een clubgebouw, gelegen aan de [adres], heeft weggenomen twee kluizen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming; (Zaak 17) (art. 311 Wetboek van Strafrecht) 3. hij in of omstreeks de periode van 26 november tot en met 9 december 2008 te Tegelen, in elk geval in de gemeente Venlo, in elk geval in Nederland, een personenauto, merk Subaru heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen van die personenauto wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof; (zaak 18) (art. 416 jo 417BIS Wetboek van Strafrecht) Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad. 3. De geldigheid van de dagvaarding Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is. 4. De bevoegdheid van de rechtbank Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen. 5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen. 6. Schorsing der vervolging Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken. 7. Bewijsoverwegingen 7.1. Standpunten van de officier van justitie en de verdediging. De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 14 juli 2009 gevorderd dat het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 en 3 ten laste gelegde. 7.2. Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen . De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. Ten aanzien van feit 1 Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting verklaard dat hij met de medeverdachten naar Blerick is gelopen, daar de hem bekende [getuige 1] tegenkwam en met de medeverdachten in de friture ging eten. Vervolgens zijn ze naar buiten gegaan en drie van hen gingen weer terug naar binnen. Na de overval zijn ze samen gevlucht en later bij de Maas opgehaald door de broer van verdachte. Deze verklaring strookt met de verklaringen van getuige [getuige 1], aangeefster en de verklaring van verdachtes broer. Ook heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij in de friture is gaan eten onder andere met medeverdachte [medeverdachte 10]. Dat verdachte, anders dan hij daarover zelf verklaard, bij de overval een rol heeft gespeeld die als medepleger kan worden aangemerkt baseert de rechtbank op navolgende bewijsmiddelen. - de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 juli 2009 inhoudende: dat verdachte op 20 december 2008 rond 21.44 uur voor de friture ’[plaats delict 1] te Blerick heeft gestaan. - het proces-verbaal van aangifte - de verklaring van [slachtoffer 3] - het proces-verbaal van bevindingen inhoudende dat medeverdachte [medeverdachte 10] [medeverdachte 2] heeft gebeld en aan hem heeft gevraagd of hij geld wilde maken en [geplande overval] wilde overvallen en (even later in de tijd) [medeverdachte 10] [medeverdachte 2] weer belde en zei dat [geplande overval] dicht was en dat hij nu de friture ’[plaats delict 1] wilde overvallen . - de verklaring van [medeverdachte 1] inhoudende: dat hij betrokken is geweest bij de overval op een friture bij de [adres] te Blerick op 20 december 2008; dat persoon C tijdens het eten in de friettent zei dat er in de friture geen camera’s waren en er vermoedelijk veel geld in de kassa zou liggen; dat tijdens het eten in de friettent besloten werd deze te overvallen; dat er een rolverdeling is gemaakt; dat hij (A) geld uit de kassa heeft gehaald;. dat persoon B dat ook heeft gedaan; dat persoon C bij deur van de friettent stond; dat persoon D het pistool had; dat persoon C de deur heeft opengemaakt en dat hij samen met persoon B en C is weggerend; dat persoon D achter bleef omdat hij achter de toonbank stond. Bewijsoverweging: De rechtbank merkt met betrekking tot de betrouwbaarheid van de onder de bewijsmiddelen opgenomen verklaring van [medeverdachte 2] het volgende op. De verklaringen van [medeverdachte 2] vinden niet alleen steun in de bewijsmiddelen maar sluiten ook aan bij de resultaten van het politieonderzoek. Verdachte heeft op 13 maart 2009 een verklaring afgelegd waarin hij vertelt over de hoogte van de buit (iets minder dan € 200,00) de verdeling daarvan, de vluchtroute en het verlies van verdachtes gsm tijdens de vlucht in de buurt van een brug). [medeverdachte 2] is op 4 maart 2009 door de politie gehoord en geconfronteerd met de inhoud van een CIE-PV. [medeverdachte 2] heeft toen onder meer verklaard dat [[verdachte 9], [medeverdachte 10], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] de overval op de friture ’[plaats delict 1] hebben gepleegd, dat alle de daders dit tegen hem hebben gezegd, dat [verdachte 9] bij de deur is blijven staan, dat hij daags na de overval bij [verdachte 9] thuis is geweest en toen hoorde van [verdachte 9] dat [verdachte 9] tijdens de vlucht bij een brug zijn gsm had verloren. [verdachte 9] heeft ter zitting bevestigd dat hij zijn telefoon tijdens vlucht verloren heeft. Op grond van deze feiten en omstandigheden kan geconcludeerd worden dat [medeverdachte 2] reeds op 4 maart beschikte over specifieke daderinformatie, welke informatie hij alleen maar gekregen kan hebben van daders zelf, waaronder verdachte. De rechtbank merkt daarbij voorts op dat verdachte en de medeverdachten allen bestrijden dat [medeverdachte 2] alstoen daarbij aanwezig was. Ten aanzien van feit 2: - de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting - het proces-verbaal van aangifte Ten aanzien van feit 3: - de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting inhoudende: dat hij in de auto gezeten heeft ook nadat [medeverdachte 2] hem verteld had dat die auto gestolen was. - het proces-verbaal van aangifte De rechtbank is van oordeel dat het in een auto zitten en dus gebruik maken van een voorwerp, wetende dat het van een misdrijf afkomstig is, voorhanden hebben is zoals bedoeld in artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht. 7.3. Bewezenverklaring Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het sub 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij op 20 december 2008 te Blerick tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld toebehorende aan ’[plaats delict 1] welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededader(s) de vlucht mogelijk te maken, welk geweld heeft bestaan in het zich lostrekken uit de greep van genoemde [slachtoffer 3] en welke bedreiging met geweld heeft bestaan in het tonen van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan genoemde [slachtoffer 2] en het richten van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het hoofd, althans lichaam van genoemde [slachtoffer 2] en daarbij tegen genoemde [slachtoffer 2] heeft gezegd: "Geld", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking; 2. hij in de nacht van 30 november 2008 op 1 december 2008 te Panningen tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een clubgebouw, gelegen aan de [adres], heeft weggenomen twee kluizen toebehorende aan de [slachtoffer 5] waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak; 3. hij in de periode van 26 november tot en met 9 december 2008 te Tegelen, in elk geval in de gemeente Venlo, een personenauto, merk Subaru voorhanden heeft gehad terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die personenauto wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof; Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. 8. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie 8.1. Kwalificatie Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende misdrijven: T.a.v. feit 1: diefstal, voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen T.a.v. feit 2: diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak T.a.v. feit 3: opzetheling Het misdrijf sub 1 is strafbaar gesteld bij artikel 312, juncto artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. Het misdrijf sub 2 is strafbaar gesteld bij artikel 311, juncto artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. Het misdrijf sub 3 is strafbaar gesteld bij artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht. 9. De strafbaarheid van verdachte De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft. 10. De straffen en/of maatregelen 10.1. De eis van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de bewezenverklaarde feiten zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 30 maanden, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht. 10.2. Het standpunt van de verdediging De raadsman heeft primair een vrijspraak bepleit voor feit 1 en 3. Subsidiair heeft de raadsman een gevangenisstraf bepleit gelijk aan het voorarrest indien de rechtbank toch tot een bewezenverklaring voor alle drie de ten laste gelegde feiten mocht komen. 10.3. De overwegingen van de rechtbank Op 20 december 2008 bezorgt een groep jongens, waarvan verdachte deel uitmaakt, de eigenaars van friture “’[plaats delict 1]” de schrik van hun leven door een gewapende overval te plegen. Hoewel verdachte zijn rol anders doet voorkomen acht de rechtbank bewezen dat verdachte, door op de uitkijk te (blijven) staan, medepleger is van dit zeer ernstige feit. Daarnaast is verdachte betrokken geweest bij een inbraak in een sportkantine en heeft hij zich schuldig gemaakt aan heling van een gestolen auto. In hoeverre het tot verdachte doordringt welke ellende hij met zijn daden anderen mensen bezorgt is de rechtbank niet duidelijk geworden. Wel maakt de rechtbank uit hetgeen verdachte daarover heeft verklaard op dat verdachte rekening houdt met de risico’s die hijzelf, als meerderjarige, loopt. Immers, bij de bespreking van het overvalplan bracht hij in dat de minderjarigen veel minder straf zouden krijgen dan de meerderjarigen. Verdachte had in dit opzicht kennis terzake; hij is meerdere keren door de kinderrechter veroordeeld in verband met diefstal en geweld. Twee dagen voor de overval op de frituur liep de proeftijd af, en daarmee het verplichte begeleidingscontact, opgelegd door de Meervoudige Kamer in 2006, in verband met het plegen van straatroven. Bij het bepalen van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte eerder is veroordeeld. Daarnaast betrekt de rechtbank in haar overwegingen dat verdachte zich in eerder verplicht reclasseringscontact begeleidbaar heeft opgesteld. Hij kwam zijn afspraken na, ook tijdens een intensief begeleidingstraject als het HKJ-traject, zo blijkt uit de reclasseringsrapportage. Anderzijds, zo komt ook in de rapportage naar voren, heeft de begeleiding er tot op heden niet toe geleid dat verdachte zich afzijdig houdt van criminele jongeren. Hij zoekt hen op en onder invloed van deze contacten en drugs komt hij opnieuw tot het plegen van ernstige delicten. Het recidiverisico wordt hoog ingeschat. Zowel verdachte als de reclassering achten een verplicht reclasseringscontact zinvol en noodzakelijk, waarbij volgens de reclassering een cognitieve vaardigheidstraining en/of leefstijltraining gericht op het middelengebruik geïndiceerd is. De rechtbank kan zich vinden in de conclusies van de reclassering en zal daarmee rekening houden, zodat de strafmaat als volgt wordt bepaald. Gelet op de ernst van de feiten en rekening houdend met de straffen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden opgelegd, legt de rechtbank op een gevangenisstraf van 28 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest. Om verdere recidive te voorkomen legt de rechtbank verplicht reclasseringstoezicht op, inclusief noodzakelijk geachte gedragsinterventies, gedurende de proeftijd, die twee jaar bedraagt. De rechtbank wijkt hier af van de eis van de officier van justitie om verdachte, die te kennen heeft gegeven zijn scholing weer te willen oppakken, in de gelegenheid te stellen dit met ingang van schooljaar 2010/2011 te doen. 10.4. De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel [slachtoffer 5] Panningen, heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder 3 ten laste gelegde feit geleden materiële schade. [slachtoffer 5] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van € 2.040,16 gesteld, en wil die schade vergoed krijgen. Aangezien de in de vordering vermelde schade niet is onderbouwd dient de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering te worden verklaard. Aangezien de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard, zal de verdachte niet worden veroordeeld in de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt. Niet gebleken is dat verdachte (extra) kosten heeft gemaakt ten aanzien van de civiele vordering. De rechtbank zal deze kosten vaststellen op nihil. 11. Toepasselijke wetsartikelen Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen: Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 57, 310, 311, 312 en 416 12. Beslissing De rechtbank: verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het sub 1, 2 en 3 ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij; verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar; veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 28 maanden; beveelt dat van deze gevangenisstraf 10 maanden niet zullen worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op twee jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd; stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende die proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die hem zullen worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, arrondissement Roermond, met opdracht aan de Reclassering aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere voorwaarde; beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht; vordering benadeelde partij t.a.v feit 2 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 5] Panningen, niet ontvankelijk in haar vordering; veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte ten behoeve van zijn verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil. Vonnis gewezen door mrs. M.J.A.G. van Baal, Y.J.C.A. Roeffen en M.J.H. van den Hombergh, rechters, van wie mr. M.J.A.G. van Baal voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.C.M. Müller als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 31 juli 2009.