Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ4522

Datum uitspraak2009-01-21
Datum gepubliceerd2009-08-04
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Middelburg
Zaaknummers62559/ HA ZA 08-200
Statusgepubliceerd


Indicatie

Eiseres heeft dijkpercelen in gebruik op Tholen en in Sint Philipsland. In juli 2007 heeft waterschap eiseres meegedeeld dat geconstateerd was dat hij niet aan de maaiverplichtingen had voldaan op de waterkering aan de polders te Sint Philipsland. Hij werd tot uiterlijk een augustus dat jaar in de gelegenheid gesteld om alsnog aan de onderhoudsverplichtingen te voldoen. In een brief van 28 augustus 2007 wordt meegedeeld dat geconstateerd was dat nog steeds niet aan de maaiverplichtingen was voldaan en kondigt voorts aan de voornemens te zijn bestuursdwang toe te passen, indien op een oktober van dat jaar het onderhoud nog niet is uitgevoerd. Na een oktober 2007 heeft het waterschap met toepassing van bestuursdwang de onderhoudswerkzaamheden aan de bij eiseres in gebruik zijn de dijkpercelen zelf uitgevoerd. De kosten daarvan heeft het waterschap bij eiseres inrekening gebracht.


Uitspraak

Uitspraak vonnis RECHTBANK MIDDELBURG 62559 / HA ZA 08-200 Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 62559 / HA ZA 08-200 Vonnis van 21 januari 2009 in de zaak van [eiseres], wonende te Sint Maartensdijk, eiseres, advocaat mr. B. Vermeirssen te Goes, tegen de rechtspersoon naar publiekrecht WATERSCHAP DE ZEEUWSE EILANDEN, gevestigd te Middelburg, gedaagde, advocaat mr. C.J. IJdema te Middelburg. Partijen zullen hierna [eiseres] en het Waterschap genoemd worden. De procedure Het verloop van de procedure blijkt uit: het tussenvonnis van 30 juli 2008 het proces-verbaal van comparitie van 15 september 2008. Ten slotte is vonnis bepaald. De feiten [eiseres] heeft dijkpercelen in gebruik in de [polder] en de [polder twee] op Tholen en in de [polder drie] en [polder vier] in St. Philipsland. 2.2. Bij brief van 9 juli 2007 heeft het Waterschap [eiseres] medegedeeld dat geconstateerd was dat hij niet aan de maaiverplichtingen had voldaan op de waterkering aan de [polder drie], [polder twee] en [polder vier] te St. Philipsland. Hij werd tot uiterlijk 1 augustus dat jaar in de gelegenheid gesteld om alsnog aan de onderhoudverplichtingen te voldoen. 2.3. Bij brief van 28 augustus 2007 heeft het Waterschap [eiseres] medegedeeld dat geconstateerd was dat nog steeds niet aan de maaiverplichtingen was voldaan. Het Waterschap wijst er in die brief op dat de zeedijk van de [polder] en de Oudepolder niet zijn gemaaid en dat die van de [polder vier] en de Abraham [polder drie] wel zijn gemaaid, maar dat het maaisel niet is afgevoerd. Het Waterschap kondigt voorts aan voornemens te zijn bestuursdwang toe te passen, indien op 1 oktober van dat jaar blijkt dat het onderhoud nog niet is uitgevoerd. 2.4. Bij besluit van 12 september 2007 heeft het Waterschap aangekondigd daadwerkelijk bestuursdwang toe te passen indien [eiseres] niet voor 1 oktober 2007 aan de overtreding een einde zou maken. Tegen dit besluit heeft [eiseres] op 28 april 2008 bezwaar gemaakt. Bij besluit van 5 juni 2008 heeft het Waterschap dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens (niet verschoonbare) termijnoverschrijding. Tegen de beslissing op bezwaar is geen beroep ingesteld. 2.5. Na 1 oktober 2007 heeft het Waterschap met toepassing van bestuursdwang de onderhoudswerkzaamheden aan de bij [eiseres] in gebruik zijnde dijkpercelen zelf uitgevoerd. De kosten daarvan (€ 8.916,12) heeft het Waterschap bij [eiseres] in rekening gebracht. Ter invordering van de kosten heeft het Waterschap op 20 februari 2008 een dwangbevel uitgevaardigd. Dit dwangbevel is op 4 maart 2008 bij deurwaardersexploot aan [eiseres] betekend. Het geschil [eiseres] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, het verzet tegen het dwangbevel d.d. 4 maart 2008 gegrond verklaart en het Waterschap verbiedt het dwangbevel te executeren dan wel de hoogte van het dwangbevel te beperken tot een door de rechtbank te bepalen bedrag, met veroordeling van het Waterschap in de proceskosten. [eiseres] stelt dat het dwangbevel ten onrechte is uitgevaardigd. Het was voor hem namelijk niet mogelijk om (volledig) aan de last te voldoen. Door de aanwezigheid van basaltblokken is het voor [eiseres] praktisch onmogelijk om de dijkpercelen te maaien. Enkele delen van de dijkpercelen heeft hij wel gemaaid. Het Waterschap heeft die daarna nogmaals gemaaid. Bovendien zijn de kosten van de bestuursdwang veel te hoog. [eiseres] bewtist dat die kosten redelijk zijn. Het Waterschap heeft de percelen bovendien niet gemaaid, maar geklepeld, zodat het hooi niets waard is. Op een deel van de dijkpercelen houdt [eiseres] schapen. Hiervoor geldt daarom geen maaiplicht. Voorts doet [eiseres] een beroep op het gelijkheidsbeginsel en wijst hij erop dat hij nog recht heeft op een schadevergoeding van het Waterschap in verband met een andere kwestie. Ten slotte verzet [eiseres] zich tegen de invorderingskosten à € 833,--. 3.2. Het Waterschap stelt dat zij bevoegd was om na 1 oktober 2007 bestuursdwang toe te passen omdat dient te worden uitgegaan van de formele rechtskracht, althans de rechtmatigheid, van het bestuursdwangbesluit. Het Waterschap betwist dat het maaien van de dijkvakken niet mogelijk zou zijn geweest. In de [polder twee], [polder drie] en [polder vier] waren geen (basalt)blokken aanwezig. In het dijkvak van de [polder] hebben mogelijk wat steentjes gelegen, maar niet zodanig dat het onmogelijk was dit dijkvak te maaien. Dat blijkt wel uit het feit dat het Waterschap dit dijkvak zelf zonder schade aan machines heeft kunnen maaien. Het Waterschap heeft alleen geconstateerd dat een deel van de zeedijk in de [polder vier] te St. Philipsland was gemaaid, maar het maaisel was blijven liggen. Het is voor de wortelgroei van de grassetting essentieel om het maaisel te verwijderen. Op 1 oktober 2007 was het gras weer zodanig gegroeid, dat het maaisel niet zomaar verwijderd kon worden. Daarom moest het opnieuw worden gemaaid. De kosten die voor de bestuursdwang in rekening zijn gebracht zijn reëel. Het Waterschap specificeert en onderbouwt die kosten. Zij heeft slechts een klein gedeelte van het dijkvak in de [polder] geklepeld in verband met de aanwezigheid van koolzaad. Het is het Waterschap bekend dat [eiseres] op het dijkvak in de [polder] af en toe schapen laat weiden. Het gras was desondanks te lang en moest gemaaid worden. Het Waterschap betwist dat zij in strijd met het gelijkheidbeginsel heeft gehandeld. [eiseres] had dit argument ook in een procedure tegen het besluit tot toepassing van bestuursdwang moeten aanvoeren. Dat aan [eiseres] nog geen schadevergoeding is uitgekeerd wegens de werkzaamheden in het kader van het project BOK, betekent niet dat het Waterschap thans de kosten van bestuursdwang niet mag invorderen. Het bedrag van € 833,-- aan invorderingskosten komt voor verhaal in aanmerking. De beoordeling In deze procedure dient van de rechtmatigheid van het besluit tot toepassing van bestuursdwang te worden uitgegaan. Dit betekent dat de vragen of het voor [eiseres] al dan niet mogelijk was om de in het besluit van 12 september 2007 genoemde werkzaamheden uit te voeren dan wel of hij die werkzaamheden toen reeds had uitgevoerd thans niet meer aan de orde kunnen komen. Dit geldt ook voor het beroep van [eiseres] op het gelijkheidbeginsel. In deze procedure kan uitsluitend worden getoetst of na 1 oktober 2007 terecht tot de uitoefening van bestuursdwang is overgegaan en of de daarvoor gemaakte kosten redelijk zijn. 4.2. [eiseres] heeft ter comparitie een handgeschreven overzicht laten overleggen met betrekking tot de bij hem in gebruik zijnde dijkpercelen. Hij omschrijft daarin welke dijkvakken hij zelf heeft gemaaid, welke hij heeft laten maaien, welke niet gemaaid konden worden en welke door schapen werden begraasd. Met betrekking tot de dijkvakken die hij zelf zou hebben gemaaid (vak 1 deels, vak 3 deels en vak 5), heeft [eiseres] echter niet toegelicht wanneer hij deze werkzaamheden heeft uitgevoerd. Uit de stellingen van [eiseres] kan daarom niet worden afgeleid dat hij deze werkzaamheden heeft uitgevoerd tussen 12 september en 1 oktober 2007. Hij heeft daarmee naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd dat toepassing van bestuursdwang met betrekking tot deze dijkvakken onnodig was. Het zelfde geldt met betrekking tot het dijkvak dat door schapen zou zijn begraasd (vak 1 deels). [eiseres] heeft de stelling van het Waterschap dat het gras desondanks te hoog stond, niet bestreden. Ten aanzien van de dijkvakken die door derden zouden zijn gemaaid (vak 1 deels en vak 2), is de rechtbank van oordeel dat uit de stellingen van [eiseres] noch uit de overgelegde facturen kan worden afgeleid dat dit na 12 september 2007 is gebeurd. Uit de overgelegde facturen van agrarisch loon- en grondverzetbedrijf Fase te Poortvliet kan alleen worden afgeleid dat aan [eiseres] maaiwerkzaamheden op 11 juni 2007 en 30 juli 2007 in rekening zijn gebracht. Dit was dus enige tijd voor het bestuursdwangbesluit van 12 september 2007 en daarom voor onderhavige beoordeling niet relevant. De verder nog overgelegde factuur van 31 december 2007 heeft geen betrekking op maaiwerkzaamheden. Ten aanzien van de percelen die niet zouden kunnen worden gemaaid (vak 3 deels en vak 4) overweegt de rechtbank, onder verwijzing naar rechtsoverweging 4.1., dat dit argument in deze procedure geen rol kan spelen. Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat [eiseres] onvoldoende heeft onderbouwd waarom het Waterschap niet tot toepassing van bestuursdwang mocht overgaan. De rechtbank gaat er daarom van uit dat dit terecht is gebeurd. 4.3. Aan de orde is daarom thans de vraag of de aan [eiseres] in rekening gebrachte kosten voor de uitoefening van bestuursdwang door het Waterschap, redelijk zijn. Het Waterschap heeft die kosten bij conclusie van antwoord gespecificeerd en onderbouwd. Het Waterschap verwijst daarbij ondermeer naar een factuur die als productie 11 bij conclusie van antwoord is overgelegd. Daaruit blijkt dat het Waterschap voor maaiwerk een bedrag van € 475,84 en een bedrag van € 392,70 (fa. Zandee) in rekening heeft gebracht. Verder blijkt uit de factuur dat het Waterschap voor kosten toezicht, controle en handhaving een bedrag van € 5.757,49 en voor maaiwerk waterschapsmedewerkers + materieel € 2.290,09 in rekening heeft gebracht. Het Waterschap licht hierbij toe dat is bijgehouden wanneer en hoeveel tijd het personeel bezig is geweest met de werkzaamheden die in het kader van de toepassing van bestuursdwang zijn verricht. Deze tijd is vervolgens vermenigvuldigd met het uurtarief dat het dagelijks bestuur van het Waterschap voor zijn medewerkers heeft vastgesteld. Verder heeft het Waterschap voor de inzet van eigen tractoren een tarief van € 20,04 per uur gerekend en voor een eigen tractor met maai- of harkmachine € 41,88 per uur. Gelet op deze toelichting en specificatie had het naar het oordeel van de rechtbank op de weg van [eiseres] gelegen om ter comparitie (nader) te onderbouwen op grond waarvan de door het Waterschap in rekening gebrachte kosten niet redelijk zouden zijn. Hij heeft in dit verband echter slechts verwezen naar de door hem overgelegde facturen van de firma Fase. Daaruit kan echter niet worden afgeleid dat de kosten die het Waterschap in rekening brengt, onredelijk hoog zouden zijn. De betreffende facturen hebben immers slechts betrekking op enkele uren werk, terwijl het Waterschap omvangrijkere werkzaamheden heeft uitgevoerd. Bovendien blijkt daaruit dat Fase een hoger uurtarief hanteert dat het Waterschap in rekening heeft gebracht. Bij het ontbreken van een voldoende onderbouwing, kan de rechtbank dan ook niet concluderen dat de kosten die door de uitoefening van bestuursdwang bij [eiseres] in rekening zijn gebracht, niet redelijk zouden zijn. 4.5. Het Waterschap hij bij conclusie van antwoord toegelicht dat het bedrag van € 833,-- als invorderingskosten door de deurwaarder in rekening is gebracht. Het betreffen hier dus niet – zoals namens [eiseres] ter comparitie is gesteld – mogelijk toekomstige kosten, maar daadwerkelijk gemaakte kosten in verband met de invordering. Deze kosten staan los van de kosten van het betekenen van het deurwaardersexploot. De stellingen van [eiseres] op dit punt worden daarom verworpen. 4.4. Het voorgaande brengt mee dat de vordering van [eiseres] zal worden afgewezen. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van het Waterschap worden begroot op: - vastrecht € 254,-- - salaris advocaat € 768,-- (2 x tarief € 384,--) Totaal € 1.022,-- De beslissing De rechtbank: - wijst de vordering van [eiseres] af; - veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding welke aan de zijde van het Waterschap tot aan dit moment worden begroot op € 1.022,--. Dit vonnis is gewezen door mr. J. de Graaf en in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2009.