Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ4542

Datum uitspraak2009-07-31
Datum gepubliceerd2009-08-07
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/4335 WAJONG
Statusgepubliceerd


Indicatie

Terechte ingangsdatum uitkering ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening joggehandicapten (Wajong). De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat het Uwv terecht heeft geconcludeerd dat 1 september 2005 moet worden beschouwd als de eerste arbeidsongeschiktheidsdag. Zorgvuldig medisch onderzoek. Geen gegevens verstrekt door appellant met betrekking tot de aard en de frequentie van de hulp van het Bureau Studentenpsychologen.


Uitspraak

08/4335 WAJONG Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [appellant] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 4 juni 2008, 07/1482 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 31 juli 2009 I. PROCESVERLOOP Namens appellant heeft mr. J.C. Walker, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 juni 2009. Appellant is, met schriftelijke kennisgeving, niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door F.M.J. Eijmael. II. OVERWEGINGEN 1. De Raad gaat uit van de door de rechtbank in rubriek 2 van de aangevallen uitspraak weergegeven feiten en omstandigheden. De Raad vermeldt hier dat het Uwv bij besluit van 27 september 2006 aan appellant met ingang van 31 augustus 2006 een uitkering ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening joggehandicapten (Wajong) heeft toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen de ingangsdatum van deze uitkering. Bij besluit op bezwaar van 19 februari 2007 (het bestreden besluit) heeft het Uwv dit bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 27 september 2006 gehandhaafd. 2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het door appellant tegen het bestreden besluit ingestelde beroep, gericht tegen de ingangsdatum van de toegekende Wajong-uitkering, ongegrond verklaard. 3. In hoger beroep heeft appellant doen aanvoeren dat de eerste dag van zijn arbeidsongeschiktheid in januari 2004 is gelegen. In die maand heeft hij contact gezocht met het Bureau Studentenpsychologen van de Universiteit Twente, hetgeen te ontlenen valt aan een (in bezwaar) ingezonden brief van 1 april 2004 van dit Bureau. Voorts heeft appellant aangevoerd dat gezien de problematiek in deze zaak in het kader van een zorgvuldig onderzoek het op de weg van het Uwv had gelegen om verdere medische informatie op te vragen bij de dienst studentenpsychologen. 4.1. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat het Uwv in navolging van de (bezwaar)verzekeringsartsen terecht heeft geconcludeerd dat 1 september 2005 moet worden beschouwd als de eerste arbeidsongeschiktheidsdag. 4.2. De Raad onderkent dat de bezwaarverzekeringsarts bij het onderzoek de beschikking had over de in overweging 3 genoemde brief van 1 april 2004 van het Bureau Studentenpsychologen. Aan die brief valt te ontlenen dat appellant enige tijd daarvoor gebruik had gemaakt van de diensten van de studentenpsychologen en dat hem gevraagd werd naar zijn ervaringen, waartoe een evaluatieformulier was bijgesloten. Deze brief behelst geen verdere informatie over de aard van de gegeven hulp. Bij het licht van het rapport van 22 januari 2007 van de bezwaarverzekeringsarts, waarbij uitvoerig verslag is gedaan van het in aanwezigheid van de moeder van appellant uitgevoerde onderzoek, gaat de Raad ervan uit dat die hulp is gezocht in het kader van de door de bezwaarverzekeringsarts beschreven en bij de afwegingen betrokken veranderingen in het leven van appellant vanaf september 2003. Aldus vermag de Raad niet in zien waarom de bezwaarverzekeringsarts niet heeft mogen volstaan met de door appellant zelf en zijn moeder gegeven informatie met betrekking tot zijn eerste studiejaar. Van onzorgvuldigheid van het medisch onderzoek als gevolg hiervan is, anders dan door appellant is aangevoerd, geen sprake. 4.3. Te minder ziet de Raad reden het onderzoek onzorgvuldig te achten, nu van de zijde van appellant noch in bezwaar, noch in (hoger) beroep gegevens zijn verstrekt met betrekking tot de aard en de frequentie van de hulp van het Bureau Studentenpsychologen. 4.4. De enkele omstandigheid dat er in januari 2004 contact is geweest met dit Bureau is, gelijk de rechtbank heeft geoordeeld, onvoldoende om te aanvaarden dat de eerste arbeidsongeschiktheidsdag eerder dan op 1 september 2005 is gelegen. 5. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking. 6. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos, in tegenwoordigheid van A.E. van Rooij als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2009. (get.) D.J. van der Vos. (get.) A.E. van Rooij. EV