Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ4504

Datum uitspraak2009-07-06
Datum gepubliceerd2009-08-04
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers08/2451
Statusgepubliceerd


Indicatie

Overdrachtsbelasting. De onroerende zaak is geleverd in vrije staat, terwijl de teruglevering heeft plaatsgevonden in verhuurde staat. Hierdoor is niet voldaan aan het vereiste voor teruggaaf van overdrachtsbelasting dat de toestand van vóór de verkrijging zowel feitelijk als rechtens wordt hersteld.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer Procedurenummer: AWB 08/2451 Uitspraakdatum: 6 juli 2009 Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen X, wonende te Z, eiser, en de inspecteur van de Belastingdienst P, verweerder. 1. Ontstaan en loop van het geding 1.1. Ter zake van de verkrijging op 9 oktober 2006 van de onroerende zaak a-straat 1b te Q is een bedrag van € 10.210 aan overdrachtsbelasting op aangifte voldaan. 1.2. Verweerder heeft het verzoek van eiser van 11 oktober 2006 om teruggaaf van de afgedragen overdrachtsbelasting opgevat als een bezwaarschrift tegen de bij de voldoening gedane aangifte. Verweerder heeft het bezwaar bij uitspraak op bezwaar van 14 januari 2008 ongegrond verklaard. 1.3. Eiser heeft daartegen bij brief van 21 februari 2008, ontvangen bij de rechtbank op dezelfde dag, pro forma beroep ingesteld. Bij brief van 3 april heeft eiser de gronden van zijn beroep aangevuld. 1.4. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend. 1.5. Eiser heeft vóór de zitting een nader stuk ingediend. Dit stuk is in afschrift verstrekt aan verweerder. 1.6. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 maart 2009. Eiser is daar in persoon verschenen. Namens verweerder is verschenen A. Beide partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij. 2. Tussen partijen vaststaande feiten 2.1. Bij notariële akte van 12 maart 2002 heeft eiser aan B BV een appartementsrecht geleverd, rechtgevend op het uitsluitend gebruik van de woning, welke in de notariële akte van levering van 12 maart 2002 is aangeduid met I b . Bij deze akte heeft eiser aan C geleverd het appartementsrecht rechtgevend op het uitsluitend gebruik van de woning, welke in de notariële akte van levering van 12 maart 2002 is aangeduid met II b. In de door eiser als bijlage 3 bij het beroepschrift gevoegde akte van levering van 12 maart 2002 is – voor zover van belang – vermeld: “LEVERING, REGISTERGOED, GEBRUIK (…) I (…) b. het uitsluitend gebruik van de woning op de begane grond, eerste verdieping en tuin met toebehoren, plaatselijk bekend a-straat 1b te Q (…) II (…) b. het uitsluitend gebruik van de woning op de tweede en derde verdieping met toebehoren, plaatselijk bekend a-straat 1a te Q (…) KOOPPRIJS, VERREKENING DIVERSE BEDRAGEN De koopprijs van het verkochte sub I. bedraagt tweehonderd vijftienduizend vijfhonderd vijf en veertig euro en zestig eurocent (€ 215.545,60) en de koopprijs van het verkochte sub II. bedraagt éénhonderd zeventigduizend eenhonderd zeven en zestig euro en acht en vijftig eurocent (€ 170.167,58). (…) BEPALINGEN (…) Garanties van verkoper Artikel 5 Verkoper garandeert het navolgende: (…) 2. het verkochte wordt overgedragen vrij van huur, pacht, lease en/of andere aanspraken tot gebruik (…) KOOPOVEREENKOMST Voor zover daarvan in deze akte niet is afgeweken, blijft tussen partijen gelden hetgeen in de koopovereenkomst (en ook overigens) tussen hen is overeengekomen, met dien verstande dat de daarin opgenomen ontbindende voorwaarden zijn vervallen.” 2.2. Op 9 oktober 2006 heeft B BV de onroerende zaak a-straat 1b geleverd aan eiser. In de akte van levering staat voor zover van hier belang: “A. INLEIDING (…) Partijen hebben op acht maart tweeduizend twee met betrekking tot de aan de levering ten grondslag liggende koopovereenkomst een aanvullende overeenkomst gesloten, waarin zij onderling zijn overeengekomen indien de eigenaar (in de overeenkomst genoemd koper) niet meer in staat is gebleken haar hypotheekverplichtingen na te komen dan wel indien koper het pand niet meer in eigen gebruik heeft, eigenaar onvoorwaardelijk haar medewerking zal verlenen om het registergoed terug te leveren aan X (in de overeenkomst genoemd verkoper). (…) Beide genoemde voorwaarden zijn thans vervuld. De teruglevering wordt niet door de eigenaar betwist. (…) D. BEPALINGEN De teruglevering wordt aangegaan onder de volgende bepalingen: (…) Artikel 6 Het registergoed wordt op heden aanvaard onder gestanddoening van de lopende huurovereenkomst. (…) J. OVERDRACHTSBELASTING Bij voormelde akte van levering de dato twaalf maart tweeduizend twee voor notaris D verleden, is het registergoed voor de berekening van de overdrachtsbelasting betrokken voor een waarde van éénhonderdzeventigduizend éénhonderdzevenenzestig euro en achtenvijftig eurocent (€ 170.167,58). Partijen zijn onderling overeengekomen dat de in deze akte vermelde teruglevering aan X zal plaatsvinden tegen dezelfde waarde. “ 2.3. Bij brief van 11 oktober 2006 heeft eiser verzocht om teruggaaf van de afgedragen overdrachtsbelasting. Het verzoek is door verweerder zowel aangemerkt als een verzoek in de zin van artikel 19 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (hierna: WBR) en als een bezwaarschrift tegen de op aangifte afgedragen overdrachtsbelasting. Het verzoek en het bezwaar zijn door verweerder afgewezen. 3. Geschil en standpunten van partijen 3.1. In geschil is het antwoord op de vraag of de verkrijging door eiser van de onroerende zaak a-straat 1b te Q op 9 oktober 2006 is vrijgesteld van overdrachtsbelasting op grond van artikel 15, eerste lid, onderdeel r, WBR, en of verweerder het verzoek van eiser in de zin van artikel 19 WBR terecht heeft afgewezen. 3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd dient te worden aangemerkt, en het verhandelde ter zitting. 3.3. Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot vermindering van de aanslag tot nihil. 3.4. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep. 4. Beoordeling van het geschil 4.1. Eiser heeft desgevraagd ter zitting verklaard dat het beroep is gericht tegen zowel de uitspraak op bezwaar als tegen de eveneens in de uitspraak op bezwaar neergelegde beslissing van verweerder tot afwijzing van eisers verzoek om teruggaaf van overdrachtsbelasting. 4.2. Voor zover het beroep is gericht tegen de in de uitspraak op bezwaar neergelegde beslissing van verweerder tot afwijzing van eisers verzoek om teruggaaf is dit niet-ontvankelijk. De afwijzing van verweerder is immers een primaire beschikking, waartegen geen beroep openstaat, maar bezwaar (artikel 6:13 Awb). 4.3. Voor zover het beroep is gericht tegen de in de uitspraak op bezwaar neergelegde ongegrondverklaring van het bezwaar, overweegt de rechtbank als volgt. 4.3.1. In artikel 15, eerste lid, onderdeel r, WBR is bepaald dat onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden van de belasting is vrijgesteld de verkrijging krachtens herstel als is bedoeld in artikel 19. 4.3.2. In artikel 19, lid 1, WBR is bepaald: Op verzoek wordt teruggaaf van de belasting verleend, indien de toestand van vóór de verkrijging zowel feitelijk als rechtens wordt hersteld als gevolg van: a. de vervulling van een ontbindende voorwaarde; b. nietigheid of vernietiging; c. ontbinding wegens niet-nakoming van een verbintenis. Indien in de gevallen als zijn bedoeld onder a en b een akte in de openbare registers, bedoeld in afdeling 2 van titel 1 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, is ingeschreven, wordt zodanig herstel in geen geval aanwezig geacht voor de inschrijving van een verklaring, akte of rechterlijke uitspraak waarbij de vervulling van de voorwaarde, de nietigheid of de vernietiging wordt vastgesteld. 4.3.3. In artikel 19 WBR wordt in de eerste plaats als vereiste voor teruggaaf van overdrachtsbelasting gesteld dat de toestand van vóór de verkrijging zowel feitelijk als rechtens wordt hersteld. Verweerder heeft – door eiser niet bestreden - gesteld dat de aan B BV op 12 maart 2002 geleverde onroerende zaak is geleverd in vrije staat, terwijl de teruglevering van deze onroerende zaak heeft plaatsgevonden in verhuurde staat. Dit brengt naar het oordeel van de rechtbank mee dat aan voormeld vereiste niet is voldaan, zodat reeds daarom geconcludeerd moet worden dat verweerder het bezwaar terecht ongegrond verklaard heeft. Het beroep is in zoverre ongegrond en behoeft voor het overige geen bespreking. 5. Proceskosten De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. 6. Beslissing De rechtbank: - verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover gericht tegen de afwijzing van het verzoek om teruggaaf, en - verklaart het beroep voor het overige ongegrond. Deze uitspraak is gedaan op 6 juli 2009 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. Chr.Th.P.M. Zandhuis, voorzitter, mr. G.W.J. Harten en mr. E. Jochem, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W. Kuik, griffier. Afschrift verzonden aan partijen op: De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm. Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam. Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd; 2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep.